De samenwerking is er, nu het debat nog
Samenvatting
Het is hard nodig dat er binnen het CDA een debat komt over de effectiefste manier om de opvattingen van populistische partijen te bestrijden. De neiging om samenwerking af te wijzen met een partij als Forum voor Democratie – die tegenstellingen aanzet en kracht en electorale meerderheid boven recht en overleg verheft – is begrijpelijk, maar ze vormt een te gemakzuchtig antwoord, dat vooral het gevoel van eigenwaarde dient. Tot nu toe blijkt samenwerking met partijen vóórdat hun bedenkelijke opvattingen dominant zijn geworden, doeltreffender om deze te bestrijden. Deze samenwerking is niet ‘gewoon’, omdat de opvattingen van Forum niet ‘gewoon’ zijn.
Er is een akkoord. Het college van Gedeputeerde Staten in Noord-Brabant is gevormd; de provinciale fracties van CDA en Forum voor Democratie werken daarin samen. Het heeft tot heftige reacties geleid en veel weerzin; mensen die zich de zomer van 2010 herinneren en een herhaling vrezen. Maar of het een herhaling wordt, hangt van het CDA zelf af, en van hoe het nu verdergaat.
Als we het verleden overdoen; als we weer mokkend uit elkaar gaan, ieder overtuigd van het eigen gelijk, wordt het ongetwijfeld een herhaling. Dat hoeft niet als we ditmaal het debat binnen onze partij ordentelijk afmaken met enig begrip voor de standpunten over en weer, om te komen tot een antwoord waarom en hoe we nu verder met deze vragen zullen omgaan. Vraag is niet: ‘Hadden we wel of hadden we niet …?’ De vraag is hoe we effectief kunnen omgaan met het populisme van Baudet en anderen, dat inspeelt op angsten, zorgen en onvrede, en dat het niet zo nauw neemt met waarden van tolerantie, rechtsstaat en een open samenleving. Die vraag gaat voorlopig niet weg, want een groeiend deel van het electoraat herkent zich daar kennelijk in en wordt niet afgeschrikt door dubieuze uitspraken en methoden.
Een echt debat over de samenwerking met Forum in Noord-Brabant is er niet geweest. Er was een gepassioneerde oproep om het niet te doen, en een beargumenteerd betoog van Rüpp in CDV dat Baudet een wezenlijk andere visie op democratie heeft dan het CDA.1 Er was een peiling onder de leden, en de tegenargumenten waren dat provinciale en landelijke politiek verschillend zijn en dat door samenwerking het eigen programma kan worden gerealiseerd. Het zijn allemaal geldige argumenten, maar het is geen debat; het is wat Fransen een dialogue de sourds noemen: niet luisteren en op elkaars argumenten ingaan, maar het eigen geluid laten horen.
Politiek: samenwerken met meer geloven op één kussen
Essentie van politiek is dat partijen verschillende politieke en maatschappijvisies hebben en van mening verschillen over het gewenste overheidsbeleid. Eigen opvattingen over het algemeen belang en wat daaraan dienstbaar is tot gelding brengen, en de samenleving behoeden voor onjuiste ideeën en verkeerd beleid van anderen: dat is waar politieke partijvorming op berust.
Tegelijk is het een gegeven in Nederland dat, om politiek iets voor elkaar te krijgen, partijen altijd op samenwerking met elkaar zijn aangewezen; alleen op lokaal niveau is dat soms anders. Politieke meerderheden in Nederland bestaan daarom altijd uit twee of meer ‘geloven’ op één kussen. Dat wil echter niet zeggen dat het allemaal om het even is; dat alle ‘geloven’ gelijkwaardig zijn en dat met ieder normaal kan worden samengewerkt als men het eens is over een beleidsprogramma.
