Ondermijnende criminaliteit als moreel vraagstuk
Samenvatting
De aanpak van ondermijning is niet alleen een juridische strijd tegen criminaliteit. Het is ook een maatschappelijk project dat samenhangt met de uitwassen van een neoliberale samenleving: opkomen voor jezelf, zo veel mogelijk geld verdienen, snel rijk worden, en als het niet verboden is mag het. De maatschappelijke elite heeft op dit punt vaak het verkeerde voorbeeld gegeven. De aanpak van ondermijning is daarmee ten diepste een vraagstuk van maatschappelijke ordening en individuele moraliteit.
Ondermijnende criminaliteit is geen geïsoleerd fenomeen in onze samenleving, maar een vanzelfsprekend bestanddeel daarvan. Zij is op allerlei manieren vertakt met en uitgezaaid in het dagelijkse leven. Het onderscheid tussen onder- en bovenwereld is veel te grofmazig en digitaal. Het wekt de indruk dat een paar slechteriken de onderwereld bevolken, die er bovendien in slagen enkele mensen uit de bovenwereld voor hun karretje te spannen. De rest is zuiver op de graad. Maar het onderscheid is veel gradueler: het varieert van onbewust meedoen, via bewust wegkijken, een graantje meepikken, hand-en-spandiensten verlenen en handlanger zijn tot deel uitmaken van de criminele kern (en alle denkbare variaties daartussen). Het is geen digitale kwestie van goed of fout; ertussen zitten vele tinten grijs. Ook voor mensen in de bovenwereld heeft de ondermijnende criminaliteit soms veel te bieden.
Belangrijk is ook om te ‘snappen’ dat niet alleen economische motieven een rol spelen in de ontwikkeling van ondermijnende criminaliteit, maar ook eigenwaarde en zingeving. Het gaat om meer dan zo veel mogelijk geld verdienen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de 1% MotorClubs (motorclubs waarvan de leden zich niet aan de wet gebonden voelen; ze staan ook wel bekend als Outlaw Motorcycle Gangs of OMGs), waarin kameraadschappelijkheid en de daarmee verband houdende ‘zekerheden’ van groot belang lijken. Het geldt voor woonwagenbewoners, die hun ‘autonome’ levensstijl willen behouden, los van de burgersamenleving. En het geldt voor sommige volkswijken of allochtone gemeenschappen, die zich vaak kenmerken door een grote sociale cohesie. In zekere zin beschikken sommige criminelen over meer legitimiteit dan officiële instanties, en die is niet alleen op dreiging of geweld gebaseerd. Er is sprake van trusted criminals.
Dat criminele activiteiten soms grote aantrekkingskracht kunnen uitoefenen, heeft niet alleen met geld te maken, maar ook met een verlangen naar status, structuur en spanning en met een zekere hang naar autonomie en afkeer van de ‘burgerlijke wereld’; een gevoelen dat zich mengt met verongelijktheid en ressentiment, met zich afzetten tegen de gevestigde wereld. Er is een sfeer van grimmige eigenzinnigheid, die bijvoorbeeld sterk is in de reeds genoemde woonwagenwereld, OMGs en bepaalde volksbuurten, maar soms ook in hogere maatschappelijke klassen. Niet zelden heeft overheidsbeleid in het verleden daar ook weer (onbewust en ongewild) een stimulerende en ‘voedende’ rol in gespeeld.
Het verschijnsel van ondermijning is ook een uitdrukking van een zekere ‘weerbaarheid’ van maatschappelijke onderklassen, althans van delen daarvan. Veel mensen aan de onderkant zien en ervaren dat sommige problemen eerder op hun bordje terechtkomen dan op dat van de hogere klassen (multiculturele samenleving, vluchtelingen, enzovoort). Zij zien ook dat leden van die hogere klassen er vaak in slagen uitstekend voor zichzelf te zorgen. Niet zelden worden zij stevig en onaangenaam bejegend door een verhardende en abstracte overheidsbureaucratie. En zij ervaren ook dat er voortdurend een beroep op de ‘eigen kracht’ en de ‘eigen verantwoordelijkheid’ van burgers wordt gedaan.
Ondermijning is een uitdrukking van ‘weerbaarheid’ van maatschappelijke onderklassen
Welnu, die uitdaging van het ontwikkelen van eigen kracht willen zij wel aangaan, maar dan op hún manier. Nietlegale en criminele activiteiten vormen daarbij een eigen inkomstenbron en zorgen voor economische onafhankelijkheid. De cultivering van een eigen levensstijl – vaak gebaseerd op sterke, maar afwijkende normen en waarden – geeft zin en richting aan het handelen. Soms rauw en niet zelden succesvol verzet tegen overheidsinterventies geeft het gevoel ertoe te doen en een vuist te kunnen maken.
