Vol overtuiging het debat aangaan
Samenvatting
CDA’er en ‘crisismanager’ Hubert Bruls is er helder in: het kabinet heeft de coronacrisis naar het zich nu laat aanzien adequaat aangepakt. En het CDA is absoluut niet in crisis door de gebeurtenissen in Brabant rondom Forum voor Democratie. ‘Maar de partij moet wel volop het debat aangaan. Dat er in onze partij kritiek is heeft juist iets positiefs. Blijkbaar hebben we een geweten in onze club.’
Bruls is als voorzitter van het Veiligheidsberaad tijdens de coronacrisis veelvuldig in het nieuws. CDV sprak hem over de aanpak van die crisis. Hij maakt zich druk over degenen aan de zijlijn die met wijsheid achteraf het kabinet te slap of te streng ingrijpen verwijten. ‘Iedereen die roept dat het kabinet in het begin veel strenger had moeten ingrijpen of zegt dat er veel minder had hoeven te gebeuren, oordeelt te gemakkelijk’, stelt Bruls. We bevragen hem als crisismanager ook over de situatie in Noord-Brabant, waar het CDA een coalitie is aangegaan met Forum voor Democratie. Hij bestempelt deze situatie uitdrukkelijk niet als een crisis, maar ze kan het wel worden als het CDA te angstig opereert. ‘Smoor het debat niet; ga moeilijke vragen niet uit de weg, ook al doen ze pijn’, is zijn advies. ‘Gezicht vooruit en uitgaan van eigen kracht.’ Er is alle reden om dat te doen, omdat de coronacrisis laat zien dat het christendemocratisch geluid sterk resoneert ‘in een zorgzame samenleving als de onze’, zo stelt hij. ‘Durf te profileren waar je voor staat, en probeer niet met iedereen vriendjes te worden. Laat vanuit overtuiging zien wie je bent; dán krijg je vrienden.’
Bruls is sinds 2012 burgemeester van Nijmegen. Daarvoor was hij onder meer Tweede Kamerlid en burgemeester van Venlo. In oktober 2016 werd hij voorzitter van het Veiligheidsberaad, waar de voorzitters van de 25 veiligheidsregio’s in zitten.
De crisisaanpak bij corona
Hoe kijkt u terug op de eerste fase in de crisisaanpak van het kabinet?
‘Toen op 12 maart in Nederland de beperkingen werden ingevoerd, was dat een adequate reactie op het virus dat half januari in China opgedoken was. De steun voor de aanpak was heel groot. Het voordeel van de eerste periode, die van de lockdown, was dat de maatregelen uniform waren; ze golden voor iedereen. Er was een duidelijk doel: de besmetting indammen en ervoor zorgen dat er voldoende zorgcapaciteit overbleef. Iedereen trok in de eerste kritieke fase – toen de ic’s overbezet waren en er een ramp dreigde – aan hetzelfde koord. Die duidelijkheid is vanuit crisismanagement gezien ideaal.

Hubert Bruls
Bron: Gemeente Nijmegen
We zijn nu in een andere fase beland, waarin de vrijheidsbeperkingen stap voor stap worden losgelaten en waarin ook de doelen en belangen complexer en meerduidig zijn. Nu we de vrijheid stapje voor stapje terugkrijgen, worden we met terugwerkende kracht veel kritischer. Klopt het allemaal wel? Is het wel nodig geweest?
De standaardregels – we blijven thuis, houden anderhalve meter afstand, komen niet in groepen bij elkaar, enzovoort – zijn nog hetzelfde, maar het gevoel erbij is anders geworden. In de eerste fase was er zonder meer acceptatie van een boete, bijvoorbeeld bij overtreden van de regels, maar nu klinkt er ook protest.’
Toch wordt juist die uniformiteit van beleid en regels in de eerste fase nu aangevochten. Volgens de een is er te slap en te laat gehandeld, volgens de ander was van meet af aan meer maatwerk nodig geweest.
