Personalisme: hét alternatief voor Zoom
Samenvatting
‘Het beste antwoord op het individualisme.’ Zo noemde ik een bundel met essays over het personalisme twee jaar geleden in een recensie in Christen Democratische Verkenningen.1 De ik heeft de jij nodig. Politici die het juiste alternatief zoeken voor individualisme hebben nu een nog steviger bundel te lezen.
En hebben weer meer munitie in het debat en in de krant. Onder redactie van twee filosofiewetenschappers, Claudia Bouteligier en Timo Slootweg, verscheen eerder dit jaar een bundel met vijftien essays, besprekingen, over Europese filosofen rondom het thema personalisme. Alles komt langs: van de Europese Unie tot de nabije omgeving, van nationalisme tot de mens in de wereld.
Mens en samenleving
‘Personalisme’ is een onderschat begrip. Het raakt de mens, en wel héél de mens, dus als onderdeel van de samenleving, van de gemeenschap. Het raakt daarmee aan de broederschap die de verbinding moet maken tussen de vrijheid van het individu en de gelijkheid binnen het collectief. Pluriformiteit van de maatschappij gekoppeld aan de uniciteit van mensen. Emmanuel Mounier, besproken door Barend Tensen, koppelt personalisme sterk aan de kracht van decentrale oplossingen en aan zaken als deze broederschap. Verwijzend naar het thomisme en het communitarisme, waarbij de diversiteit en het bonum commune geroemd worden. Mens en samenleving versterken elkaar. Personalisme zet de mens centraal, maar wel als onderdeel van de samenleving, steeds in contact met anderen. Tegen het particularisme. Het individu is statisch, maar de persoon is dynamisch, in beweging; ‘voortdurend onderweg’, schrijft Slootweg in zijn analyse.
Het is lastig om in deze recensie de woorden op te nemen van vijftien auteurs die de gedachten van vele eminente filosofen beschrijven.
Denkers uit Scandinavië (Kierkegaard), Frankrijk (Ricœur), Italië/Duitsland (Guardini) en Oostenrijk (Buber) laten zien dat we niet altijd Amerikanen nodig hebben.
De filosoof Paul Scholten benadrukt – maar ook anderen doen dit – dat in het personalisme de mensen ook een ‘eigen verantwoordelijkheid’ hebben en dat ‘de mens zelf goed en kwaad moet kunnen onderscheiden’. Niks afschuiven op de overheid. En dus is ook het ‘autonome geweten’ van Immanuel Kant hier relevant. Zelfs Protagoras, de man van ‘De mens is de maat van alle dingen’, sprak al over het ‘persoonlijke domein’ (inclusief familie en vrienden) en het ‘individuele domein’ (enkel de ik). Personaliteit is dan het oerrecht dat aan alle grondrechten ten grondslag ligt. Daarom mag, kan, móét een persoon opstaan tegen een dictatuur, die alles wil behalve pluriformiteit.

Claudia Bouteligier en Timo Slootweg (redactie)
Rechtvaardigheid, persoon en creativiteit. Personalisme ín recht en politiek
Gompel&Svacina | 2020 | 383 pp. | € 49,00 | ISBN 9789463711760
Interessant is de Spaanse filosoof Miguel de Unamuno, die besproken wordt aan de hand van Don Quichot. Unamuno spreekt over de ‘egoïst’ (denkt aan zichzelf en zijn eigen belangen) en de ‘egotist’ (verdedigt zichzelf en wie hij is, met inbegrip van zijn relationele en sociale dimensies), en hij betoogt dat naast de ratio ook de wil en de hartstochten van belang zijn.
Ik-Jij tegenover Ik-Het
In deze tijd waarin we allemaal voor een belangrijk deel zitten opgesloten, lijkt personalisme ver weg. Claudia Bouteligier schrijft in dat kader: ‘De relatie met de ander is constitutief voor het realiseren van de ware gemeenschap.’ Dan is het niet vreemd te lezen dat in de afgelopen maanden introverte mensen floreerden: eindelijk geen evenementen waar je naartoe moet gaan of een excuus voor moet bedenken. Bouteligier bespreekt Martin Buber, die hier het warme ‘Ik-Jij’ (onbaatzuchtigheid) plaatst tegenover het killere ‘Ik-Het’ (eigenbelang/opportunisme). Het tegenover Ik, Jij, gemeenschap. Het individu is te herleiden tot berekeningen en statistieken, maar de persoon is onderdeel van de gemeenschap.
