Het CDA en de CPC
Samenvatting
Zolang er geen politieke wende plaatsvindt, heeft China niets op met politieke waarden die wij in het Westen zo belangrijk vinden. Er vindt zelfs eerder export van Chinese technologie plaats om de bevolking in het algemeen en dissidenten in het bijzonder in de gaten te houden. Tegelijk pakken de economische relaties tussen China en westerse landen steeds meer in het voordeel van de eerste uit. Om dit te doorbreken moeten Nederland en de EU China met gelijke munt terugbetalen. Dit mag echter niet ten koste gaan van Chinese privébedrijven, omdat zij – anders dan Xi Jinping – wel een gelijkwaardige relatie met het Westen willen.
Het CDA is een partij (de naam zegt het al) die christelijke waarden hoog in het vaandel heeft staan. Als seculiere vertaling van die waarden zijn mensenrechten daarom belangrijk voor de partij. Met deze vaststelling raken we meteen aan de kern van het probleem van hoe een regeringspartij als het CDA met China moet omgaan. China heeft weliswaar het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) getekend, maar dat was om een wit voetje te halen bij de internationale gemeenschap. Beijing heeft dit VN-verdrag namelijk nooit geratificeerd. China, of beter de Communistische Partij van China (CPC), die het land sinds 1949 met ijzeren vuist regeert, heeft niets op met mensenrechten of met welke ‘westerse’ waarde dan ook. Ook niet met het communisme, de officiële ideologie van het land dat zich nog steeds een ‘Volksrepubliek’ noemt. In werkelijkheid zijn de klassenstrijd en de droom van een communistische heilstaat zo dood als een pier. Het regime laat zich nu leiden door de brandende wens om China’s leidende positie in de wereld te herstellen. In Xi Jinping-taal heet dat streven ‘de Grote Wedergeboorte van de Chinese natie’. De CPC – zo spinnen de propagandameesters van het land – is door de geschiedenis ‘aangewezen’ om die missie te verwezenlijken. Alleen de CPC. Eigenlijk zijn er maar twee Chinese waarden die er politiek gesproken toe doen: het herstel van China als grootste macht op aarde en de centrale, onveranderlijke rol van de CPC in dat proces.
Export van technologie en autocratie
Economische groei is van levensbelang, want alleen als zij erin slaagt de levensstandaard van de gemiddelde Chinees te verbeteren, blijft de CPC aan de macht. Deng Xiaoping had dat haarfijn door toen hij in 1978 hervormingen lanceerde die de economie stapsgewijs privatiseerden en de deur openzetten naar westerse investeringen in het door zijn voorganger Mao Zedong verpauperde land. Het resultaat was adembenemend. Door de aangeboren ondernemingszin van de Chinees steeg het inkomen per hoofd van de bevolking van enkele honderden dollars per jaar tot meer dan achtduizend dollar in 2019. Het in Mao’s dagen van de buitenwereld afgesloten land is nu de grootste exporteur ter wereld. De uitvoer was jarenlang de grootste aanjager van de economische groei. Met door westerse bedrijven geleverde technologie en ontwerpen maakte China zo ongeveer alles waar de consument in de EU en de VS om vroeg – van schoenen tot smartphones, van aanstekers tot tv’s. Dit economische model nadert echter zijn houdbaarheidsdatum door de neveneffecten van groeiende inkomensongelijkheid, wanstaltige corruptie en een kaalslag van het milieu. Voeg daaraan toe de dramatische demografische ontwikkeling (in 1989 was dertig procent van de bevolking tussen 15 en 30 jaar, nu nog maar vijftien procent), en het is duidelijk dat Beijing een nieuwe koers moet inslaan.
Onder president en partijleider Xi Jinping wordt China’s economie van de eenentwintigste eeuw vormgegeven. De binnenlandse vraag vervangt de export als de motor van de economie, en Beijing zet alles op alles om een technologische superstaat te worden. Of het nou om kunstmatige intelligentie, zelfrijdende auto’s of ruimtevaart gaat: in de technologieën van de toekomst worden miljarden euro’s geïnvesteerd om Chinese standaarden (denk bijvoorbeeld aan 5G-technologie) leidend te laten worden in de wereld. Deze ambitie zet het land op een ramkoers met de Verenigde Staten, omdat de minder appetijtelijke kanten van China’s eenpartijstaat als het ware ook worden geëxporteerd: zaken als het absolute recht van de staat om in de privélevens van burgers in te breken, en de onderdrukking van andersdenkenden en etnische minderheden. Zo werd in 2018 vastgesteld dat het met Chinese hulp gebouwde congrescentrum van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid in Addis Abeba vol zit met spionageapparatuur.
