Het CDA en de boosheid van boeren
Samenvatting
Het CDA doet er goed aan niet enkel afkeurend over populisten te spreken, alsof deze een onredelijke stemmingendemocratie willen en de partij zelf een rationele overlegdemocratie voorstaat. Juist vanuit dit overlegmodel heeft het CDA vanuit de emotie richting boeren gehandeld en noodzakelijke veranderingen in de landbouw tegengehouden. Populisme heeft een functie in een democratie. Om die reden is het niet vreemd om op provinciaal niveau te testen of er met Forum voor Democratie kan worden samengewerkt.
Er zijn filosofen die vinden dat zij op basis van hun expertise kunnen bepalen welke politieke keuzes burgers en politieke partijen moeten maken. Ik deel deze mening niet, en geloof zelfs dat zij hiermee hun boekje te buiten gaan. Filosofen kunnen wel de argumenten van boeren en partijen tegen het licht houden en wijzen op de gevolgen van gemaakte keuzes. Zoals, in het geval van het CDA, op de enorme kloof die er bestaat tussen sinds jaar en dag gekoesterde politieke idealen zoals rentmeesterschap en het versterken van de gemeenschap, en de lastige keuzes die de partij in de praktijk moet maken. Ik wil dus ook geen antwoord geven op de vraag of het landelijke CDA of het CDA in Brabant er goed aan doet om samen te werken met Thierry Baudets Forum voor Democratie. Wel wil ik de argumenten analyseren die Paul Rüpp geeft om níét samen te werken met populisten als genoemd FvD.1 Hij geeft er twee. Ten eerste verschilt de overlegdemocratie die het CDA vertegenwoordigt wezenlijk van de stemmingendemocratie van populisten. En ten tweede moet de partij er alles aan doen om de verbondenheid te herstellen met mensen die zich niet erkend voelen. De staat moet zo ingericht worden dat deze burgers zich weer deel van de gemeenschap voelen.
Overlegdemocratie
Nu is het probleem met algemene idealen als gemeenschap en verbondenheid dat ze, net als rentmeesterschap, in theorie wellicht inspirerend kunnen werken, maar in de praktijk van de christendemocratische politiek weinig politieke keuzes uitsluiten, sterker nog, dat ze de partij veel ruimte geven om belangrijke politieke keuzes níét te maken of deze anders zo lang mogelijk uit te stellen. Dit geldt bij uitstek voor CDA’s landbouwbeleid, zoals Ton Duffhues in CDV heeft beschreven.2 En áls er dan eens een duidelijke keuze wordt gemaakt, zoals in het rapport Zij aan zij van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, waarin gesteld wordt dat de waarden duurzaamheid en dierenwelzijn en het inkomen van boeren belangrijker moeten zijn dan de ambitie om de tweede voedselexporteur van de wereld te blijven,3 dan sneuvelt deze kloeke keuze voor meer duurzaamheid onder het protest van boze CDA-leden die zeggen voor de boeren op te komen. Dit debat, maar ook de recente gebeurtenissen in Brabant, waar de CDA-afdeling besloten heeft om in zee te gaan met het FvD, laten zien dat als het gaat over landbouw en de positie van boeren, keuzes niet langer uitgesteld kunnen worden zonder dat het CDA aan geloofwaardigheid inboet, zoals ik hierna uiteenzet.
Rüpp gebruikt de tegen- stelling tussen overleg- democratie en stemmingen- democratie om het CDA als overlegpartij af te zetten tegen Baudets stemmingenpartij.
Bij overlegdemocratie horen, aldus Rüpp, kwalificaties als ‘rationeel samenwerken’, ‘aristocratie des verstands’, ‘beleidsbekwaamheid’, ‘samen door één deur’ en ‘inclusief denken’, terwijl de stemmingendemocratie staat voor ‘gepassioneerd wedijveren’, ‘wisdom of crowds’, ‘publieke aantrekkingskracht’ en ‘exclusief denken’.