Natuurlijk is er een onderscheid tussen de echt harde criminaliteit (met haar liquidaties, ontvoeringen, wapengebruik en dergelijke) en de hier bedoelde weerbare onderklasse, maar er is zeker overeenkomst in werkelijkheidsdefinitie, afkeer van elites en belangenperceptie. Dit betekent dat de aanpak van ondermijnende criminaliteit nog heel andere dimensies heeft dan nu vaak centraal staan (criminele industrie, ‘grote jongens’). Die kant is er ook, maar er is meer dan dat.
Grensverschijnselen
Wat is eigenlijk ondermijnend crimineel gedrag? Dat is helemaal niet zo duidelijk als wij aanvankelijk dachten. Er is voortdurend debat over, niet alleen juridisch maar ook moreel en maatschappelijk. Natuurlijk, geweld en liquidaties worden unaniem veroordeeld. Maar hennep kweken? Het mag toch verkocht? Een motorclub? Soms wat ver doorgevoerde mannenvriendschap, dat zeker, maar crimineel? Er is een permanente strijd over wat geoorloofd is en wat niet. Het strafrecht stelt daarbij grenzen, en is zeker een moreel ankerpunt. Maar het is ook een strijdtoneel, een arena die is georganiseerd rond kwesties van goed en kwaad, zoals de praktijk van de rechtbank ons dagelijks laat zien. Over de vraag wat ondermijnende criminaliteit is, speelt een voortdurende framing contest, die gaat over welke beelden, opvattingen en benaderingen de bovenhand krijgen. In zekere zin wordt op dit terrein het echte gevecht tegen de ondermijning gevoerd.
Misdaad is ook een manier om mee te tellen
Dat er steeds strijd is rond ondermijning en wat daaronder verstaan moet worden, heeft met de aard van het verschijnsel zelf te maken. Moord en diefstal zijn doorgaans duidelijk. Iedereen is daar wel tegen. Maar ondermijning als misdaadcategorie heeft een aantal kenmerken die minder duidelijk en helder zijn. Ondermijnende criminaliteit is niet gemakkelijk af te bakenen, ook al omdat zij zich over veel activiteiten en handelen uitstrekt en beweeglijk is. Niet alle activiteiten zijn even problematisch. Soms dringt zich de vraag op waar de grens ligt tussen criminaliteit en niet-burgerlijk of onaangepast gedrag. Inzet van het ondermijningsbeleid hoeft niet te zijn dat iedereen een ‘brave burger’ wordt.
Georganiseerde misdaad heeft bovendien positieve sociale en economische functies. Hij voorziet onder meer in de behoefte aan illegale producten of diensten, zoals softdrugs, harddrugs, een aanbod van goedkope gestolen goederen (van sigaretten, via merkkleding en fietsen tot aan auto-onderdelen), prostitutie en goedkope arbeid. Georganiseerde misdaad levert (criminele) geldstromen op en daarmee een illegaal kansencircuit. Crimineel geld is economische smeerolie en werkt statusverhogend: in kleine kring en in sectoren, tot in de ‘bovenwereld’. Criminelen hebben behoefte aan hand-en-spandiensten van bedrijven of specialisten, bijvoorbeeld financieel adviseurs, elektriciens, notarissen of advocaten.
Misdaad levert geld op en er zijn veel mensen die daar behoefte aan hebben.
Het gaat daarbij niet alleen om criminele kopstukken die al een vermogen hebben opgebouwd, maar ook om junior partners, een crimineel middenkader, loopjongens en kleine profiteurs. Waarom voor ruim duizend euro per maand geestdodend werk verrichten, met een lage status, als bijvoorbeeld een parttimebaan in de horeca met criminaliteit kan worden aangevuld met hetzelfde bedrag, maar dan per week? Misdaad is een vorm van economische stijging, maar tegelijkertijd draagt hij bij aan sociale stijging, in elk geval in de eigen leefwereld. Misdaad is ook een manier om mee te tellen.
Rondom ondermijnende criminaliteit is behoefte aan een breed repertoire van justitiële en sociale interventies. Een meervoudige aanpak. De ontwikkeling daarvan staat nog in de kinderschoenen. Verdieping en uitwerking zijn noodzakelijk.
Het is dan nodig om te kijken naar de sociale druk en interne cohesie die in bepaalde gebieden bestaan (zoals in sommige volkswijken). Vanuit de klassieke wijkenaanpak is het positief om het belang van sociale cohesie te benadrukken. Sociale cohesie voorkomt mede dat wijken uiteenvallen en dat mensen aan hun lot worden overgelaten. Vanuit een ander frame is sociale cohesie echter geen oplossing, maar een probleem. Ze zorgt voor gesloten (‘parallelle’) gemeenschappen, die een dekmantel vormen voor activiteiten die het daglicht niet kunnen verdragen. Een zwijgcultuur zorgt ervoor dat autoriteiten daarover slechts moeizaam informatie kunnen verwerven. Behalve een repertoire om sociale cohesie te versterken (uitgangspunt van de wijkaanpak) moet er dus ook een repertoire zijn om op sommige plekken de sociale cohesie te verminderen (of in ieder geval van karakter te veranderen).
