Meer zielen in één borst
Samenvatting
‘Als ik van christendemocraten iets mag verwachten, dan is het dat zij het eigenbelang in perspectief zien van het algemeen belang en dus altijd een verband weten te leggen met het grotere geheel waarvan we deel uitmaken.’ Aan het woord is Theo Bovens, gouverneur in Limburg, die vooruitblikt op het jaar 2019, waarin zowel provinciale als Europese verkiezingen worden gehouden. ‘Hoewel de trend in Europa nu nationaal is, is het onvermijdelijk dat de nationale identiteit steeds minder wordt.’
Het is donderdag en dat is de dag dat Theo Bovens meestal in Den Haag werkt. Als gouverneur, zoals de commissaris van de Koning in Limburg nog steeds wordt genoemd, is hij verkozen tot voorzitter van het IPO, het Interprovinciaal Overleg, dat zetelt in een historisch pand aan de Haagse Herengracht. Deze vaste werkdag in de nationale residentie is kenmerkend voor Bovens, die voor zijn werk vanzelfsprekend het meest in Limburg te vinden is, maar als lid van het Europees Comité van de Regio’s ook geregeld in Brussel moet zijn. Maastricht, Den Haag en Brussel: al deze steden passen bij Bovens, die gevraagd naar zijn identiteit zegt dat deze uit een ‘stapeling van identiteiten’ bestaat. ‘Ik kan niet ontkennen dat ik me in eerste instantie Maastrichtenaar voel, daarna zeker Limburger, dan pas Nederlander, vervolgens een euregionale grensbewoner, en dan ook zeker Europeaan.’
Eigenlijk gaat het gesprek – dat plaatsvindt vóór het verschijnen van het conceptprogramma van het CDA voor de Europese verkiezingen – hier ook over: hoe verhouden de verschillende identiteiten van mensen zich tot de diverse burgerschappen die ze hebben en die bij verkiezingen tot uiting komen? Komend jaar vinden er zowel provinciale als Europese verkiezingen plaats. Wat staat er op het spel bij deze twee verkiezingen, die met elkaar gemeen hebben dat ze burgers het minst tot de verbeelding spreken?
Theo Bovens Foto: Provincie Limburg
Spanning
‘Ik zie eigenlijk twee trends’, begint Bovens. ‘Allereerst zijn we het debat voorbij dat de provincie zich voortdurend moet legitimeren. Iedereen is het erover eens dat het goed is dat er een vorm van middenbestuur bestaat tussen het lokale en nationale in. De bestuurlijke laag van de provincie ís er, en de provincie spreekt zeker in bepaalde regio’s van Nederland tot de verbeelding. In Friesland, Groningen en Limburg is er echt sprake van een provinciale identiteit, wat overigens geen garantie is voor betrokkenheid bij de verkiezingen. Bij ons in Limburg is de opkomst niet hoger dan in Noord-Holland. De vanzelfsprekendheid van de provinciale bestuurslaag maar ook van de verschillen tussen de provincies is goed en zorgt voor ontspanning. Als provincies hoeven we niet meer tegenover elkaar ons eigen territorium te bevechten. Tegelijk zie ik een tweede trend, die juist voor spanning kan zorgen, omdat ze voor burgers onduidelijkheid oplevert. Want terwijl de territoriale bestuurslaag zekerheid en vaak ook identiteit en houvast geeft, komt er een bovenregionale, sectorale laag bij, die meer functioneel is en verschillende territoriale lagen kan overlappen.’
Waar zit die spanning dan precies in?
‘Enerzijds zijn we trots op onze provincies. Dat is voelbaar wanneer Limburgers hun volkslied zingen en in de houding staan bij de vlag. Of wanneer Max Verstappen als eerste in Barcelona over de finish komt of Tom Dumoulin in Milaan de roze trui draagt. De provincie geeft een identiteitsgevoel, wat ook kan gelden voor Zeeland of een stad als Amsterdam.
Die verbinding leggen we blijkbaar via een overheid die territoriaal is georganiseerd. Het vreemde is echter dat deze verbindende taak niet in de grondwet is vastgelegd. Het is een impliciete taak, geen expliciete, en het is goed dat de bestuurders in de provincies, die voor de identiteit zo belangrijk zijn, democratisch worden gekozen. Tegelijk – en daar ligt de spanning – worden regio’s die de grenzen van de provincies overstijgen steeds belangrijker. Dan hebben we het niet zozeer over territoriale eenheden maar over functionele of sectorale. Waterstromen bijvoorbeeld houden zich niet aan provinciale grenzen en daarom zijn de waterschappen anders georganiseerd. Dat geldt ook voor arbeidsregio’s: mensen uit het Limburgse Weert werken in het Brabantse Eindhoven. Er komen steeds meer van dergelijke functionele regio’s: regio’s die zijn georganiseerd rond een bepaalde sector, zoals water, werken, klimaat of een haven. Dat is goed, maar voor burgers vaak onduidelijk, omdat zij zich veel meer bij territoriale grenzen kunnen voorstellen.’
