Tien stellingen op de deur van het partijbureau
Samenvatting
Met een hoopgevend verhaal over de overgang van een oude naar een nieuwe economie kan het CDA weer kleur op de wangen krijgen. De oude economie draait op fossiele energiebronnen, is vervuilend en verkwistend. Welbeschouwd is zij roofbouw op onze planeet. De nieuwe economie draait op schone energiebronnen en is zuinig op, en in harmonie met, onze prachtige planeet. De nieuwe economie is sociaal en inclusief. Zij is dienstbaar aan het goede leven van alle mensen en hun gemeenschappen. Waar wachten we op?
Het klimaatvraagstuk is een van de grootste uitdagingen van deze eeuw. Een politieke partij die geen serieuze visie heeft op dit vraagstuk, zal naar de marge verdwijnen, zo is mijn overtuiging. De vraag is nu: welk antwoord geven wij als christendemocraten? Wat onderscheidt een christendemocratische visie op duurzaamheid en klimaatbeleid van die van andere politieke stromingen? In dit artikel spijker ik – naar goed protestants gebruik – tien stellingen op de deur van het partijbureau. Want we moeten echt aan de bak met dit thema.
1. Het CDA-gedachtegoed dwingt ons tot een ambitieuze duurzaamheidspolitiek
De christendemocratie onderscheidt zich vooral met haar mensbeeld van de andere politieke stromingen. Daarin staat centraal dat ieder mens een inherente menselijke waardigheid heeft, die onontvreemdbaar is. Naast die waardigheid van ieder mens zeggen we dat de mens in essentie een relationeel wezen is: ‘De mens wordt pas ten volle mens in relatie tot de ander.’ We zijn allemaal ingebed in een weefsel van relaties die ons maken tot wat we zijn en die ons ook in staat stellen om onszelf te worden.
Als we zo naar mensen kijken, dan moeten we ook zeggen: ‘Ieder mens heeft recht om tot zijn recht te komen.’ Daar moeten we met elkaar zorg voor dragen. Dat betekent dat we solidair zijn; niet alleen met onze directe naasten, maar ook met mensen elders op deze aarde en met de mensen die na ons komen. Zij bezitten net als wij een menselijke waardigheid en hebben ook recht op een bestaan waarin zij tot hun recht komen. Zoals Ruud Lubbers verwoordde: ‘Mensen hebben boodschap aan elkaar.’
Dit betekent dat we pleiten voor een overheid die enerzijds de ontplooiing van mensen en de verbanden waarin zij actief zijn, niet te veel dwarszit met allerlei regels en beperkingen. Wij geloven immers in de kracht en creativiteit van de samenleving, en het is aan de overheid om daar ruimte aan te geven. Tegelijkertijd geldt ook dat niet alles wat er in de samenleving gebeurt daarmee goed is, dus een overheid moet, anderzijds, ook normeren, grenzen stellen.
Als samenleving en als overheid moeten we ons houden aan het beginsel van goed rentmeesterschap. Dat betekent dat we wat aan ons is toevertrouwd – zoals onze leefomgeving, onze economie, onze instituties, ons cultuurgoed – goed moeten beheren, zodat de ‘opbrengsten’ eerlijk verdeeld worden en zodat degenen die na ons komen er óók van kunnen genieten.
Als je dit mensbeeld en deze kernwaarden – gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit, rentmeesterschap – vertaalt naar het vraagstuk van duurzaamheid en klimaatverandering, dan kan het niet anders zijn dan dat in de politiek van het CDA duurzaamheid een belangrijk thema is. Dat was ook de reden dat het voor iemand als Ruud Lubbers niet meer dan logisch was om het milieuvraagstuk hoog op de politieke agenda te zetten. Dat brengt mij bij mijn tweede stelling.
2. Het CDA-gedachtegoed is de beste voedingsbodem voor goed duurzaamheidsbeleid
Duurzaamheid zou een belangrijk thema voor het CDA moeten zijn, maar daar moeten we het niet bij laten. Als christendemocraten geloven we immers ook dat een christendemocratische aanpak van het vraagstuk rondom duurzaamheid, energietransitie en klimaatverandering meer succes heeft dan de aanpak van andere politieke partijen. Een partij als de VVD verwacht dat technologie en economische groei ons vanzelf op het pad van een duurzame economie gaan brengen; dat daarvoor geen enkel offer nodig is; dat duurzaamheid vooral ook leuk moet zijn; en dat we niets aan onze levensstijl hoeven veranderen. Vanuit ons perspectief is dat een oppervlakkige benadering van het duurzaamheidsvraagstuk. Want uiteindelijk is onze opdracht om zorg te dragen voor de schepping een morele opdracht. Wij worden niet méér mens door nog meer economische groei, nog meer koopkracht, nog meer consumeren, nog meer keuzevrijheid in de supermarkt, nog meer goedkope vliegvakanties naar Bali. Uiteindelijk is het mensbeeld dat daarachter steekt leeg en oppervlakkig.