De verschillende auteurs en ‘hun’ filosofen schakelen moeiteloos tussen persoon, land, Europa en de wereld.
Stefan Waanders bespreekt de Duits-Italiaanse filosoof Romano Guardini, die de persoon als onderdeel in de wereld plaatst. Met zijn ‘twee brandpunten’, de wereld en de persoon, loopt Guardini vooruit op de encycliek Laudato Si’ van paus Franciscus.
Over de EU is Guardini verrassend actueel als hij zegt dat ‘eigenheid en gemeenschappelijkheid’ belangrijker zijn dan de Europese bureaucratie.
Hij betoogt dat landen zich ‘niet moeten opsluiten in nationaal egoïsme’ en dat ‘de natiestaten de waardigheid van het verschil onderkennen’, een pleidooi voor regio’s met hun eigen identiteit. En ik denk zelf ook dat in een groter wordende EU de regio’s voor samenhang en een zekere demping kunnen zorgen, zodat mensen zich meer herkennen.2 Daarbij vind ik het begrip ‘Europese Gemeenschap’ beter passen dan ‘Europese Unie’.
‘Wij zijn individualisten noch collectivisten; wij zijn personalisten’
Jozef Waanders bespreekt de Duitse filosoof Karl Jaspers. Hier komt aan de orde dat ‘het menselijke niet los te denken is van de wereld’. Vrijheid en zelfverwerkelijking krijgen bij Jaspers veel aandacht, maar wel steeds in de maatschappelijke context.
Regio’s staan dichter bij mensen dan de natiestaat of de EU
Boeiend is de beschrijving van het personalisme van de Frans-Zwitserse filosoof Denis de Rougemont door Ger Groot. De Rougemont citeert de Joodse Rus Alexandre Marc, die zei: ‘Wij zijn individualisten noch collectivisten, wij zijn personalisten.’ Niet het ‘ik’, maar het ‘gij’, schrijft Groot; bijna op zijn Brabants. De Rougemont is voorts kritisch naar totalitaire vormen van natiestaat of partij. Hij brengt het personalisme ook in het Europese debat. En terecht betoogt hij dat een krachtig Europa, in zekere zin federalistisch, een sterke Europese Unie, een Europa van de regio’s is. De regio’s, inderdaad ook landsgrensoverschrijdend, staan dichter bij identiteit, cultuur en hoe mensen in het leven staan. Op de vraag of het nationalisme uit te roeien is zegt hij: ‘Nee, uitroeien kun je zoiets niet. Je moet nooit negatief te werk gaan. Je kunt het vervangen door te werken met regio’s. Met iets concreets, nietwaar …’ Daarbij is hij een aanhanger van het culturele hartland van Europa: Rijn en Donau.
De Franse filosofe en mystica Simone Weil, besproken door Laetitia Houben, heeft haar afkeer van het collectief door heel haar werk lopen. De Frans-Joodse wijsgeer Emmanuel Levinas bespreekt het personalisme vanuit zijn oorlogservaringen. Hoe in de vernietigingskampen de slachtoffers volledig ontmenselijkt werden. Erger kan niet. Ricœur spreekt over de drie componenten van het ethisch streven: ‘het individu, de interpersoonlijke relatie en de maatschappelijke relatie’. Steeds deze drie samen. De Marokkaans-Franse filosoof Mohamed Aziz Lahbabi brengt de islamitische visie op personalisme in. Hij benoemt persoon-zijn als een werkwoord, als iets dynamisch, ‘personaliseren’. Mensen zijn voortdurend bezig zichzelf te verbeteren, en staan ook zo in de wereld.