Is die beweging in heel Europa waar te nemen?
‘In Europa is iets heel bijzonders aan de hand. Enerzijds zie je ook daar de functionele regio’s naar boven komen die nationale grenzen overstijgen. Neem de Euregio Maas-Rijn, die economisch maar ook maatschappelijk gebieden in Duitsland, Nederland en België beslaat, de euregio rond Enschede met vergelijkbare thema’s, de Rijn-Alpencorridor, die vooral de sector transport vanaf de Noordzee tot Genua betreft, of de samenwerking tussen de havens van het Vlaamse Gent en het Zeeuwse Terneuzen en Vlissingen. Al die samenwerkingsverbanden behandelen thema’s die niet stoppen bij de landsgrenzen, en daarom zijn ze zo belangrijk. Tegelijk zie je op het gebied van de identiteit in Europa een tegengestelde beweging ontstaan. Waar we vroeger dachten dat we op fiscaal en sociaal terrein maar ook ten aanzien van onderwijs en volksgezondheid steeds meer naar elkaar toe zouden groeien en regelgeving zouden harmoniseren, zie je nu – mede onder invloed van het denken dat de EU slechts een gezamenlijke markt is en dat we verder zo veel mogelijk zelfstandig moeten zijn – een toenemend nationaal denken.’
Dat betreurt u?
‘Ik betreur het niet alleen, maar vind het vooral heel onnatuurlijk, want volgens mij is het onmiskenbaar dat het belang van de natiestaat in de loop van de geschiedenis afneemt. Heel veel vraagstukken houden zich niet aan landsgrenzen. Dat geldt voor problemen als milieuvervuiling en vluchtelingenproblematiek, maar ook voor de energietransitie die we via het aanbod van zonne- en windenergie hopen te bereiken, of voor de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt. In een grensregio betrekken veel bedrijven arbeidskrachten van de andere kant van de grens. Bij al dit soort vraagstukken kunnen landsgrenzen weleens heel verkeerde grenzen zijn. We moeten er veel meer naartoe dat we op bepaalde terreinen functioneel over landsgrenzen heen gezamenlijk naar verbanden en oplossingen zoeken. De trend die nu helaas zichtbaar is in Europa om weer terug te gaan naar de landsgrenzen van de negentiende eeuw, werkt niet en is tegennatuurlijk.’
Volkslied
Het gevoel of de identiteitsbeleving in Europa komt steeds meer bij de natiestaat te liggen, terwijl veel problemen om een grensoverschrijdende aanpak vragen. Hoe kunnen we daar uitkomen?
‘Door de combinatie van beide te zoeken. Kijk, ik ben er echt niet voor om Nederland of Limburg op te heffen. Dat zijn de territoriale grenzen die we nu eenmaal hebben, waar mensen zich prettig bij voelen en waarbinnen ook veel vraagstukken worden aangepakt. Ook ons koningshuis of ons nationale volkslied of de liefde voor het Nederlands voetbalelftal verdwijnt heus niet. Maar dat betekent niet dat we niet veel meer grensoverschrijdend allerlei vraagstukken moeten aanpakken. Dat is hard nodig en daar gaan we hoe dan ook meer naartoe. Dat betekent niet zozeer een Europa van wisselende snelheden, maar wel dat we binnen Europa verschillende coalitions of the willing kunnen aangaan, afhankelijk van de sector waarvoor nauwere samenwerking nodig is.’
Toch zie je dat veel mensen liever een minder efficiënte oplossing kiezen als hun dat maar een goed identiteitsgevoel geeft dan een rationele, effectieve oplossing waar ze niets mee hebben. Het hart lijkt belangrijker dan het hoofd.
‘Dat klopt. We zijn er niet goed in geslaagd de territoriale identiteit goed te verbinden met een meer sectorale, grensoverschrijdende aanpak van vraagstukken. De brexit bewijst dat. De toekomst is om nauwer over landsgrenzen heen samen te werken, maar de huidige trend is precies andersom. Daarom zijn de komende verkiezingen ook zo belangrijk. We zullen duidelijk moeten maken dat die twee, namelijk territoriale identiteit en functionele ineenvlechting over landsgrenzen heen, wél kunnen samengaan. Hierbij kan de christendemocratie een goede dienst bewijzen.’