Wat de wetenschappelijke waarde van deze kwalificaties – door Rüpp ontleend aan Frank Hendriks4 – ook moge zijn, Rüpps betoog is een opzichtige poging om de rede voor de eigen partij op te eisen, terwijl de tegenpartij, de populisten, bevangen zouden zijn door onredelijke emoties. Bij Rüpp krijgt dit onderscheid een ideologische functie in de klassieke betekenis van het aan het zicht onttrekken van de eigen belangen. Onder het mom van zijn positie in de ‘overlegdemocratie’ heeft het CDA immers geprobeerd om de boeren zo lang mogelijk te vriend te houden. Het eindeloze ‘overleg’ heeft er in dit geval niet toe geleid dat het CDA wel tot rationele’ keuzes is gekomen, bijvoorbeeld ten aanzien van de problemen met mest; nee, deze zijn eindeloos uitgesteld om de ‘stemming’ binnen het CDA zo lang mogelijk goed te houden.
Onder het mom van de ‘overlegdemocratie’ heeft het CDA geprobeerd de boeren zo lang mogelijk te vriend te houden
Retorische strategie
De (eigen) rede tegen de emotie van de ander uitspelen is een bekende retorische strategie om populistische partijen te bekritiseren. Net als de stelling van Rüpp dat deze partijen staan voor de verwording van de democratie. Dit getuigt van een oppervlakkig begrip van de oorzaken van het populisme. De redelijkheid van de gevestigde partijen die in wisselend verband de dominante coalities van de Nederlandse politiek hebben gevormd, bleek uiteindelijk te veel onvrede bij te veel burgers te veroorzaken. Deze ‘stemmingen’ verdwijnen niet door ze als ‘emoties’ of ‘ondemocratisch’ af te doen, maar rechtvaardigen onderzoek, ook bij een gevestigde partij als het CDA, naar de oorzaken van deze onvrede. Dit onderzoek ga ik hier niet bespreken, hoewel het opvalt dat politici uit de gevestigde partijen en ook politieke wetenschappers zich vaak onvoldoende lijken te realiseren dat populisme een bij uitstek democratische reactie is als de raderen van de politiek zijn vastgelopen. Rüpp verwijst naar politiek denkers als Rosanvallon en Lefort om die ‘verwording’ waar populisten verantwoordelijk voor zijn te onderbouwen, maar juist Rosanvallon wijst in zijn studie over ‘tegendemocratie’ ook op de veranderende aanbodkant: een steeds almachtiger staat, een gesloten partijensysteem (het ‘kartel’ van Thierry Baudet), wat nieuwe vormen van protest, controle en hindermacht heeft opgeroepen.5
Om een genuanceerd beeld van de rol van populisme te krijgen is het werk van politiek filosoof Margaret Canovan inspirerend. Zij laat zien dat democratie twee gezichten toont, en dat als ze te weinig van het eerste gezicht laat zien en te veel van het tweede, er ruimte komt voor populisten.6 Het eerste gezicht, the redemptive face, staat voor het verlangen van burgers naar verlossing, bevrijding en erkenning. Dit kan gaan over het verlangen bij arbeiders en feministen, die over het algemeen naar linkse oplossingen hebben gezocht, maar net zo goed bij de hedendaagse populisten die naar rechtse oplossingen kijken: een autoritaire staat, grenzen dicht, enzovoort. Het tweede gezicht van de democratie, the pragmatic face, staat voor de alledaagse, onheroïsche, compromissen zoekende, van bureaucratie zwangere politiek (in Nederland vooral coalitiepolitiek). Daar zit inderdaad veel overleg bij, dus die term ‘overlegdemocratie’ is niet helemaal onzinnig, maar deze is zeker niet minder emotioneel geladen, zoals het idee dat het CDA ‘toch vooral een boerenpartij is’ en voor ‘de boeren’ moet opkomen.
Ik denk dat vooral deze laatste emotie het CDA als overlegpartij nu parten speelt. Deze partij – zelf het product van de boosheid van religieuze groeperingen en partijen op hun achterstelling, en zodoende product van hun verlangen naar emancipatie – is nu verrast door de recente boosheid van boeren die buiten de gebaande paden en traag werkende vertegenwoordigende overlegstructuren hun gelijk zoeken. Hun boosheid afdoen als populisme is een ongelukkige reflex, omdat dan verder niet gekeken hoeft te worden naar de aard van die boosheid. Of bepaalde uitingen van boosheid gerechtvaardigd zijn is primair een politiek oordeel dat partijen en burgers zelf moeten maken, maar bij dit oordeel helpt het wel om verschillende soorten van boosheid te onderscheiden. Boosheid kan het product van rechtvaardigheidsclaims zijn, maar ook van gefrustreerde rancune. Democratie brengt beide in ruime mate voort.7 Het onderscheid tussen beide is meestal moeilijk te maken, omdat wat de een rechtvaardigheid noemt, voor de ander louter rancune is. Bij deze beoordeling zal men moeten kijken naar de redenen van de boosheid (is die terecht?), maar ook – omdat politiek ook tactiek en strategie is – naar wat de boeren met hun boosheid doen, naar hun actiemiddelen. Boeren kunnen terecht boos zijn, maar veel krediet verspelen als ze met tractoren vernielingen aanrichten. Het schrille contrast tussen de kwetsbare publieke positie van zorgmedewerkers in de huidige coronacrisis en de arrogante houding van ‘Ik rij door het hek van de politiek’ van sommige boeren, zal veel burgers te denken geven en de positie van alle boeren op termijn verzwakken.