Maar ook een partij als GroenLinks heeft een duurzaamheidsverhaal dat niet gaat werken. Uiteindelijk verschilt het mensbeeld van GroenLinks niet veel van dat van de VVD. Ook daar begint men bij het individu en zijn recht op zelfbeschikking, en niet bij de gemeenschap. De verwachtingen van de overheid zijn torenhoog; maar de overheid kan ook falen, en zonder draagvlak in de samenleving keert de wal het schip.
3. Het CDA heeft het thema duurzaamheid te vaak aan andere politieke partijen overgelaten
Tegelijkertijd moet het CDA de hand ook in eigen boezem steken, want het CDA heeft het thema duurzaamheid helaas te vaak aan andere partijen overgelaten. We kunnen daar allerlei redenen voor bedenken, maar laten we eerst toegeven dat dit absoluut geen goede zaak is. Dit thema had óns thema moeten zijn, want dat zijn we aan onze stand verplicht.
Overigens moeten we onszelf niet helemaal de put in praten, want het CDA maakt op dit moment deel uit van een coalitie die de verduurzaming van onze economie hoog op de agenda heeft staan. Daarnaast is een groot aantal lokale afdelingen (erg) actief met het thema. Maar de schroom mag ervanaf. Het gaat niet altijd van harte. En als maatregelen concreet worden, dan wil het CDA nog weleens tegenstribbelen. Die halfslachtigheid moet ervanaf.
4. Het CDA vist electoraal beschouwd in de verkeerde vijver
Waar komt die halfslachtigheid vandaan? Een deel van het antwoord is: we laten ons te veel gijzelen door politieke marketingbureaus. Bij de campagnes voor de Tweede Kamerverkiezingen wordt te veel gekeken naar de analyses van deze politieke marketingbureaus en te weinig naar het verhaal dat we zelf willen vertellen. Het is opvallend dat de analyses die gemaakt worden en de conclusies voor de campagnestrategie die vervolgens worden getrokken, vaak als een echoput functioneren: men hoort namelijk terug wat men zelf graag wilde horen. De redenering gaat dan bijvoorbeeld als volgt: ‘Er stemmen veel ouderen op het CDA, dus moeten we een verhaal maken dat ouderen aanspreekt.’ Is dat eenmaal gebeurd, dan concluderen we vervolgens dat er ‘vooral ouderen op het CDA gestemd hebben’. Als het over duurzaamheid gaat, verloopt de redenering ongeveer hetzelfde, maar dan in spiegelbeeld. ‘Dit is geen thema dat onze kiezers aanspreekt’, zeggen we dan, en we voeren vervolgens een campagne waarin het thema nauwelijks een rol speelt. Daarna concluderen we dan dat er maar weinig mensen die duurzaamheid belangrijk vinden, op ons gestemd hebben.
Maar laten we eens kijken naar de opkomst van de groene politieke partijen. Uit onderzoek blijkt dat bij de Tweede Kamerverkiezingen van vorig jaar bij de categorie kiezers tot 25 jaar twee thema’s op een gedeelde eerste plek stonden: duurzaamheid/ milieu en onderwijs.1 Als het CDA een fris en overtuigend verhaal maakt over duurzaamheid en klimaatverandering, zal dit nieuwe groepen kiezers aanspreken. Willen wij als partij nieuwe generaties aan ons binden, dan kunnen we niet om dit thema heen.
5. We moeten het klimaatbeleid niet depolitiseren, maar juist politiseren
Er wordt nogal eens gezegd dat we het energie- en klimaatbeleid moeten depolitiseren. Daarmee wordt bedoeld dat we over de muren van politieke partijen heen kijken en gezamenlijk beleid voeren dat door iedereen gedragen wordt. Met dat laatste ben ik het eens, maar niet met het idee dat we klimaatbeleid moeten depolitiseren. Want juist klimaatverandering is een vraagstuk dat op verschillende manieren kan worden aangepakt, op basis van de verschillende politieke overtuigingen. Het maakt namelijk echt verschil hoe je naar de rol van de overheid, het bedrijfsleven en de samenleving kijkt, en hoe dat doorwerkt in het beleid dat je vervolgens voor ogen staat. In de volgende stellingen werk ik dat verder beknopt uit.