Hoe?
‘Doordat juist christendemocraten zich aan verschillende niveaus kunnen verbinden.
Wij zijn niet alleen goed geworteld in de regio en in steden en dorpen, maar weten ons ook met het grotere geheel verbonden. Juist christenen – dat geldt zeker voor katholieken maar ook voor protestanten – voelen zich onderdeel van een wereldkerk en zullen daardoor hopelijk minder in hokjes en vakjes denken. Bij christendemocraten gaat het altijd om een “wij” en dan geen “wij” tegenover een “zij”, een uitsluitend “wij”, maar een inclusief “wij” dat mensen verbindt. Als wij christendemocraten er niet in slagen om die verbinding over de verschillende territoriale grenzen heen te leggen, wie dan wel? Ik zie het de liberalen niet doen, die willen alles aan de markt overlaten. De sociaaldemocraten? De socialistische internationale beweging is uiterst verdeeld en geschakeerd. Alleen bij de groenen zie je de verbinding tussen lokaal en internationaal. Die combineren het lokaal afval scheiden met het wereldwijde klimaatvraagstuk. Dat doen wij ook, maar het is niet ons kenmerk.’
Bent u wat dit betreft optimistisch over de christendemocratie, ook in Nederland?
‘Aan de ene kant ben ik optimistisch en hoopvol, als ik kijk naar onze christendemocratische waarden en wat die allemaal in de praktijk kunnen betekenen. Aan de andere kant ben ik ook wel teleurgesteld, omdat ik zie dat de christendemocratie in Nederland zich vooral op nationaal niveau wil manifesteren. Er zijn lokale afdelingen die liever niet meer als CDA uitkomen maar als een lokale partij. En het landelijke CDA is wel erg nationaal gericht. Begrijp me goed: ik heb niets tegen nationale symbolen als het Wilhelmus. Net als het Limburgse volkslied is dat een prachtig symbool waarmee we ons verbonden kunnen voelen. En mensen móéten zich ook ergens mee verbonden voelen. Maar identiteit mag nooit of/of zijn, maar moet en/ en zijn. Je kunt pas Maastrichtenaar zijn omdat je in Limburg woont, je kunt pas Limburger zijn omdat je onderdeel van Nederland bent, en je kunt pas Nederlander zijn omdat we deel uitmaken van Europa. Die identiteiten staan niet tegenover elkaar, maar vullen elkaar aan en kunnen zelfs niet zonder elkaar. Juist als christendemocraten moeten we ons daarvan bewust zijn en dit uitdragen.’
Viktor Orbán
Zijn christendemocraten in Europa in dit opzicht niet losgeraakt van hun gedachtegoed waarin pluraliteit van belang is? Ik hoorde laatst iemand zeggen dat in Oost-Europa de democratische rechtsstaat onder druk staat omdat de christendemocratie daar van haar wortels is vervreemd.
‘Dat baart mij ook zorgen. Ik heb geen reden om aan de persoonlijke geloofsovertuiging van iemand als Viktor Orbán te twijfelen – daar ga ik ook niet over –, maar de christelijke identiteit waar hij op hamert, is in eerste instantie Hongaars en dus niet inclusief. Er kan wat hem betreft geen nieuwe Hongaar van buiten meer bijkomen. Ook in Brussel speelt hij met zijn nadruk op het christendom de nationale kaart, en niet de Europese. Dat exclusieve is gevaarlijk. Ik geloof in stapeling van identiteiten, ook omdat de geschiedenis heeft uitgewezen dat er oorlog komt als mensen gedwongen worden te kiezen voor slechts één van hun identiteiten – en daarbij maakt het niet uit of dat voor het geloof, voor het hertogdom of voor een land is.’
Er staat dus iets op het spel bij de verkiezingen van komend jaar?
‘Absoluut, maar dat geldt voor deze verkiezingen niet méér dan voor de afgelopen verkiezingen of voor die daarvoor. In de praktijk zullen deze items niet veel aan bod komen, omdat verkiezingen doorgaans eerder gaan over een praktisch thema dan over de grote verhalen. Maar dit is wel de onderstroom van elke verkiezing.’
Hoe is het met die stapeling van identiteiten in Limburg gesteld? Maastricht wil de stad worden van de Europese dialoog, en ook Limburg zet in op zijn Europese karakter. Krijgt u de Limburgers daar wel in mee?