Voor het beantwoorden van precies deze vragen hebben we politieke partijen nodig.
In plaats van de ‘aristocratie van het verstand’ voor zichzelf te claimen, moeten ze de bestaande emoties van boeren aan de borst drukken. Linksom of rechtsom zal het CDA de confrontatie met hun boosheid moeten aangaan. Dit betekent onderzoeken welke claims van welke boeren (alleen die van Farmers Defence Force of juist die van anderen?) gerechtvaardigd zijn en welke niet. Daarbij past het niet om als het zo uitkomt wetenschappelijke bevindingen zoals die van het RIVM aan de kant te schuiven, zoals de boeren van de FDF deden, of in twijfel te trekken, zoals CDA-Kamerlid Jaco Geurts deed.8
Dit veronderstelt ook dat de partij een idee heeft over de toekomst van de landbouw in Nederland (en Europa), en van haar eigen rol in het recente verleden.
Linksom of rechtsom zal het CDA de confrontatie met de boosheid van de boeren moeten aangaan
Nolens-doctrine
Daarbij is het heel goed mogelijk dat op landelijk niveau andere keuzes worden gemaakt dan op lokaal (Brabants) niveau. Het is begrijpelijk dat het CDA een trauma heeft opgelopen door de eerdere samenwerking met de PVV, maar een soort Nolens-doctrine jegens populistische partijen lijkt mij onzinnig.9 Politiek is ook een leerproces, en de (on)waarde van partijen blijkt vooral als ze in de praktijk getest worden. Wilders faalde voor die test, en zit nog steeds met de brokken. Baudets partij moet ook getest worden, en dan niet door Baudet voortdurend het recht te ontzeggen om allerlei boreale onzin te verkondigen, maar door te kijken wat zijn partij in de praktijk waard is. Dus waarom niet beginnen op lokaal niveau?
Noten
- 1.Paul Rüpp, ‘Democratie in beweging’, Christen Democratische Verkenningen 40 (2020), nr. 1, pp. 39-44.
- 2.Ton Duffhues, ‘CDA en landbouw: historische intelligentie of erfelijk belast?’, Christen Democratische Verkenningen 39 (2019), nr. 4, pp. 24-28.
- 3.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Zij aan zij. Toekomstperspectief voor Nederland in 2030. Uitnodiging tot discussie. Den Haag: CDA, 2019, p. 43. (Intussen is het rapport aangepast; er staat nu te lezen dat genoemde waarden ‘in balans moeten zijn met …’.)
- 4.Frank Hendriks, Democratie onder druk. Over de uitdaging van de stemmingendemocratie. Amsterdam: Van Gennep, 2012.
- 5.Pierre Rosanvallon, Democratie en tegendemocratie. Amsterdam: Boom, 2012.
- 6.Margaret Canovan, ‘Trust the people! Populism and the two faces of democracy’, Political Studies 47 (1999), nr. 1, pp. 2-16.
- 7.Sjaak Koenis, De januskop van de democratie. Over de bronnen van boosheid in de politiek. Amsterdam: Van Gennep, 2016.
- 8.Peter Winterman, ‘Kamerlid Jaco Geurts: Het is niet eerlijk om het CDA de schuld te geven’, Algemeen Dagblad, 9 oktober 2019.
- 9.RKSP-leider Nolens (1860-1931) wilde in de jaren twintig ‘alleen in uiterste noodzaak’ met de socialisten samenwerken; een samenwerking met de SDAP achtte hij ‘zeer ongewenst’.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.