‘Dat is precies mijn punt: het is makkelijke kritiek achteraf. In het begin van haar boek De trotse toren over het fin de siècle verwoordt historica Barbara Tuchman dit schitterend. Mensen beschrijven het tijdperk vóór 1914 in idyllische termen, maar alle uitspraken over het heerlijke leven in die tijd zijn afkomstig van ná 1914, toen de ellende van de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Achteraf gezien vertekent deze blik enorm, door de kennis dat die periode erna zo verschrikkelijk was; maar vóór 1914 was het echt allesbehalve rozengeur en maneschijn. Als je er middenin zit is de werkelijkheid altijd rommeliger, grimmiger en lastiger dan we ons later herinneren. Bedenk wel: het coronavirus was nieuw; zoiets hadden we nog niet eerder meegemaakt. De Spaanse griep is meer dan honderd jaar geleden; er is geen enkele ooggetuige meer in leven. Er waren wel theorieën over een mogelijke grootschalige uitbraak van een infectieziekte, maar dat is nog wat anders dan de confrontatie ermee in de praktijk. Dan moet je een psychologische drempel over. Denkt u dat de Nederlandse samenleving het zomaar geaccepteerd had als we begin februari het land in een lockdown hadden gezet? Dat is totaal niet reëel. Zo werkt de samenleving niet, en zo werkt politiek niet. Dat is een kwestie van timing, van psychologie, van draagvlak. De knop ging pas om na het eerste besmettingsgeval in de omgeving van Tilburg, eind februari. Toen is direct snel gehandeld. Ik vind dus juist niet dat er te langzaam of te slap gehandeld is. Het bewijs van goed ingrijpen is ook geleverd: de Nederlandse aanpak gaat allesbehalve gepaard met slechte coronacijfers. De situatie hier is bijvoorbeeld veel beter dan die in België, waar ze strengere maatregelen hebben genomen maar waar het aantal dodelijke slachtoffers per duizend inwoners veel groter is. Iedereen die nu roept: “Je had veel strenger moeten ingrijpen”, bijvoorbeeld al in februari de lockdown in, of, wat je nu ook hoort, dat er “veel minder had hoeven te gebeuren”, oordeelt te makkelijk. Vindt iemand van die laatste groep nou werkelijk dat het kabinet niets had moeten doen terwijl er mensen doodgingen aan corona? Dan vraag je iets aan politici wat je aan jezelf nooit zou durven vragen. Zegt u tegen een naaste: “Laat deze persoon maar doodgaan; het is onze extra inspanningen niet waard.”? Nee toch? Terwijl dat wel het morele dilemma is waar het kabinet voor stond: “Willen we een samenleving zijn die níét hoe dan ook voor haar ouderen en zieken zorgt?” Dat is in ieder geval niet een samenleving waar ik voor zou willen staan. De vraag waar alles om draait is: wat voor samenleving wil je zijn?’
Iedereen die nu roept: “Je had veel strenger moeten ingrijpen” of “er had veel minder hoeven te gebeuren”, oordeelt te makkelijk
Dat lijkt me een goed ijkpunt voor een krachtige en solidaire visie op de samenleving. Wat zijn voor u daarbinnen praktisch gezien belangrijke ijkpunten van goed crisisbeheer?
‘Het eerste ijkpunt is: ga op hoofdlijnen zitten. Er komen een heleboel vragen langs, die vrijwel allemaal belangrijk zijn. Maar het gaat in crises om de essentiële vragen, of je nu minister, burgemeester, ambtenaar, GGD-medewerker of huisarts bent: iedereen moet dat wat normaal gesproken belangrijk is, even aan de kant schuiven. Daarbij heeft iedereen zijn eigen rol. Dat is wat christendemocraten “gespreide verantwoordelijkheid” noemen.’
‘Het tweede ijkpunt is: geef ook ruimte aan de uitvoering. Ik moet mij als burgemeester niet te veel met allerlei uitvoerende details gaan bemoeien, bijvoorbeeld met de vraag hoe het GGD-onderzoek precies loopt. Daar zijn andere professionals voor.’
‘Het derde punt is: wees rolbewust. Als burgemeester of als voorzitter van een veiligheidsregio ben je bijvoorbeeld beslisser, maar soms ook iemand die moet meevoelen in situaties waarin je niets méér voor mensen kunt doen dan alleen luisteren en er te zijn, én je bent communicator, je moet duiding geven. Je kunt niet de hele dag dezelfde rol spelen; je moet een goede balans tussen die verschillende rollen weten te vinden en hierin overtuigend en rolbewust handelen.’