Maar het gaat ook op een open manier: autocratische landen als Rusland en Venezuela importeren Chinese gezichtsherkenningstechnologie en nemen graag het gesloten internetsysteem over dat de burgers van dag tot dag in de gaten houdt. Industriële en politieke standaarden vallen samen als het gaat om export door Chinese staatsbedrijven. Het Westen ziet dat terecht als een bedreiging. Zelfs de voorzichtige, immer tot compromissen geneigde EU beseft dat. In maart 2019 benoemde Brussel China tot een ‘systeemrivaal’. Washington is al enkele stappen verder in zijn denken: zowel de Republikeinen als de Democraten beschouwen China als een existentiële dreiging. Ze zien China niet alleen als geopolitieke en economische rivaal, maar ook als militaire concurrent. De National Defense Strategy van het Pentagon (2018) noemt het Chinese leger de grootste bedreiging voor de strategische langetermijnbelangen van de Verenigde Staten.
China’s economische model nadert zijn einde door groeiende inkomensongelijkheid, wanstaltige corruptie en milieukaalslag
Van wederzijds voordeel naar ongelijkheid
Wat betekent dit alles voor het Nederlandse bedrijfsleven en voor het beleid van de Nederlandse regering?
Allereerst de bedrijven. Voortgedreven door een gezonde Hollandse koopmansgeest vonden vele bedrijven sinds het begin van de ‘opendeurpolitiek’ in 1978 hun weg naar de Chinese markt, bijvoorbeeld als exporteur van landbouwmachines, als importeur van kerstballen of als investeerder in het telen van bloembollen. Dit betrof vooral mkb-bedrijven, maar ook giganten als Philips, Akzo en DSM zetten voor honderden miljoenen fabrieken in China op om van daaruit te exporteren of de binnenlandse markt te bedienen. So far, so good. De Chinezen verkochten weliswaar meer aan ons dan wij aan hen, maar veel van de uitvoer naar Noordwest-Europa passeerde de haven van Rotterdam, en bovendien zorgde de laaggeprijsde Chinese producten voor een lagere inflatie in Europa. Ten derde, het is hiervoor al genoemd, werden veel vanuit China geïmporteerde goederen gemaakt onder westerse licentie of een westerse merknaam, waardoor de winsten dus niet alleen ten goede kwamen aan de Chinese producent.
Vanaf het begin van deze eeuw begon dit model van ‘wederzijds voordeel’ (een geliefde Chinese uitdrukking) te wankelen. Door een combinatie van eigen R&D en onbeschaamde diefstal van westerse kennis klom de Chinese industrie rap de waardeketen op en ging ze met het Westen en Japan de concurrentie aan voor een breed scala van producten – van smartphones tot hogesnelheidstreinen, van tv’s tot wasmachines. Beijing maakte hierbij handig gebruik van zijn lidmaatschap sinds 2001 van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), want daardoor hebben Chinese goederen vrij toegang tot de westerse markten. Alleen als er dankzij staatssteun onder de kostprijs wordt verkocht, mag het ontvangende land antidumpingtarieven heffen op het Chinese product. De VS en de EU doen dat in toenemende mate, maar desondanks laten de Chinese handelsbalansen met de westerse landen al jarenlang enorme overschotten zien. Tekorten die moeilijk weg te werken zijn, want Beijing werpt allerlei belemmeringen op voor importen vanuit het Westen – variërend van hoge tarieven tot non-tarifaire belemmeringen als willekeurige inspecties. Door te investeren in China zelf worden deze belemmeringen omzeild, maar zoals de Amerikaanse en Europese Kamers van Koophandel in China in hun jaarlijkse rapporten aangeven, wordt het investeringsklimaat in China steeds slechter: buitenlandse bedrijven mogen niet in ‘strategische sectoren’ als staal, telecommunicatie en elektriciteit investeren, deelname aan overheidsaanbestedingen is verboden, en de westerse investeerder wordt geregeld gedwongen om zijn technologie over te dragen. Daar komt nog eens bij dat staatsbedrijven of nauw aan de CPC verbonden bedrijven als Huawei miljarden renminbi, een andere term voor de Chinese munteenheid yuan, aan subsidie ontvangen. In het toetredingsverdrag tot de WTO in 2001 beloofde China deze subsidies af te bouwen.
