Paranoia Beijing treft minderheden
Samenvatting
Religieuze en etnische minderheden in China hebben het moeilijk. Boeddhistische Tibetanen en islamitische Kazachen en Oeigoeren worden zwaar getroffen door de assimilatiepolitiek van de Chinese autoriteiten. Daarnaast eist de overheid vergaande invloed op het geloof van de negentig miljoen christenen. Als ze zich niet aan de regels houden worden ze gearresteerd. Aan westerse regeringen de vraag of ze hun veiligheid en handelsbelangen in de waagschaal willen leggen om op te komen voor de mensenrechten in China.1
- Plaats: zomaar een wijk in een zuidelijke Chinese miljoenenstad. Er wonen uitsluitend etnische minderheden, cultureel verschillend aan de Han-Chinese meerderheid. In elke straat hangen camera’s die permanent beelden doorsturen naar tientallen kleine politieposten. Daar wordt via tientallen schermen nagegaan wie zich afwijkend gedraagt. Zo iemand zal worden ondervraagd. Als het daarbij blijft …
- Plaats: een Drie-Zelfkerk in een miljoenenstad. Niets ontgaat de geheime politie. Er hangen camera’s en zonder twijfel zijn er spionnen aanwezig. De predikant heeft het over gelovigen die het zout van de aarde zijn (Matteüs 5:13). Opmerkelijk is zijn nadruk op de plicht om hard te werken: ‘Voor God en voor jullie baas.’ Partijleider/ president Xi Jinping kan tevreden zijn.
- Plaats: de lobby van een hotel. De jongeman wacht op een bekende en raakt aan de praat. Hij volgde een technische opleiding en wilde werken bij de overheid. Daar eiste men dat hij zou verklaren niet in God te geloven. Maar hij geloofde juist wel, en zei nee. Sindsdien staat hij op een zwarte lijst. Kerkelijk hoort hij bij een huisgemeente die van de autoriteiten niet mag bestaan.
Van alle 1,29 miljard Chinezen behoort 92 procent tot het volk van de Han. Die naam heeft te maken met de vroegere loyaliteit aan de Handynastie (206 v.Chr.-220 na Chr.). Vanouds probeerden de Han minderheidsgroepen te assimileren. Dat streven is er in Beijing nog steeds.
Officieel telt de Volksrepubliek China 56 minderheidsgroepen, etnisch en/of religieus. Onder de 67 miljoen mensen tellende etnische minderheden bevinden zich de meest in het nieuws komende Oeigoeren, Kazachen, Tibetanen en Mongolen. Tot de religieuze minderheden behoren de boeddhisten, taoïsten, moslims, Falun Gong en protestantse en rooms-katholieke christenen.
Het taoïsme gaat als georganiseerde ‘godsdienst’ terug tot de tweede eeuw na Christus. Alchemistische en meditatieve praktijken van het taoïsme zetten een stempel op de Chinese samenleving. Het boeddhisme kwam uit India en bereikte China zo’n tweeduizend jaar geleden via handelsroutes. Boeddhisten leren dat goddelijke wijsheid en rust slechts te vinden zijn wanneer de mens vrijkomt van verlangens en verleidingen. De islam en het christendom ten slotte kwamen in de zevende eeuw China binnen.
De huidige autoriteiten beschouwen taoïsme en boeddhisme als inheemse religies. Islam en christendom daarentegen worden als vreemd aan China en dus als buitenlandse beïnvloeding gezien. Dat is niet het geval met het confucianisme. Confucius (551-479 v.Chr.) was een Chinese filosoof en de regering beschouwt zijn onderwijs momenteel als uiterst waardevol. Confucius’ nadruk op de noodzaak van hiërarchische ordening en respect voor gezag komt haar goed uit.
Uit alles blijkt dat de Communistische Partij van China (CPC) de controle over minderheidsgroepen niet wil verliezen. De urgentie daarvan wordt vooral gezien als, zoals bij de Oeigoeren en de Kazachen, etnische en religieuze eigenheid samenvallen. Niet dat deze groepen het voortbestaan van het regime serieus bedreigen, maar mocht er ergens sociale onrust ontstaan, dan zouden juist deze minderheden als katalysator kunnen optreden. En anders dan bij Mao Zedong met zijn streven naar permanente revolutie het geval was, is stabiliteit voor de huidige leider Xi Jinping essentieel.
Islam en christendom worden gezien als vreemd aan China en dus als buitenlandse beïnvloeding
Gelet op hun controleparanoia moeten de autoriteiten hevig geschrokken zijn toen in 1999 plotseling duizenden volgelingen van de Falun Gong voor het CPC-bureau op Tienanmen, het Plein van de Hemelse Vrede, in Beijing verschenen. Dat had het regime niet zien aankomen. De naar schatting miljoen aanhangers van de Falun Gong vormen een vaag met het boeddhisme verwante beweging die door meditatie en oefening lichaam en geest op een hoger plan wil brengen. De geschriften van de naar de VS uitgeweken ‘Meester’ Li Hongzhi zijn daarbij leidraad. De Falun Gong treft harde vervolging.