‘Het is inderdaad niet zo dat iedereen dat voetstoots accepteert. Er zit wat dat betreft iets paradoxaals in de Limburger en specifiek de Maastrichtenaar.
Enerzijds is slechts veertig procent van de inwoners van Maastricht in die stad geboren. En ook Limburg als geheel kent van oudsher veel import. Anderzijds hebben Limburgers de naam een gesloten groep te zijn. Toen er een universiteit in Maastricht kwam, werd gezegd dat de stad van buiten “bezet” zou worden, alsof Maastricht zijn eigenheid door studenten van elders zou verliezen. Die geslotenheid is historisch wel verklaarbaar. Je hebt vanouds de vestingstad Maastricht, waarvan de inwoners “poorters” werden genoemd. Alle mensen van buiten waren de “boeren”. Toen Ajax een paar jaar geleden bij MVV op bezoek kwam, werden ze ook verwelkomd en toegezongen als “de boeren” van buiten – maar stadser dan Amsterdam kun je het toch niet krijgen. Tussen de gemeenten onderling is er in Limburg ook best wel rivaliteit, vooral als de dorpen dicht bij elkaar liggen. Maar zodra de Limburgers tegenover de buitenwereld staan, is het één grote eenheid. Of je nu in Kerkrade bent, waar ze een half Duits dialect spreken, of in Molenhoek vlak onder Nijmegen, waar helemaal geen dialect gesproken wordt: overal zingen ze “Limburg, mijn vaderland”, het Limburgs volkslied, dat in het Nederlands is geschreven. Dat paradoxale past bij de Limburgse identiteit, hoewel ik liever van “Limburgse ziel” spreek. “Identiteit” roept vaak exclusiviteit op, terwijl je meerdere zielen in één borst kunt hebben. Veel Limburgers zijn van Duitse, Franse, Poolse of Sloveense afkomst, en toch kent Limburg naar buiten toe een sterke eigen identiteit. Excuus: ziel.’
Maar ook in Limburg gaan stemmen naar de PVV, die niet veel opheeft met mensen van buiten.
‘De PVV in Limburg krijgt veel stemmen, maar niet vanwege de antibuitenlandkaart die ze zou trekken, maar meer vanwege gevoelens tegen het establishment. Het is meer anti-Den Haag en anti-Brussel. Met de EU hebben veel mensen het inderdaad niet erg op. En ergens begrijp ik dat ook wel: mensen voelen zich geen burgers van de EU. Maar als je uitlegt dat we dezelfde rode paspoorten hebben als andere burgers in Europa en dat je bij gevoelens van onrecht tot aan het Europese hof in beroep kunt gaan, vinden ze dat toch wel goed.’
Windmolens
U benadrukt dat mensen verschillende identiteiten hebben, op diverse niveaus kunnen opereren en over de grens moeten samenwerken. Maar is er niet ook sprake van botsende belangen, bijvoorbeeld tussen Limburg en Nederland, of tussen provincies onderling? Hoe gaat u daar zelf mee om in de verschillende hoofdsteden waar u werkt?
‘Natuurlijk kunnen belangen soms botsen, zeker als er geld te verdelen valt. Maar ook hier geldt dat als je denkt in het algemeen belang, je er samen uit kunt komen. Neem de plaatsing van de windmolens die nodig zijn voor de overgang naar duurzame energie. Op dit moment kunnen die niet in nationale parken als De Hoge Veluwe, de Oostvaardersplassen en Zuid-Limburg geplaatst worden. Dat maakt het gebied waar ze wel kunnen worden geplaatst klein, en de weerstand groot. Je kunt ervoor kiezen om te strijden voor een zo gering mogelijke taakstelling. Totdat we bedachten dat de hele energietransitie ook in óns belang is. We hebben er niets aan als we alleen voor ons eigen belang op de korte termijn opkomen, terwijl dat het algemeen belang schaadt.’
Dat vraagt wel heel veel overtuigingskracht van politici. Want er zullen partijen zijn die straks bij de provinciale verkiezingen rücksichtslos voor het eigen belang van Limburg opkomen.
‘Inderdaad. En overtuigingskracht is precies wat christendemocraten moeten hebben. Ze moeten kunnen overbrengen dat het niet werkt om alleen in het eigenbelang te denken en niet in het algemeen belang. Als ik iets van christendemocraten mag verwachten, dan is het dat ze het bredere verband kunnen leggen. Dat geldt zowel op provinciaal niveau als op Europees niveau. En daarom zijn die verkiezingen komend jaar ook zo belangrijk.’
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.