‘Vreest niet; de rest wijst zich dan vanzelf wel’
Samenvatting
Ruud Lubbers was niet alleen de pragmatische politicus over wie veel commentatoren het na zijn overlijden hadden. Hij was diep doordrenkt van het katholieke gedachtegoed dat al vanaf het begin van de jaren tachtig zijn politiek bepaalde.
Bij het afscheid van Ruud Lubbers
Als net afgestudeerd historicus stuurde ik in 1983 Ruud Lubbers een versie van mijn doctoraalscriptie die het debat over grondslag en koers van de KVP in de jaren zestig en zeventig onderzocht. Ik dacht toen: Hij zal het wel niet lezen, maar je weet nooit of hij geïnteresseerd is. Je zou denken dat Lubbers, net minister-president, genoeg te doen had. Maar zie: hij nam de tijd om mijn scriptie te lezen en binnen een week ook nog eens in een persoonlijk briefje zijn commentaar op te sturen. Hij was attent, las alles – zeker dingen die met het katholieke politieke denken te maken hadden – en gaf gevraagd en ongevraagd zijn advies.
Katholiek-sociale leer
Ruud Lubbers is op 14 februari op 78-jarige leeftijd overleden. Er zijn veel redenen om daarbij stil te staan. Vanwege zijn loopbaan uiteraard: hij was minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl (1973-1977), lid van de Tweede Kamer (1977-1982), en na november 1978 fractievoorzitter van het CDA. Hij was ministerpresident in een coalitie met de VVD (1982-1986 en 1986-1989) en met de PvdA (1989-1994). Daarna was hij bijzonder hoogleraar globalisering in Tilburg en Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen (2001-2005). Het is ook de moeite waard hem te gedenken vanwege zijn betrokkenheid bij het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Als fractievoorzitter was hij lid van de redactie van CDV en van 1995 tot 1999 voorzitter van het bestuur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA.
Een andere, minstens zo belangrijke reden om aandacht te besteden aan zijn overlijden is het feit dat hij een toonaangevend vertegenwoordiger was van de laatste generatie katholieke staatslieden die nog waren opgegroeid in een wereld waarin het geloof en de katholieksociale leer vanzelfsprekend waren. Zijn grote voorbeeld Ruijs de Beerenbrouck was de eerste katholieke minister-president van Nederland, Ruud Lubbers vooralsnog de laatste. Voor Lubbers’ generatie was het katholiek-sociale denken vanzelfsprekend. Thuis, op de middelbare school bij de paters, in zijn studententijd, en in organisaties als de Katholieke Jonge Werkgeversvereniging ( KJWV) en Justitia et Pax. Toen hij minister-president was, hing in het Torentje een kruisje aan de muur dat de kenners weten te associëren met Franciscus van Assisi, de heilige die radicaal koos voor de zorg en het gebed voor de armen. Zijn belangstelling voor het christelijk-sociale denken liet Lubbers twee jaar geleden nog één keer publiek blijken tijdens zijn verrassende komst naar en actieve deelname aan de Schaepmandag die op 9 april 2016 in Tubbergen gehouden werd. Daar nam hij vanuit de zaal het woord om het belang van de encycliek Laudato Si’ te onderstrepen.
Sinds de jaren zestig wisten opiniemakers niet hoe snel ze de katholieke beschaving waaruit ze waren voortgekomen van zich af moesten schudden. Toch kon Lubbers, getuige de uitslagen van de twee Tweede Kamerverkiezingen waarbij hij lijsttrekker was (1986 en 1989), nog met electoraal succes de brug slaan met nieuwe generaties. Die bestond uit kiezers voor wie dat katholiek-sociale erfgoed niet bekend was, of die het zichzelf – tegen het heersende culturele klimaat in – hadden eigen gemaakt. Ook daarom mag er bij zijn rol in de politiek worden stilgestaan.