Terug naar het Binnenhof en de raadszaal
Wat betekent dit alles, deze mooie woorden in dit boek, nu voor praktisch handelen in de politiek van vandaag? Deze essays schrijven sterk over ‘mens en samenleving’, en dit staat tegenover ‘individu en overheid’. En hiermee heeft iedere CDA-politicus een fundament om ieder debat over elk onderwerp aan te gaan. Het gaat over de jeugdzorg in de gemeente, over het energiebeleid in de Tweede Kamer, en over de kracht van regio’s in de Europese context in Brussel. En zeker ook onze Eerste Kamerleden, die weer net iets filosofischer naar wetgeving en de inrichting van de samenleving kunnen (en moeten) kijken, staan sterker, en meer op onze wortels, als ze deze essays lezen, begrijpen en, vooral, toepassen. Deze essays zijn een prima alternatief voor de wetgevingsreflex die je aantreft bij veel politici van partijen als D66 en GroenLinks. Ik hoop dat ook de programcommissie van het CDA haar fundament baseert op deze teksten en gedachten.
Deze essays vormen een prima alternatief voor de wetgevingsreflex binnen partijen als D66 en GroenLinks
Mensen in plaats van burgers
Het mooie van de hier besproken essays is dat de auteurs steeds spreken over ‘mensen’, en niet over ‘burgers’. Politici doen bijna altijd dat laatste. Bij ‘burgers’ denk ik aan een abstract iemand, iets juridisch, die voor het loket staat bij de overheid; bij ‘mensen’ daarentegen denk ik aan actieve lieden midden in de samenleving. En ja, personalisme verdraagt zich heel moeilijk met eindeloos thuiswerken, enkel online les krijgen, ontmoetingen via Zoom en de anderhalvemeterwereld. Personen willen nabij zijn, mensen omhelzen. ‘Alle werkelijke leven is ontmoeting’, schrijft Martin Buber in 1923 in zijn boek Ik en Jij.

Paolo Giordano
In tijden van besmetting (oorspr. Nel contagio; vert. Pietha de Voogd) Amsterdam: De Bezige Bij | 2020 | 80 pp. | € 9,99
Wake-upcall
Dit essay wordt gedragen door de timing en de charme van de eenvoud. Het is geschreven tussen 29 februari en 4 maart, vlak nadat de pandemie uitbrak in Italië, door Paolo Giordano, een geliefde Italiaanse romanschrijver, vooral bekend van zijn internationale bestseller De eenzaamheid van de priemgetallen.
Hij is als wiskundige goed thuis in de alineaire besmettingslogica van het virus SARS-CoV-2, leidend tot de ziekte COVID-19. Het boekje van 80 pagina’s bestaat uit een aantal korte overpeinzingen die het karakter hebben van dagboekaantekeningen. Giordano laat de crisis vooral verschijnen als een wake-upcall, een mogelijke bezinningsruimte op wat wij werkelijk belangrijk achten en tegelijkertijd te vanzelfsprekend zijn gaan vinden. Hij schrijft: ‘Ik ben niet bang dat ik ziek word. Waarvoor dan wel? Voor alles wat de coronavirusbesmetting kan veranderen. Ik ben bang dat ik ontdek dat de beschaving die ik ken een kaartenhuis is. Dat alles wordt uitgewist. Maar ik ben ook bang voor het tegenovergestelde: dat als de angst straks weg is, alles bij het oude is gebleven.’

Slavoj Žižek
Pandemie. Hoe corona de wereld verandert (oorspr. Pan(dem)ic! COVID-19 shakes the world; vert. Menno Grootveld)
Amsterdam: JEA | 2020 | 150 pp. | € 17,50
Evangelisch communisme
Zorgt de COVID-19-crisis voor een barbaarsheid met een menselijk gezicht, of blijven we werkelijk solidair met de zwakste slachtoffers van de pandemie? Dat is de ultieme vraag die de Sloveense filosoof Slavoj Žižek stelt in zijn goed gedocumenteerde pamflet Pandemie. Het antwoord laat niet op zich wachten van deze auteur die opgroeide in communistisch Joegoslavië en studeerde in Parijs, waar zijn leeftijdgenoot Bernard-Henri Lévy ooit van die barbaarsheid met een menselijk gezicht het startschot maakte voor zijn literaire carrière. Maar anders dan deze laatste Parijse auteur, die zich te vaak vergaloppeerd heeft in lukrake conclusies, moet men toegeven dat Žižek de feiten kent en dat zijn zorg voor wat ons allen aangaat oprecht is. Evenzogoed is ook hij een man met een missie, die een nieuw soort communisme predikt dat ons voor hem inneemt. Het vindt zijn startpunt namelijk in Christus’ omgang met zijn leerlingen. Hoe dit wereldwijde evangelische communisme eruit moet zien, laat Žižek aan anderen over. Hij is immers slechts filosoof.