Politieke samenwerking vergt vertrouwen. Besturen is niet: uitvoeren van wat men op voorhand heeft voorzien en afgesproken. Het is vooral: gezamenlijk kunnen reageren op wat níét is voorzien. Een pandemie als de huidige was door niemand voorzien toen het huidige kabinet aantrad, maar het zittende kabinet móét het aanpakken, ook al zegt het regeerakkoord er niets over. Dat aanpakken veronderstelt instinctieve gelijkgestemdheid in een kabinet en in een coalitie over de beginselen, waarden en uitgangspunten van waar het in de staat en samenleving om gaat en over wat wel en niet aanvaardbaar is. Er zijn deskundige adviezen nodig, maar de aanpak vergt steeds ook politieke keuzes. Nu is de coronacrisis een uitzonderlijke situatie, maar in het dagelijks bestuur – op alle niveaus – is het onvoorziene normaler dan het voorzienbare; regeren is een beetje vooruitzien, maar vooral reageren. Politieke samenwerking binnen het overheidsbestuur vergt dan ook diepgaander samengaan dan over een bestuursakkoord alleen. Het gaat mede om vertrouwen en betrouwbaar zijn. Anders kan men in onvoorziene omstandigheden plotseling mede verantwoordelijk blijken te zijn voor maatregelen waar men het ten principale mee oneens is. Daarom was in 2010 een gedoogconstructie met de PVV wel aanvaardbaar, maar regeringsdeelname niet, want anders dan gedogen brengt dat bestuursverantwoordelijkheid met zich mee.
Regeren is een beetje vooruitzien, maar vooral reageren
Niet gewoon, niet om het even
Wat dat betreft bieden de woorden van Baudet vooralsnog weinig om vertrouwen in te hebben. Dat wat hij allemaal precies zegt daargelaten – want wordt hij daarop aangevallen, dan heeft hij het doorgaans anders gezegd of bedoeld – straalt hij een populistisch beleid uit van geloof in eigen kracht, nationale geldingsdrang, simpele oplossingen, het gelijk van ‘zijn’ meerderheid, waar ook de rechtsstaat desnoods voor moet wijken, superioriteit van eigen cultuur, en vrees voor wat anders is, van elders komt en niet in het eigen denken past. Als het gaat om maatschappelijke vraagstukken moet nog blijken of hij wezenlijk andere oplossingen te bieden heeft dan wat inmiddels zichtbaar is geworden bij vergelijkbare populisten in de VS, Polen, Hongarije, Brazilië, enzovoort. In een wereld waarin een besmetting op een lokale markt in China in drie maanden tijd de wereld op slot kan gooien, komt men er niet met ‘eigen land eerst’, buitensluiting van wat vreemd is, uitsluiting van wat anders is, of opsluiting van wat niet bevalt.
Feit is echter dat Baudet voor zijn woorden een groeiend gehoor heeft en steun krijgt van velen die zich vooral kunnen vinden in onvrede over het beeld van de huidige politieke cultuur en besluitvorming dat ons dagelijks wordt gepresenteerd: een beeld van heftige woorden, ‘onnodige’ ingewikkeldheid, voortdurend falen, en onmacht bij wat velen verontrust. Het doet er niet toe of dat beeld juist is of vooral een mediabeeld; zolang het wordt geloofd, is het werkelijkheid. Dat is het risico van Baudet-praat: dat woorden een werkelijkheid scheppen en giftig kunnen zijn – zie de waarschuwing van schrijver Arnon Grunberg van 4 mei jongstleden – en dat ze, zeker in de politiek, een eigen dynamiek hebben met mogelijk gevolgen onafhankelijk van hun bedoeling of oogmerk.
Alleen al vanwege dat risico moet men Baudets woorden serieus nemen. Hij staat een fundamenteel andere vorm van politiek bedrijven voor, waarbij meer in het geding is dan alleen het te voeren beleid. Denken dat het wel zal loslopen als het erop aankomt, dat ‘de soep niet zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend’, is niet verantwoord. Het betekent ook dat samenwerking met zijn partij niet om het even is; het is niet meer van hetzelfde als met andere partijen. Het vergt een adequate reactie; maar wat is ‘adequaat’ in dit verband?
Artikel 13 van het Program van Uitgangspunten is een gifpil voor het CDA
Wat is adequaat?
Velen hebben bij wat Baudet uitdraagt en voorstaat de instinctieve neiging: ‘Bah, vies; afblijven!’ Dan klinkt algauw de roep om isoleren, uitsluiten en een cordon sanitaire.
Eigen geloofwaardigheid, zelfrespect en vrees om de standpunten van Baudet te legitimeren worden als motief genoemd. Het laatste klinkt vreemd. Die standpunten kregen bij de laatste verkiezingen al meer steun dan die van het CDA; waarom de houding van het CDA dan opeens een legitimatie biedt die er nu niet zou zijn, is minder duidelijk.