De Chinese regering wil alle buitenlandse inmenging uitbannen. Voor wat de Rooms-Katholieke Kerk betreft is het de CPC uiteraard een doorn in het oog dat de paus er het hoogste gezag uitoefent. Extra ergerlijk is dat het Vaticaan een van de weinige overgebleven staten is die de onafhankelijkheid van de zogeheten Republiek China of Taiwan officieel nog diplomatiek erkent.
Protestanten
Protestanten hebben hun onder Mao Zedong verboden contacten met buitenlandse missionaire groepen weer opgepakt. Begin jaren vijftig had Mao alle buitenlandse zendingswerkers – ‘spirituele agressors’ – het land uitgezet, de invloedrijke China Inland Mission (CIM) als laatste. Maar nadat Washington in 1979 de Volksrepubliek diplomatiek erkende, werd het voor christenen van elders weer mogelijk China binnen te komen. Wel bleven zendingsactiviteiten verboden. Momenteel zouden zich zo’n tienduizend ‘infiltranten’ in China bevinden. Zij worden nauwlettend in de gaten gehouden. Recent werden Japanse en Zuid-Koreaanse gelovigen het land uitgezet.
Misschien dat ook de dramatische Taipingopstand (1850-1864) in het denken van het regime nog een rol speelt. Een zekere Hong Xiuquan wierp zich op als broer van Jezus en stichtte in het zuiden van China het Hemelse Koninkrijk van de Volmaakte Vrede. Tegenover de heersende Mantsjoes van de Qingdynastie pleitte hij voor sociale hervormingen. De daaropvolgende burgeroorlog kostte twintig tot dertig miljoen mensen het leven en wierp een blijvende smet op het christendom.
De zwaarste vervolging treft de circa elf miljoen, overwegend in Xinjiang wonende Oeigoeren
Overal controle
Drie etnische minderheidsgroepen hebben momenteel het meest van de Han-Chinese autoriteiten te duchten. Zo zijn er de boeddhistische Tibetanen die claimen van 1912 tot 1950 een onafhankelijke staat te hebben gevormd. In 1950 werden zij gewelddadig bij de Volksrepubliek ingelijfd. Zij verwijten Beijing culturele en religieuze onderdrukking en vervolging van hun geestelijk leider, de dalai lama. De regering ontkent dit en wijst erop dat grote infrastructurele verbeteringen zijn aangebracht en dat het toerisme in Tibet floreert.
Vervolgens zijn er de islamitische Kazachen, van wie er zo’n 1,6 miljoen in de noordwestelijke autonome regio Xinjiang wonen. Extra probleem voor de regering is dat de Kazachen door het in 1991 uit elkaar vallen van de Sovjet-Unie, in Kazachstan een onafhankelijke staat hebben gekregen. Die zelfstandigheid werkt als een magneet. Kazachen in Xinjiang willen nu ook meer soevereiniteit, of ze vertrekken naar het buurland. Net als de Oeigoeren worden zij onderworpen aan assimilatiebeleid en eventueel naar strafkampen gestuurd.
De zwaarste vervolging treft de circa elf miljoen, overwegend in Xinjiang wonende Oeigoeren. Dit grootste islamitische volk binnen de Volksrepubliek is van Turkse afkomst. Van medio achtste tot medio tiende eeuw functioneerde er een Oeigoers rijk dat een groot deel van Centraal-Azië in beslag nam.
Xinjiang is belangrijk voor de Chinese autoriteiten, niet alleen omdat de provincie een zesde deel van heel China uitmaakt, maar vooral omdat er veel olie en gas wordt gevonden. Bovendien ligt het gebied centraal in de huidige Gordel- en Wegroute, die het Midden-Oosten en Europa met China moet verbinden.
Er is Beijing veel aan gelegen de Oeigoeren onder controle te houden. De Chinese autoriteiten zeggen dat zij er extremisme bestrijden. Inderdaad werden in 2009 in de hoofdstad Ürümqi aanslagen gepleegd, waarbij tweehonderd doden vielen.

Bron: iStock
Ook waren er Oeigoeren die zich in Syrië bij Islamitische Staat aansloten. Maar vormde dit minderheidsextremisme een rechtvaardiging voor de huidige, vaak met geweld en opsluiting gepaard gaande assimilatiepolitiek? Er lijkt sprake te zijn van cultuurmoord door middel van de met prikkeldraad en wachttorens omgeven heropvoedingskampen. Daarin zijn zo’n miljoen mannen, vrouwen en kinderen opgesloten. Veel wijst erop dat Xinjiang de kenmerken van een politiestaat heeft gekregen.
Veel beperkingen
Naast de moskee staat in China de kerk onder druk. In de Volksrepubliek heerst godsdienstvrijheid, mits men zich aan de door het autoritaire bewind gestelde regels houdt. Dat was overigens direct na de maoïstische overwinning op de nationalisten van Chiang Kai-Shek in 1949 al zo. In een in 1950 door de autoriteiten en vier liberale christelijke leiders opgesteld Christelijk Manifest werd toen met het oog op de noodzakelijk geachte controle de Patriottische Drie-Zelf Beweging gelanceerd: alleen geld, alleen activiteiten van Chinezen en alleen bestuur door Chinezen.