De neiging is groot om een instap in de criminele wereld als een probleem van achterstand of mislukte opvoeding te zien. Toch is daar lang niet altijd sprake van. De tijd dat wij dachten dat werk, scholing en een huis wel voldoende zouden zijn, ligt al weer jaren achter ons. De keuze voor een criminele carrière kan ook een ‘positieve’ zijn; men kiest er bewust voor omdat het aantrekkelijker is dan de alternatieven (profvoetballer, popmusicus en crimineel zijn drie mogelijkheden om zonder schoolopleiding toch te kunnen meetellen in de wereld). Wat betekent dit? Hoe daarmee om te gaan? Een verlangen naar autonomie en een afkeer van de ‘burgermaatschappij’ spelen soms een rol. Dat klinkt niet per se onredelijk of onaantrekkelijk, maar maakt nog niet dat alle gedrag dan veroorloofd is.
Het is nodig om naar individuele afwegingen te kijken. Waarom via studeren en werken in je levensonderhoud voorzien, als je op andere manieren op betrekkelijk eenvoudige wijze aan een veelvoud van inkomsten kunt komen? ‘Ik kan makkelijk werkervaringsplaatsen bij de supermarkt regelen, maar ze zien me aankomen’, aldus de hartenkreet van een sociaal werker. Is het mogelijk om de individuele ‘calculus’ van deze mensen te beïnvloeden? Wat is daarvoor nodig? Waarom stappen jongeren met vergelijkbare posities en kansen soms wel en soms niet in de criminele wereld? Wat is daar cruciaal in? Vallen daar lessen uit te trekken?
Tot slot kan ook niet ontkend worden dat een deel van de criminaliteit wél met sociale verhoudingen en problemen te maken heeft. Voor sommige mensen met een marginale positie bieden criminele activiteiten net de extra inkomsten die hen in staat stellen om het hoofd boven water te houden. Voor deze mensen – voor de onderkant van de samenleving – zijn overheid en samenleving vaak hardvochtig geworden.
Zij kunnen zich eigenlijk geen fouten permitteren, maar verkeren in een positie waarin die hun relatief vaak overkomen. Een bekeuring voor een verkeersovertreding kan er dan flink inhakken; voor gedoe met en boetes van het UWV geldt hetzelfde.
Beschavingsoffensief
De verantwoordelijkheid voor de aanpak van ondermijning kan niet uitsluitend bij politie en justitie gelegd worden. Zo is er wel een tijdje naar gekeken, maar dat is onderdeel van het probleem. Het vraagstuk van georganiseerde misdaad is geen juridisch handhavingsvraagstuk, maar een economisch en een sociaal vraagstuk. Een maatschappelijk vraagstuk dat vraagt om een maatschappelijke aanpak. Dat begint nu te dagen, maar moet nog veel verder versterkt worden: in termen van maatschappelijke coalities en sociale innovaties.
De ‘integrale aanpak’ is begonnen als een soort aanvulling op het handhavingstekort van het strafrecht. Omdat het strafrecht tekortschiet, moeten we ook andere instrumenten inzetten. Dat is een miskenning van wat nodig is. Noodzakelijk is een maatschappelijke aanpak, en het strafrecht is een belangrijke (morele) ondersteuning daarvan. Daarvoor moet dat strafrecht wel effectief en gezaghebbend zijn.
Ondermijnende criminaliteit vraagt om (her)bevestiging van een bepaalde morele orde
Hoe lastig ook, aanpak van ondermijnende criminaliteit heeft ook relaties met een (her)bevestiging van een bepaalde morele orde (‘Wat accepteren wij in onze samenleving en wat betekent dit voor jou?’) en met de ontwikkeling van moderne vormen van verheffing of beschaving. Het gaat ook over de vraag wat wij acceptabel vinden in de samenleving, en hoe wij mensen kunnen ondersteunen (en soms dwingen, maar ook ‘verleiden’) om zich daaraan te houden.
De aanpak van ondermijning is niet alleen een juridische strijd tegen criminaliteit. Het is ook een maatschappelijk project dat directe relaties heeft met de uitwassen van een neoliberale samenleving; opkomen voor jezelf, zo veel mogelijk geld verdienen, snel rijk worden, als het niet verboden is mag het. De maatschappelijke elite heeft op dit punt vaak het verkeerde voorbeeld gegeven. De aanpak van ondermijning is daarmee ten diepste ook een vraagstuk van maatschappelijke ordening en individuele moraliteit. En niet alleen bij de criminele kant van onze samenleving.
Noot
- 1.Dit artikel is een bewerking van hoofdstuk 19 van: Pieter Tops en Jan Tromp, De achterkant van Nederland. Hoe onder- en bovenwereld verstrengeld raken. Amsterdam: Balans, 2017.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.