6. Christendemocratisch klimaatbeleid is niet technocratisch, maar meerdimensionaal
Wie naar het huidige debat over klimaatverandering en energietransitie kijkt, ziet dat deze op dit moment nogal technocratisch wordt gevoerd. Het gaat over een klimaatakkoord met klimaattafels, megatonnen CO2-reductie, hogere milieubelastingen, enzovoort. Maar dit debat wordt gevoerd over de hoofden van de burger heen. We moeten ook het hart, de idealen en de ambities van mensen aanspreken, en luisteren naar de zorgen die mensen hebben. Want die zorgen zijn best terecht.
Christendemocraten moeten dus meerdimensionaal naar het vraagstuk kijken. Als klimaatverandering een van de grote sociale kwesties is van deze eeuw, moeten we de discussie daarover ook op allerlei fronten en vanuit allerlei perspectieven voeren. Het gaat dus niet alleen om deze vraag: hoe wekken we meer duurzame energie op en waar gaan we windmolens en zonnepanelen neerzetten? Het gaat ook, en vooral, om deze vragen: Hoe willen we dat onze samenleving eruitziet? Wat is een werkelijk houdbare economie? Is consumentisme en koopkracht het beste wat wij als burgers kunnen wensen? Hoe ziet het goede leven eruit en hoe bereiken we dat voor zo veel mogelijk mensen? Hoe zorgen we ervoor dat onze economie gezond blijft en tegelijkertijd overschakelt op hernieuwbare energie en grondstoffen? Hoe zorgen we ervoor dat onze economie in dienst staat van de samenleving en het goede leven van haar burgers, in plaats van andersom? Hoe kunnen we de potentie en de creativiteit die in de samenleving en in mensen zitten, tot wasdom laten komen, ook als het gaat om duurzaamheid? Dat soort vragen moeten we met elkaar stellen.
Daar hoort het besef bij dat beleid en technologie nooit ‘neutraal’ zijn. De inzet van technologie gaat bijvoorbeeld ook over eigenaarschap, over industriepolitiek, over landschappelijke impact. Burgers kunnen geen kolencentrales bouwen, maar wel zelf – of samen met de buren, in een energiecoöperatie – zonnepanelen installeren. Subsidiëring van windmolenparken op zee is niet alleen een kostenpost; het zijn immers Nederlandse bedrijven als Van Oord, Sif, Heerema, Eneco en Tennet die hieraan verdienen, waarde creëren en zorgen voor werkgelegenheid. En ja, we mogen technologieën ook beoordelen op de impact die ze hebben op onze leefomgeving.
Meerdimensionaal heeft ook betrekking op het begrip ‘integrale ecologie’ waar paus Franciscus aan refereert in zijn encycliek Laudato Si’.2 Daarmee bedoelt hij dat de zorg voor onze leefomgeving, voor het milieu, ook altijd integraal verbonden is met de zorg voor onszelf, voor onze naasten, voor de allerarmsten. De natuur kunnen we niet los zien van de plek die we daarin zelf innemen. We zijn op allerlei manieren met haar verbonden en van haar afhankelijk.
7. Christendemocratisch klimaatbeleid is niet elitair, maar eerlijk en sociaal
Als we denken vanuit een integrale ecologie, dan betekent dat ook dat een transitie naar een duurzame economie niet anders dan ook sociaal moet zijn: beide horen bij elkaar. Concreet betekent dit dat we de lusten en lasten van de energietransitie eerlijk, naar draagkracht en naar de verantwoordelijkheden die men heeft, moet verdelen.
Het betekent ook dat we oog hebben voor de gevolgen van de verschillen in levensstijl tussen groepen in de samenleving. Ik durf te beweren dat de ecologische voetafdruk van heel wat mensen die nu als eerste in een elektrische auto rijden en zonnepanelen hebben geïnstalleerd, heel wat groter is dan die van grote groepen mensen die eenvoudig leven, en bijvoorbeeld niet drie keer per jaar op vakantie gaan naar een ver oord, maar als vakantie een rondje Nederland fietsen of het Pieterpad lopen. De ecologische voetafdruk van de ‘kleine luyden’ is vaak kleiner dan die van de geglobaliseerde wereldburger die drie keer per jaar het vliegtuig naar Bali pakt.
‘Sociaal’ betekent ook dat je nadenkt over de mensen die straks in de nieuwe economie geen baan meer hebben. Dus als we als samenleving vinden dat kolencentrales dicht moeten, dan moeten we ook nadenken over een arrangement om de mensen die daar werken van een nieuwe baan te voorzien. Ook dat is duurzaam!