Was daar dan iets mis mee? In zendingsgebieden is geleidelijke verzelfstandiging van kerken logisch. Maar boven deze Patriottische kerken stond een toezichthoudend Staatsbureau voor Religieuze Zaken. Ook inhoudelijk meenden de autoriteiten te moeten voorschrijven wat kerken wel en niet mochten leren en doen. Jongeren mochten niet met het evangelie worden benaderd. Voorgangers moesten verkondigen dat niet Jezus, maar de maoïsten de hemel op aarde zouden brengen.
In reactie daarop weigerde de overgrote meerderheid van zowel protestanten als rooms-katholieken volhardend te buigen. Zij vormden ‘ondergronds’ opererende huisgemeenten.
Vervolgens gebeurde er iets opmerkelijks. Terwijl Mao Zedong via zijn Rode Boekje de Rode Garde opzweepte zich te keren tegen alle religie, groeide het aantal christenen spectaculair. De Culturele Revolutie (1966-1976) kostte aan minstens twee miljoen mensen het leven. Tegelijk nam het aantal gelovigen toe van een miljoen in 1949 tot het drievoudige bij de dood van Mao in 1976. Het maoïsme sprak niet meer aan. Momenteel wordt het aantal christenen op negentig miljoen geschat.
In 2012 trad Xi Jinping aan als China’s sterke man. Van meet af aan voerde hij actie tegen de niet-geregistreerde huiskerken en in het kielzog daarvan ook de Patriottische kerken. Alleen al in de regio Henan – ook wel de Jezusprovincie genoemd – moesten bij circa zevenduizend kerkgebouwen de kruisen van het dak gehaald worden. Voorgangers werd opgedragen hun boodschap te sinologiseren, dat wil zeggen de kernwaarden van het socialisme, zoals door Xi Jinping verwoord, erin op te nemen.
In februari 2018 werden met nieuwe regels de teugels strakker aangetrokken. Het is nu verboden om zonder officiële toestemming religieuze samenkomsten met meer dan twaalf personen te houden. Kinderen mogen geen godsdienstonderwijs ontvangen of zondagsscholen of kerkelijke zomerkampen bezoeken. Er volgden arrestaties, in 2018 ongeveer vijfduizend. Dat was 35 procent meer dan in het jaar daarvoor.
Via internet mogen geen bijbels meer worden verkocht. De drukpers van de Amity Foundation in Nanjing drukt nog steeds bijbels, maar die krijgen een officieel stempel mee, want ze zijn alleen bedoeld voor de Drie-Zelfkerken. Wordt bij de grote meerderheid van gelovigen die huisgemeenten bezoeken een bijbel zonder stempel gevonden, dan is dat een bewijs van verboden contact met het buitenland.
Over sommige regio’s is in China tegen me gezegd dat men er zelfs niet meer over de opstanding van Christus mag preken.
En de rooms-katholieken? Inmiddels heeft paus Franciscus een voorlopig akkoord met de
Chinese autoriteiten bereikt over de kwestie van de benoeming van bisschoppen. In ruil voor de Chinese erkenning van de paus als hoofd van de Rooms-Katholieke Kerk vindt Franciscus het nu goed dat de ondergrondse katholieken geleidelijk opgaan in de Patriottische kerk. De Heilige Stoel en Beijing krijgen beide een stem in de benoeming van bisschoppen. De in Hongkong verblijvende kardinaal Joseph Zen Zekiun noemde dit akkoord ‘verraad’ door Rome.
Kinderen mogen geen godsdienstonderwijs ontvangen of zondagsscholen of kerkelijke zomerkampen bezoeken
Westerse wereld
Blijft de vraag wat de westerse wereld voor de onderdrukte minderheden in China doet. Traditioneel omvat de buitenlandse politiek van een staat drie doeleinden: bescherming van de nationale veiligheid, bevordering van handelsbelangen, en opkomen voor wereldwijde handhaving van mensenrechten. In hoeverre zijn westerse regeringen bereid eventueel schade op te lopen ten aanzien van veiligheid en handelsbelangen door tegenover China op te komen voor mensenrechten?
Noot
- 1.Belangrijke achtergrondliteratuur over de positie van minderheden in China is: Paul Hattaway, Operation China. Introducing all the peoples of China. Carlisle: Piquant, 2000 (over etnische minderheden in China); Fenggang Yang, Atlas of religion in China. Social and geographical contexts. Leiden: Brill, 2018; Daniel H. Bays (red.), Christianity in China. From the eighteenth century to the present. Stanford: Stanford University Press, 1996; Bob Davey, Gods reddende kracht. De geschiedenis van het christendom in China. Heerenveen: Groen, 2011. Verder is voor dit artikel gebruikgemaakt van informatie van Trans World Radio en Open Doors, van eigen ervaringen opgedaan tijdens bezoeken aan China, en van de binnen- en buitenlandse pers, waaronder The Economist.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.