‘En het laatste punt is: blijf vooruitdenken. In de crisis is er de neiging je volledig te laten meevoeren door wat er gebeurt. Maar af en toe een time-out nemen en de hectiek van je afschudden is cruciaal. Je moet met je team de tijd nemen om strategisch en tactisch vooruit te denken. Zo hebben we begin april – midden in fase 1, toen volslagen onduidelijk was hoelang deze fase nog zou duren – bij het kabinet al op een brede focus aangedrongen. Niet alleen kijken naar de gezondheidseffecten van het virus is belangrijk, maar ook het meenemen van de sociaal-maatschappelijke effecten, naast de economische effecten. Wat doet het met mensen als je langere tijd in afzondering leeft? Dat werd in de verpleeghuizen heel wrang zichtbaar, maar geldt ook breder, voor alleenstaanden bijvoorbeeld. Mensen zijn nu eenmaal geboren om elkaar aan te raken; we zijn ongeneeslijk sociaal.’
De uitvoering
Hoe ziet u de rol van de veiligheidsregio’s? Op de verschillen in aanpak tussen veiligheidsregio’s is kritiek gekomen.
‘De veiligheidsregio’s vervullen een praktische en ondersteunende rol. We zijn niet beleidsbepalend, maar worden door het kabinet ingeschakeld om de maatregelen uit te voeren die op rijksniveau genomen zijn. Dan gaat het om maatregelen als anderhalve meter afstand houden en het verbod op samenkomsten. Er zitten wel verschillen in de toepassing van die maatregelen, maar dat is logisch. Een klein dorp in Friesland is nou eenmaal anders dan de Rotterdamse binnenstad. Zo kan de ene markt wel doorgaan en de andere niet, simpelweg omdat er voor de eerste meer ruimte beschikbaar is. Dat is ook precies het maatwerk dat we willen. Er is niet gezegd dat alle markten dicht moeten. Er is gezegd: “Dit zijn de regels, en daarbinnen bestaat ruimte om op verantwoorde wijze verschil te maken.” De regering heeft niet de noodtoestand uitgeroepen, maar heel wijs gezegd: “We maken gebruik van de bestaande structuren”, en toevallig zijn dat in Nederland de veiligheidsregio’s.’
Hoe duidt u de coronacrisis? Wat is volgens u de impact ervan op onze samenleving?
‘Het is veel te voorbarig om nu al een sterktezwakteanalyse of iets dergelijks te geven, als u dat bedoelt. Ik vind over het algemeen wel de snelheid waarmee de samenleving met de maatregelen is meegegaan opmerkelijk. Dat is positief en tekent de veerkracht van onze samenleving. Er wordt weleens geklaagd over de stroperigheid van de bureaucratie en over de eigenzinnigheid van Nederlanders, maar ik zie innovatieve vormen van samenwerking en gedisciplineerd gedrag van burgers in de zorg voor elkaar – natuurlijk een enkele uitwas daargelaten.’
Crisis in het CDA
De samenwerking van het CDA met Forum voor Democratie in Brabant heeft ook kenmerken van een crisis die doet denken aan 2010. Wat staat daarbij volgens u op het spel? Kunt u de heftige reacties begrijpen?
‘Laat ik beginnen te zeggen dat ik dit niet als een crisis binnen het CDA zie. Het is anders dan de situatie in de Rijnhal in Arnhem ten tijde van de samenwerking met de PVV, waar ik bij was. De impact van de toenmalige beslissing voor de gedoogconstructie, die later ook nog eens klapte, was jarenlang enorm. Dat is nu anders; of je het nu leuk vindt of niet, het is toch slechts een provinciale aangelegenheid. Ik woon in Gelderland en mijn vrouw is voorzitter van het CDAV in onze provincie. Er wordt hier in Nijmegen wel over gesproken, maar het is echt geen groot nummer, terwijl Brabant maar een paar kilometer hiervandaan ligt.’