Gewezen wordt vaak op artikel 13 van het Program van Uitgangspunten: ‘Geen democratische partij, die de beginselen van ons staatsbestel aanvaardt, mag bij voorbaat worden uitgesloten van het dragen van regeringsverantwoordelijkheid.’2 Die bepaling is in dezen echter veeleer een gifpil voor het CDA, omdat het een onoplosbare ‘giftige’ interne discussie uitlokt. Forum is een partij met verkozen vertegenwoordigers in de Tweede Kamer, die om hun zetel daar in te nemen trouw aan de grondwet hebben beloofd. Stellen dat een partij desalniettemin de beginselen van het staatsbestel niet aanvaardt, veronderstelt dat het CDA daar ‘betere’ criteria voor heeft. De discussie over welke dit zijn, wordt algauw een interne splijtzwam waarin men elkaars ‘democratische’ nieren gaat proeven. Zo ontstaan kerkscheuringen. Het in Noord-Brabant gesloten akkoord illustreert hoe moeilijk dit wordt. In dit akkoord staat de afspraak om een correctief referendum mogelijk te maken waarbij de coalitiepartijen zich op voorhand aan de uitslag committeren. Het is staatsrechtelijk beslist niet koosjer, maar op landelijk niveau werken we samen met een partij die dit al jaren bepleit. Toepassing van artikel 13 wordt dan ook algauw een keuze op voorhand van met wie men na de verkiezingen wel wil samenwerken en met wie liever niet. Maar het artikel was nu juist bedoeld om dat te voorkomen; uitgangspunt is dat niemand op voorhand wordt uitgesloten.
De reactie ‘Bah, vies; afblijven!’ is wel begrijpelijk. Maar men zet daarmee zichzelf buitenspel, en niet de ander. Dat kan verantwoord zijn, bijvoorbeeld wanneer men zich anders mogelijk dienstbaar zou maken aan beleid dat volstrekt tegen de eigen overtuiging ingaat in een coalitie waarin anderen dominant zijn. Die afweging moet echter bij iedere samenwerking worden gemaakt. Maar los daarvan is uitsluiting vooral een gebaar dat slechts het eigen belang en het gevoel van eigenwaarde dient. Men gaat terzijde staan, wat de uitkomst ook is, waar men anders invloed zou kunnen hebben. Er wordt voor gewaarschuwd dat samenwerking met Forum een stap op een hellend vlak is, en misschien is dat ook zo. Maar daartegenover staat: ‘Kwaad overwint omdat goede mensen terzijde blijven staan.’ Dat is het dilemma.
Het gaat er niet om hoe we zelf van alle smetten vrij blijven, maar hoe het land daar effectief voor behoed kan worden
Wat effectief is, moet bepalend zijn
Indien wij het erover eens zijn dat de opvattingen van Baudet weinig heilzaam zijn voor de samenleving, dan gaat het er niet om hoe we zelf van alle smetten vrij blijven; het gaat erom hoe het land effectief voor die opvattingen behoed kan worden. Daarbij gaat het niet om een categorische keuze tussen uitsluiting of samenwerking, maar om de vraag wat effectief is.
Vooralsnog lijkt isoleren en uitsluiten een averechts effect te hebben, niet alleen in Nederland. Betrokken partijen lijken er electoraal bij te gedijen. Uitsluiting bevestigt het beeld dat andere partijen niet willen luisteren, en zelf kan men de verkiezingsbeloften steeds ‘mooier’ maken, want men wordt toch niet tot uitvoering daarvan geroepen. Een cordon sanitaire kan functioneel zijn als alle andere partijen daaraan deelnemen en als het om een kleine extreme minderheid gaat. Maar inmiddels voelt bijna een vierde van de kiezers zich aangesproken door Baudet- of Wilders-praat – dat was althans vóór de coronacrisis het geval –, en dan getuigt het van weinig democratische zin om dat kwart in de ban te doen. Uitsluiten leidt bovendien vermoedelijk tot meer legitimatie van de omstreden opvattingen. Want ieder die zich tot de kritiek en onvrede voelt aangetrokken maar minder opheeft met de omstreden opvattingen, zal menen dat het met die laatste ook wel zal meevallen, omdat hij zelf immers ook niet zo denkt.
De ervaring tot dusver in Nederland leert dat regerings- of bestuurlijke deelname vaak een doeltreffend instrument is om de opkomst van populistische partijen te remmen, juist omdat men al tot participatie in een coalitie geroepen kan worden op een moment dat de omstreden opvattingen (nog) niet dominant zijn. Veel van onze voorouders waren bij de opkomst van D’66 niet minder geschokt door de populistische taal en voorstellen van die partij, die als ondermijning van het politieke bestel werden gezien. Het is echter maar goed dat D’66 nooit om die reden werd uitgesloten, want om deze partij de sympathie van de kiezer te doen verliezen bleek niets zo effectief als regeringsdeelname.
