Compensatie voor gebrek en lijden
Samenvatting
In dit Intermezzo komt een schrijver aan het woord die vóór ons over de ouderdom heeft nagedacht. Wat heeft Jacob Grimm (1785-1863) ons vandaag te zeggen?
De Duitser Grimm is vooral bekend omdat hij met zijn jongere broer Wilhelm (de ‘gebroeders Grimm’) sprookjes heeft uitgegeven. Rond 1860 hield Jacob, die jurist en taalkundige was, in Berlijn een rede1over de ouderdom.
‘Er ligt een tegenspraak in de wens van veel mensen om oud te worden en hun onwil om oud te zijn. De grijsaard zou van dankbaarheid vervuld moeten zijn dat het hem vergund was voort te gaan tot aan de laatste levenstrede; hij moet dus niet klagen en jammeren dat de ouderdom nadert. Hij kan nu met stille weemoed achteromkijken en na de zwoele dag in de verkwikkende koelte van de avond op een bankje bij zijn huisdeur zijn leven overzien. Zo’n door het lot behouden hoogbejaarde, voorgegaan in de dood door familie en bekenden, die alleen nog nakomelingen aan zijn zijde heeft, mag zich dan gerust eenzaam en verlaten voelen, met een mengeling van vreugde en droefenis.’
Compensatie
‘Het is ontegenzeggelijk waar dat in de ouderdom een merkbare vermindering van de lichamelijke vermogens optreedt en als het lichaam misschien niet altijd door ernstige ziektes wordt geteisterd, heeft het wel degelijk vaker te lijden van allerlei kwaaltjes dan in de tijd ervoor. Toch hoeven we niet bij de pakken neer te zitten. Die vermindering is nog geen nederlaag; vaak is het alleen een nieuw gloeien en opkomen van de levenskracht. (…) Over blinden zegt men dat hun gevoel niet zelden zo scherp wordt dat ze als het ware met alle vingertoppen zien; van dove mensen zou de smaak en de reuk beter ontwikkeld zijn dan bij anderen (…). Gebrek en lijden kunnen heel makkelijk in het verborgene een compensatie ten goede met zich meebrengen. We kunnen dus zonder paradox stellen dat wanneer op hoge leeftijd de gezondheid wordt aangetast en geschokt, in de tussentijd het gevoel van welzijn zich veel sterker doet voelen dan in de voorgaande levensstadia.’
‘Over kinderen zegt men dat ze razen in hun gezondheid; jongeren zetten haar vaak op het spel; en volwassenen hebben vaak geen tijd om zich ervan bewust te zijn. (…) De oude voetreiziger wordt verkwikt door gedachten over de weg die hij heeft afgelegd, en bejaarden gaan zienderogen zorgvuldiger om met hun lichaam. Ze leren vooral te vermijden wat gevaarlijk voor hen is, en alle gunstige invloeden schenken hun een gevoel van welbehagen.’
‘In komedies zijn de vrekken altijd bejaarden, en de mensen die met geld smijten altijd jongeren, die maar niet kunnen wachten tot het opgehoopte vermogen hun ten deel valt. Terwijl bijna alle andere passies op hoge leeftijd verbleken en afstompen, groeit de hebzucht en neemt met de jaren toe.’
‘Net zoals zelfs invallende gelaatstrekken nog edeler worden en vroeger onopgemerkte gelijkenissen met voorouders aan het licht brengen, waardoor men wel zegt dat oude mensen vaak mooier worden dan ze eerder waren, net zo moeten we erkennen dat de langdurige bezigheden en contacten op de afgelegde levensweg hen serener en fijner kunnen maken, en een stemming van de ziel kunnen teweegbrengen, die niet knorrig, maar vriendelijk en liefdevol is. Voor onze buren aan de overkant van de Rijn geldt dat er werkelijk geen aangenamer en vriendelijker gezelschap is dan de bejaarde Fransman, die steeds onvergelijkelijk veel tact weet te verenigen met de goedmoedigste oplettendheid en attentie en altijd op genoeglijke wijze de stemming erin brengt – ook al zijn de Fransen als jongelui opvliegend, aanmatigend en onhebbelijk.’
Verder kunnen we zeggen dat bij oude mensen het gevoel voor de natuur sterker en volmaakter wordt dan in het voorgaande leven het geval was (…). Hoe ingetogen kijkt de oudere omhoog naar de schittering der sterren, die al sinds onheuglijke tijden zo stonden als ze nu staan en die weldra ook boven zijn graf zullen schijnen. Welk een goede grond schuilt erin dat grijsaards graag de opmonterende zorg voor tuin en bijenteelt op zich nemen; ze enten en oculeren niet meer voor zichzelf, maar voor de volgende generaties, die pas later kunnen genieten van de schaduwen van de nieuwe aanplant.’
Noot
- 1.Jacob Grimm, Rede auf Wilhelm Grimm und Rede über das Alter. Berlijn: Dümmler, 1863. Hier, in een vertaling van Willem Visser, overgenomen uit: Joep Dohmen en Jan Baars (red.), De kunst van het ouder worden. De grote filosofen over ouderdom (vierde druk). Amsterdam: Ambo, 2011, pp. 252-263.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.