Begin deze eeuw begon het ‘wederzijds voordeel’ tussen China en het Westen te wankelen
Wat kan de Nederlandse regering doen?
China’s uitdaging aan de internationale economische orde vraagt om nieuw denken. Ook van Nederland. De toegenomen handel is voor veel bedrijven een goede zaak, en als handels- en diensteneconomie heeft Nederland minder last van Beijings industriële subsidies dan ‘maaklanden’ als Duitsland en Frankrijk. Anderzijds is Nederland een land met hoogwaardige kennis – zowel in private als in academische handen – en niets daarvan is veilig voor Beijings spionage en intense cyberaanvallen. Bovendien zorgen de langdurige overschotten op de handelsbalans in China’s voordeel voor een ongekende verrijking van de Chinese staat, omdat de door exporteurs verdiende buitenlandse valuta in ruil voor renminbi moeten worden afgedragen aan het Centrale Bank-apparaat. Deze enorme vijver aan buitenlands geld wordt op zijn beurt aangewend voor de aankoop van strategische activa (denk aan havens en elektriciteitscentrales) in westerse landen die de veiligheid in ons deel van de wereld compromitteren.
Om de Nederlandse economische positie ten opzichte van China niet nog verder te verzwakken is een structureel antwoord nodig. Ook dient Beijings sluipende uitholling van onze nationale veiligheid en ons open politieke systeem te worden stopgezet.
Leidend principe dient het creëren van een gelijk speelveld te zijn: waar het door de CPC geleide China westerse bedrijven discrimineert, dienen we met gelijke munt terug te betalen. Dat is de enige taal die in Beijing wordt verstaan.
De op 15 mei 2019 door minister Blok aan de Tweede Kamer aangeboden beleidsnotitie Nederland-China: een nieuwe balans signaleert weliswaar de dreiging voor onze nationale veiligheid, maar hamert ook op samenwerking en hetbenutten van ‘kansen’. De toon is krachtig, maar ook behoedzaam. Kool en geit worden gespaard. Niet voor niets werd het stuk te elfder ure een ‘notitie’ in plaats van een ‘strategie’ genoemd – de laatstgenoemde benaming zou te confronterend op de Chinezen overkomen. De notitie somt onder de economische paragraaf enkele belangrijke actiepunten op, maar vele daarvan zijn eerder voornemens (‘Nederland moet inzetten op …’) dan concrete maatregelen. Om Beijings mercantilistische expansie een halt toe te roepen moeten we verder durven gaan:
- Het weren van de telecommunicatiegigant Huawei in de 5G-generatie. De veiligheidsrisico’s (weglekken van data) van dit nauw met de CPC verbonden bedrijf zijn eenvoudigweg te groot. Dick Schoof, het hoofd van de AIVD, zegt dat samenwerking met Huawei op het gebied van 5G betekent dat China die apparatuur kan ‘beïnvloeden, stopzetten of precies weten wat er in Nederland allemaal speelt’. Rusland is volgens de AIVD ook gevaarlijk, maar China vormt ‘verreweg de grootste dreiging op het gebied van economische spionage’.1
- Het weren van Chinese investeringen in projecten die Beijing in eigen land als ‘strategisch’ beschouwt en derhalve deelname daarin door westerse bedrijven verbiedt. Het gaat hier met name om havens, telecommunicatiesystemen en elektriciteitscentrales.