‘Ik snap wel dat er kritiek is op de constructie. Ik heb die zelf ook. Ik vind dat Forum, met name bij monde van zijn partijleider, een aantal uitspraken heeft gedaan en op omfloerste wijze blijft herhalen die op uiterst gespannen voet staan met de christendemocratische samenlevingsvisie. Men maakt bijvoorbeeld onderscheid tussen mensen tot op het raciaal niveau. Ik werp dat verre van mij. Baudet nuanceert zulke uitspraken altijd weer, maar ondertussen is het wel gezegd. We moeten als partij het gesprek hierover goed blijven voeren op weg naar de Tweede Kamerverkiezingen volgend jaar. Dan komt het CDA landelijk misschien voor een vergelijkbare keuze te staan als nu provinciaal, en moeten we lering trekken uit de ontwikkelingen in Noord-Brabant, maar ook uit wat in Limburg is gebeurd. Het wordt daar weliswaar een “gedoogconstructie” genoemd, maar ondertussen zitten er wel afgevaardigden van de PVV en Forum voor Democratie in het college. Toch schijnt het daar bestuurlijk goed te functioneren. Als ik het zo van een afstand bekijk, is de vraag interessant waarom er in Limburg geen probleem van is gemaakt en in Noord-Brabant wel.’
De samenwerking met Forum is of je het nu leuk vindt of niet slechts een provinciale aangelegenheid
Misschien vanwege de roerige voorgeschiedenis. Het beeld is dat het Brabantse CDA zich eerst door boze boeren heeft laten gijzelen, toen de stekker uit de coalitie trok, en vervolgens met Forum in zee is gegaan.
‘Als dit al zo is, heb ik daar als buitenstaander geen oordeel over. Ik ken de feiten niet en sta er niet middenin. Dan is het eens te meer een Brabants probleem, waar de mensen die daar van de hoed en de rand weten op moeten worden aangesproken. Ik wil daarmee niet de problemen met de leidsman van Forum wegpoetsen, want die zijn er wel degelijk, maar daarmee is het nog geen nationaal probleem voor het CDA dat ingrijpen in de verantwoordelijkheids- verdeling rechtvaardigt. Als we dat zouden doen, wordt het heel erg lastig. We zijn als CDA niet voor niets een partij die gelooft in de kracht van mensen en de opbouw van onderop. Subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring zijn daarvan verschillende uitdrukkingen. Daarbij horen ook provinciale en lokale verschillen. Precies door die erkenning van verschillen is het CDA groot geworden. Daar hoort dus ook bij: eigen ruimte accepteren voor zelfstandige afwegingen. Misschien dat ik een andere keuze gemaakt had, maar ik ben niet voor de keuze gesteld, dus dat is makkelijk praten. Ik respecteer dat ook en ga verder niet een Brabants probleem uitmelken. Maar het debat moet wel doorgaan met het oog op de Tweede Kamerverkiezingen in 2021.’
Sommigen zeggen dat de landelijke partijtop zich in de Noord-Brabantse kwestie te gemakkelijk verscholen heeft achter het begrip ‘subsidiariteit’. Wat vindt u daarvan?
‘De keuze daarvoor is allesbehalve “gemakkelijk”; het is juist een krachtige respons. Ook Rutger Ploum heeft in zijn rol van partijvoorzitter een goede lijn gekozen, met ruimte voor eigen afwegingen en voor zijn kritiek. Ook herken ik me in de kritische beoordeling die de ministers De Jonge en Hoekstra gaven van de kansen tot constructieve samenwerking. Laat ik voor mezelf spreken: ik was in 2010 vóór de gedoogconstructie met de PVV. Ik had met Geert Wilders toen minstens zo weinig als met Thierry Baudet nu. Toch zag ik ruimte, als een handreiking naar de kiezers. Het is goed de hand uit te steken naar kiezers die deels van andere partijen zoals het CDA afkomstig waren. Blijkbaar was er iets mis binnen onze eigen partij, waardoor kiezers afhaakten. In zo’n moeilijke situatie moet je soms verantwoordelijkheid nemen, zeker ook waar andere partijen de neiging hebben daarvoor snel weg te lopen. En helemaal toen ook de mogelijke coalitie met PvdA en GroenLinks geklapt was. Ik heb hiervan geleerd dat het misschien beter was geweest om toen ook “nee” te durven roepen. Niet alleen was het in partijpolitiek opzicht schadelijk, het was ook geen geslaagd kabinet.