Wie deelneemt aan de regering moet ‘de tanden stukbijten’ op de weerbarstige realiteit, en dan blijkt het onderscheid met andere partijen toch minder dan men had gedacht. De LPF heeft zich nooit meer van zijn regeringsdeelname hersteld, en de PVV verloor, ook na alleen gedoogsteun, drie verkiezingen op rij.
In dat kader kan het ook een verstandige strategie zijn om op het niveau van provincie of gemeente met een partij als Forum bestuurlijke verantwoordelijkheid te dragen – uiteraard onder de voorwaarde dat wat in onze ogen heilloos is in het gedachtegoed, buiten beschouwing wordt gelaten. Niet de geloofwaardigheid van het CDA komt daardoor in het geding, maar veeleer de geloofwaardigheid van Forum, wanneer blijkt dat het zélf lid wordt van het ‘partijkartel’.
Bron: ANP/Valerie Kuypers
Het kan een bron zijn van toenemende frictie tussen wat aan de top wordt geroepen en aan de basis gedaan. Serieuze leden van Forum, met wie vermoedelijk goed valt samen te werken, zullen zich voor de voeten gelopen voelen door onberaden uitspraken van Baudet, hetgeen alleen maar kan bijdragen aan spanning binnen die partij. De ervaring leert dat populistische partijen doorgaans eerst worden aangetast door interne spanningen en afsplitsing, alvorens zij hun electorale aantrekkelijkheid gaan verliezen.
Een koers nodig
Het voorgaande is geen pleidooi om nu maar snel op alle niveaus bestuurlijk met Forum te gaan samenwerken. Men heeft met Forum, net als met de PVV, te maken met een andere kijk op democratie, de rechtsstaat, verantwoord overheidsbeleid en de omgang met minderheden.
Vooralsnog blijkt Baudet in zijn streven naar electorale macht bereid om niet alleen de politiek maar ook de samenleving te polariseren. Voorbeelden van hoe desastreus dit kan uitpakken, stapelen zich de afgelopen tijd in andere landen snel op. Wat dat betreft zijn de opvattingen van Baudet geen ‘geloof’ als andere geloven, waarmee samenwerking om het even is. Het voorgaande is ook geen recept voor hoe met die samenwerking moet worden omgegaan. Het betreft hier slechts een aantal overwegingen die bij de noodzakelijke afweging een rol spelen.
Het voorgaande is vooral bedoeld als waarschuwing tegen de te gemakzuchtige reactie van ‘Bah, vies; afblijven!’ en de daarmee samenhangende categorische afwijzing van bestuurlijke samenwerking. Dat is een gebaar dat doorgaans averechtse gevolgen heeft, waardoor de uitgesloten partij sneller dominant wordt. Samenwerking of geen samenwerking is niet eenvoudig een kwestie van voor of tegen in het licht van plaatselijke of provinciale omstandigheden. De beslissing daarover moet onderdeel zijn van een bredere strategie met betrekking tot de vraag hoe er moet worden omgegaan met populistische partijen die onzekerheid, vrees en zorg trachten te mobiliseren tot cultus van eigen kracht, eigen cultuur en eigen volk in een meer ‘gesloten’ samenleving. Die strategie moet mede een antwoord bieden op de onderliggende onvrede over het huidige functioneren van het democratische bestel. Een antwoord daarop is niet: hetzelfde zeggen maar op gematigder toon; wie dat doet, verliest het altijd van de extremere taal. Een dergelijke strategie zal ook implicaties moeten hebben voor de wijze waarop wordt omgegaan met partijen waarmee wél ‘normaal’ kan worden samengewerkt. Nu doet zich het merkwaardige verschijnsel voor dat we ten felste bestrijden met wie we wél kunnen samenwerken, maar geen gemeenschappelijk effectief antwoord hebben op wat we echt afkeuren. Ook dat speelt populisten in de kaart: de middenpartijen winnen of verliezen ten koste van elkaar, maar verliezen gezamenlijk terrein aan populistische partijen.
De opvattingen van Baudet zijn geen ‘geloof’ als andere geloven, waarmee samenwerking om het even is
Noten
- 1.Paul Rüpp, ‘Democratie in beweging’, Christen Democratische Verkenningen 40 (2020), nr. 1, pp. 39-44.
- 2.Commissie-Steenkamp, Program van Uitgangspunten CDA. Den Haag: CDA, 1989, p. 14. Zie www.cda.nl/leden/publicaties/program-van-uitgangspunten
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.