Carlos de Bourbon de Parme, Sylvester Eijffinger en Paul van Geest
Wat is wijsheid? Enige gedachten over de natuur, de economie en de zin van het leven na de coronacrisis
Baarn: Adveniat | juli 2020 | 70 pp. | € 9,95
Coronacrisis als kans
Wat is wijsheid in deze coronacrisis? In dit essay, tot stand gekomen op basis van een reeks gesprekken, trachten de auteurs een visie te ontwikkelen waarin het woord ‘crisis’ wordt opgevat als ‘kans’. Allereerst vormt de coronacrisis een kans om onze relatie met elkaar te doordenken in de vele sociaal-economische verbanden waarin mensen mondiaal en regionaal leven. Er wordt concreet gepleit voor een verandering van maatschappelijke en economische ontwikkeling op basis van een reflectie op de verhouding van de deugden barmhartigheid en rechtvaardigheid. De coronacrisis vormt ook een kans om onze verhouding tot de natuur en onze omgang met andere levende wezens in een volstrekt nieuw licht te gaan bezien. Ten slotte bleek wereldwijd het virus in religieuze kringen niet alleen gezien te worden als straf van de natuur; onomwonden werden het lijden en de dood als gevolg van de verspreiding van het virus een ‘straf van God’ genoemd. In het laatste deel van hun essay bespreken de auteurs de onzinnigheid van een dergelijke geloofsovertuiging, en omschrijven zij de coronacrisis als kans om een persoonlijke dan wel collectieve groei door te maken en tot wijsheid te komen.

Reinier Sonneveld
Waar is God in de crisis? En waar ben ik?
Amsterdam: Buijten & Schipperheijn Motief | 2020 | 112 pp. | € 12,50
Geen gemakkelijke antwoorden over God en corona
Toen Nederland een paar weken in lockdown zat, zette auteur, coach en theoloog Reinier Sonneveld zich aan het schrijven: waar is God in de coronacrisis, die de hele wereld heeft geveld? Als twintiger studeerde Sonneveld ‘bodemloos’ op de vraag naar God en het lijden. ‘Later merkte ik (…) dat wie zelf lijdt, zelden naar het waarom vraagt.’ Het is inderdaad opvallend dat ook nu, in de coronacrisis, in de Nederlandse samenleving nauwelijks te horen valt dat een epidemie van deze omvang het bestaan van God onmogelijk maakt. Mensen zoeken en vinden eerder de troost van geloof en godsdienst.
Aan de hand van Jezus’ kruiswoorden beschrijft Sonneveld hoe God in Jezus onderdeel van het lijden van de mens is geworden. ‘Skin in the game’ noemt Sonneveld dat, in navolging van de Libanese denker Nassim Nicholas Taleb. God is met huid en haar betrokken bij de pijn van mensen, en daarom is Hij te vertrouwen om je leven aan over te geven. ‘Hij is de voorproever. Ik krijg van hem geen uitleg, geen verklaring, geen model, geen antwoord, maar hij heeft skin in the game. Dan durf ik ook wel.’
Waar hedendaagse opiniemakers in de coronacrisis nogal eens het gevolg zien van de misstanden in onze wereld die ze eerder al hadden aangekaart (‘Zie je nou wel?’), blijkt volgens Sonneveld dat de meeste christenen in Nederland gemakkelijke antwoorden met betrekking tot hun geloof hebben losgelaten. De dominee die aan kinderen een brief over het coronacrisis heeft geschreven waarin hij vertelt dat God boos is op de mensen, krijgt nauwelijks instemming.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.