8. Christendemocratisch klimaatbeleid draait om waarden en goed burgerschap
Christendemocratische duurzaamheidspolitiek begint met de waarden die we belangrijk vinden. Daaraan moeten we ‘burgerschap’ toevoegen. Sommigen vinden dat een vies woord en betuttelend, maar burgerschap is essentieel om de omslag naar een duurzame samenleving te maken.
Burgerschap is meer dan alleen gehoorzamen aan de wetten van een land. Burgerschap houdt in dat je actief meedoet met de samenleving, dat je bijdraagt aan de opbouw ervan door te participeren in verenigingen, religieuze organisaties, politieke partijen. Ja, burgerschap betekent loyaliteit en betrokkenheid op elkaar. Zonder een actieve, constructieve betrokkenheid van burgers krijgen we die duurzame samenleving niet voor elkaar. Een duurzame samenleving ís een samenleving waarin burgerschap belangrijk is.
9. Christendemocratische duurzaamheidspolitiek is wars van zwart-witdenken
Sommige politieke partijen maken er een sport van om zich, als het over het milieu gaat, negatief uit te laten over grote bedrijven en boeren. Een christendemocratische duurzaamheidspolitiek houdt zich daar verre van. Iedereen doet mee en kan meedoen. Bedrijven kunnen een force for good zijn en spelen een belangrijke rol in het opbouwen van een duurzame samenleving. Zijn alle bedrijven dan meteen goed? Nee, maar onze houding begint niet met cynisme, maar met vertrouwen. Pas als dat vertrouwen geschaad wordt, grijpen we in.
Hetzelfde geldt voor onze boeren. Dankzij onze boeren hebben we elke dag kwalitatief zeer hoogwaardig voedsel op ons bord voor een relatief lage prijs. Deze mensen werken elke dag keihard om ons van voedsel te voorzien. Daar moeten we respect voor hebben. Inderdaad, ook de agrarische sector moet verduurzamen, maar die verduurzaming moeten we niet over de boer uitstorten; we moeten die samen met hem of haar oppakken. In dat licht is het jammer dat de nieuwe visie op kringlooplandbouw die minister Schouten presenteerde, niet al eerder door een CDA-landbouwminister is gebracht. Juist agrariërs kunnen meebouwen aan die nieuwe economie waarin een gezonde leefomgeving vooropstaat. En vergeet niet dat bijvoorbeeld de glastuinbouw allang vooroploopt als het gaat om duurzaamheid. Tuinders investeren onder meer in geothermie, warmtenetten en energiezuinige verlichting. Daar gebeurt het al!
10. De volgende CDA-campagnespot moet niet over Tubbergen, maar over Rotterdam gaan
Het CDA moet een partij zijn die bezig is met de wereld van morgen, met behoud van het goede uit het verleden. Grote sociale kwesties zoals duurzaamheid en klimaatverandering bagatelliseren we niet, maar gaan we te lijf met creatieve oplossingen. Die oplossingen liggen voor het oprapen. Die nieuwe economie zie je op allerlei plekken op microniveau ontstaan, in de provincie en in de grote steden. Duurzaamheid gebeurt lokaal, dus we hoeven geen kunstmatige tegenstelling te maken tussen de stad en het platteland. Veel meer balans in de aandacht die het CDA geeft aan stad en platteland kan echter geen kwaad.
Het CDA is niet alleen een partij van de provincie, maar ook van de grote steden. Ze behoudt het goede van het verleden, maar is een partij van de toekomst. Niet angst voor verlies drijft ons, maar hoop op een beter samenleven voor alle mensen. In een volgende campagnespot van het CDA zien we, wat mij betreft, dus niet alleen een lijsttrekker met een schep in een stal in Tubbergen, maar ook een lijsttrekker die met jonge, duurzame ondernemers over de Erasmusbrug loopt.
Het is mijn overtuiging dat het CDA toekomst heeft, maar alleen met een stevig, hoopgevend verhaal over een duurzame economie en samenleving. De christendemocratie heeft alles in huis om dit verhaal te vertellen, maar daar moeten we wel heel snel mee beginnen.
Noten
- 1.Peter Kanne, Marijne Beijen en Laurens Klein Kranenburg, Nameting Tweede Kamerverkiezingen 2017. Een analyse van de I&O slotpeiling en beweegredenen van kiezers bij het stemgedrag op 15 maart 2017. Amsterdam: I&O Research, april 2017. Zie https://ioresearch.nl/Portals/0/I%26O%20rapportage%20nameting%20TK2017.pdf
- 2.Paus Franciscus, Laudato Si’ / Wees geprezen. Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Vaticaanstad/Poeldijk: Libreria Editrice Vaticana/Stg InterKerk, 2015.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.