- China de status van ‘ontwikkelingsland’ binnen de WTO ontzeggen. Na Beijings toetreding in 2001 tot die organisatie werden maatregelen beloofd die China zouden transformeren van een geleide naar een markteconomie. AEGIS Europe, een associatie van Europa’s grootste industrieën, toont aan dat Beijing zich op terreinen als non-discriminatie bij overheidsaanbestedingen en bescherming van intellectueel eigendom niet aan de toetredingsafspraken van de WTO gehouden heeft.2
- De EU moet ernaar streven om eerst met de Amerikanen een handels- en investeringsverdrag te sluiten, en vervolgens dit akkoord als blauwdruk te gebruiken voor een soortgelijk akkoord met Beijing. Dat zal met de huidige Amerikaanse president niet makkelijk zijn, maar alleen dan kan er een akkoord met China worden gesloten dat westerse waarden en standaarden omvat. China is nu goed voor vijftien procent van de wereldeconomie, de EU en de VS samen voor bijna vijftig procent. Deze zogenoemde ‘verenigdfrontstrategie’ wordt door Beijing goed begrepen; China past deze namelijk zelf op de EU toe om de VS te isoleren.
Met gelijke munt terugbetalen is de enige taal die in Beijing wordt verstaan
Het is effectiever om China in EU-verband aan te pakken dan dat alleen te doen. Ik steun de beleidsnotitie daarin. Kleinere landen die de euvele moed opbrengen Beijing te trotseren worden bovendien keihard aangepakt – zoals Nederland uit eigen ervaring weet toen het in het begin van de jaren tachtig onderzeeërs leverde aan Taiwan, of toen minister van Buitenlandse Zaken Van Mierlo in 1997 een motie indiende bij de Mensenrechtencommissie van de VN die zich kritisch uitliet over China. Beide acties kwamen Nederland op commerciële en politieke sancties te staan.
Genuanceerd beleid
Tot slot een belangrijke kanttekening. Met het huidige regime in Beijing kan enkel zaken worden gedaan op basis van quid pro quo. De gedachte dat Nederland en de CPC op het gebied van mensenrechten dezelfde taal spreken is een wensgedachte. Dat komt anders te liggen als er een politieke wende in China zou plaatsvinden, want dan ligt het voor de hand dat het confucianisme weer het staatsbestel van het land gaat domineren. Dit voor Oost-Azië wezenlijke gedachtegoed van humanisme en redelijkheid is niet strijdig met westerse waarden. Integendeel: landen als Japan, Korea en Taiwan – erfgenamen van dezelfde traditie – onderhouden prima relaties met het Westen. Nederlandse maatregelen moeten zich daarom richten op het beleid van de CPC, niet op Chinezen of Chinese bedrijven. Zeventig procent van de economie is in handen van privébedrijven. Weliswaar wordt deze groep gedwongen om een lid van de CPC op te nemen in het bestuur dat toeziet op politiek wenselijk gedrag, maar privébedrijven ontvangen geen staatssteun en krijgen door de bevoordeling van staatsbedrijven steeds moeilijker toegang tot financiering. Desondanks is deze sector qua winsten, aandeel in de export en rendement op eigen vermogen veel succesvoller dan de staatsbedrijven. De kunst voor Nederland en het Westen bestaat eruit om de CPC-praktijken die onze veiligheid en welvaart bedreigen een halt toe te roepen, maar dan zonder de succesvolle privésector te treffen, want dat zou die sector alleen maar ontvankelijk maken voor de CPC-propaganda dat het Westen erop uit is om de rechtmatige opkomst van China te fnuiken. Mijn jarenlange ervaring van wonen en werken in China heeft me geleerd dat de ‘gemiddelde Chinees’ (toegegeven: een enorme generalisatie) en het gemiddelde Chinese bedrijf niet geïnteresseerd zijn in politiek, maar wel in een beter leven en in het verdienen van geld. Zij begrijpen in wezen heel goed dat Xi Jinpings nationalistische project van de ‘Grote Wedergeboorte van de Chinese natie’ dat doel niet dichterbij brengt, en dat gelijkwaardige en goede relaties met het Westen dat wél doen. Niet voor niets investeren rijke Chinezen als ze even de kans krijgen hun geld in westerse landen. Laten we genuanceerd, geduldig, niet naïef en vastberaden zijn.
Chinese privébedrijven vormen zeventig procent van de economie, maar krijgen het steeds moeilijker
Noten
- 1.Joris Kooiman, ‘AIVD waarschuwt voor Chinese technologie’, NRC, 2 april 2019.
- 2.AEGIS Europe, ‘10 commitments China made when it joined the WTO and has not respected’. Zie https://static1.squarespace.com/static/5537b2fbe4b0e49a1e30c01c/t/568f7bc51c1210296715af19/1452243910341/The+10+WTO+Committments+of+China.pdf
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.