Landelijk ben ik nu dan ook kritischer op een coalitie met een populistische partij dan in 2010. Ik zie zo’n gedoogconstructie nu niet zitten, en een constructieve samenwerking zie ik al helemaal niet van de grond komen.’
Blijkbaar was er iets mis in onze eigen partij waardoor kiezers afhaakten
Waarom is dan het debat nodig? Waarover zou dat moeten gaan?
‘Over de samenlevingsvisie en over de normen en waarden die daarachter liggen. Dat is het vruchtbaarst. Niet primair over bepaalde uitspraken die Baudet wel of niet gedaan zou hebben, want dat wordt een lastig wellesnietesspel. Ik heb vorig jaar bij de Provinciale Statenverkiezingen de moeite genomen om op de website het partijprogramma van Forum voor Democratie door te nemen. Uitspraken zoals gedaan door Thierry Baudet staan er niet in. Er staan veel dingen in waar ik het absoluut niet mee eens ben, maar geen zaken die echt niet door de beugel kunnen. Je mag bijvoorbeeld best vinden dat Nederland uit de Europese Unie moet treden. Ik ben er fel op tegen als christendemocraat, maar het is een legitiem standpunt waar je debat over moet voeren, zeker op landelijk niveau, maar ook in de provincies. Dat kan prima. In provincies hoor ik terug: “De mensen van Forum met wie wij te maken hebben zijn redelijke mensen met wie je goed compromissen kunt sluiten. Ze hebben geen raciale opvattingen die tegen onze principes ingaan.” Deze mensen moet je niet uitsluiten omdat de taal van Baudet je niet aanstaat.’
Investeer volop in je eigen kracht, en probeer niet met iedereen vrienden te worden
Lessen voor de toekomst
Welke vervolgstappen zijn er landelijk gezien nu nodig voor het CDA, ook indachtig de lessen van goed crisisbeheer?
‘Ik zou me als partij niet te veel door Forum laten verlammen, en vooral vanuit eigen kracht redeneren. Ja, er is in Brabant een besluit genomen waar een heleboel mensen over vallen, binnen én buiten het CDA. Je kunt ook zeggen: “Het is de kracht van de partij dat dit kan; het is mooi dat er geen veto uit Den Haag is gekomen.” We laten ons op dit punt te veel in de hoek drijven en in het defensief dwingen. In plaats daarvan zouden we moeten investeren in de kracht van ons eigen verhaal. De VVD hoeft zich voor dit soort zaken veel minder te verantwoorden, maar ook dat is voor ons niet negatief. Het laat zien dat er een geweten zit in onze club. Het mag, móét in de politiek volop schuren, en afwegingen zijn vaak pijnlijk. Het is niet erg om voluit te erkennen dat er geen makkelijke oplossingen zijn. We moeten niet in een kramp schieten. Het is van groot belang om binnen de partij een open debat te voeren, en we moeten dit dus zeker niet tegenhouden of in de kiem smoren omdat het onwenselijk of te pijnlijk zou zijn. Accepteer dat mensen van mening verschillen, dan kun je van elkaars ervaringen leren en samen door schade en schande wijzer worden. Als we intern al discussies willen vermijden omdat ze onwenselijk of te pijnlijk zijn – wat verwacht je dan dat anderen van ons vinden? Daar gaat toch geen enkele inspirerende kracht van uit? Dan zetten we elkaar volledig vast en kunnen we ook de samenleving niet van dienst zijn, waar veel te verdienen valt voor het CDA. Dat is in mijn optiek dan ook de taak van het landelijke CDA-bestuur: om dat debat met leden de ruimte te geven en dit zonder kramp te laten plaatsvinden. Investeer volop in je eigen kracht, en probeer niet met iedereen vrienden te worden. Laat in plaats daarvan krachtig zien wie je bent; dán krijg je vrienden.’
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.