In de publicaties die volgden op zijn overlijden werd veel aandacht besteed aan zijn taalgebruik, zijn politieke geslepenheid, zijn meedenken met andere bewindslieden, en zijn stijl als minister-president. Ook werden zijn grote verdiensten voor het land genoemd: het bestrijden van de economische crisis in de jaren tachtig, het poldermodel, zijn internationale allure. Ten slotte was er ook de nodige kritiek, vooral op de manier waarop hij collega’s voor de voeten liep en de politiek leek te beheren als een manager. Die kritiek is terecht, maar hier mag ook verwezen worden naar de manier waarop het christelijk- of katholiek-sociale denken zijn staatkunde inspireerde. Ik neem de vrijheid daartoe twee documenten te behandelen: een lang, moeilijk, en een kort, persoonlijk.
Verzet tegen de status quo
Het eerste is de tekst van een toespraak uit 1979, getiteld ‘De eschatologische dimensie van de christelijke politiek’.1 Lubbers was een van de politici die Edward Schillebeeckx’ werk Jezus. Het verhaal van een levende hadden gelezen en daar ook echt inhoudelijk op in konden gaan.2 ‘Mensen zijn samen onderweg’, was een van de zinnen waarmee hij zijn slottoespraken op CDA-partijraden vaak beëindigde, ‘naar Hem die reikend aan de einder staat.’ Lubbers noemde dat eschatologisch denken. Dat wil zeggen: ‘Ieder van ons en wij gezamenlijk zijn met Gods schepping op weg naar Hem die staat aan het eind der tijden. “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen” (Romeinen 11, 36)’, schreef hij.3 En hij werkte dat in drie punten uit:
- ‘[De eschatologische dimensie] beoogt het “leven na de dood” in zijn geïndividualiseerde betekenis te overstijgen en de dimensie te herwinnen van een mensheid op weg. Daarmee wordt de eschatologie ook weer bruikbaar als politieke dimensie. Eschatologisch denken is zo een antwoord en reactie op de privatiseringstendens niet alleen in religieuze, maar ook in politieke zin.
- De eschatologische dimensie is dynamiserend. Zij verzet zich steeds tegen de status quo. Het verstaat de begrippen vrede en gerechtigheid niet als rustgevend, maar als dwingend tot actie nu.
- De eschatologische dimensie is oriënterend. Zij richt zich op het opkomen voor onderdrukten en zwakken, voor weerlozen en eenzamen. In politieke zin doet zij dat door de naastenliefde ook te doen ingaan in maatschappelijke en politieke structuren: “wat gij aan de minste der mijnen gedaan hebt, hebt gij mij gedaan”.’4
Lubbers vond dat christenen afstand moesten nemen van de status quo, tegen al te conservatieve neigingen in: ‘(…) in ieder tijdvak [proberen] christenen (…) afstand te nemen van de “heersende samenleving” van de politiek of [trachten] in de politiek (…) de christelijke vonk te laten overslaan. Het zich steeds bewust maken van de afstand tussen droom en werkelijkheid is daarbij inderdaad een machtig wapen. Zowel het afstand nemen van de bestaande samenleving als het er middenin gaan staan en er solidair mee zijn, zijn er kenmerken voor.’5
‘Toch is als wij over onze eigen structuren nadenken de eerste vrees: zijn onze structuren zelf niet beklemmend? Worden wij zelf niet beducht door het toch ook neerdrukkende van onze verzorgingsstaat, beducht ook voor de neerdrukkende krachten van techniek en organisatie? Hoe “openen” wij die structuren; hoe doorbreken wij beklemmende tendensen? Hoe scheppen wij ruimte voor maatschappij en mens om zelf verantwoordelijk te zijn?’6 Dat was de vraag waarmee Lubbers begin jaren tachtig aan zijn beleid begon teneinde de uit de hand gelopen overheidsuitgaven en de verzorgingsstaat aan te pakken.
Het concept van de verantwoordelijke samenleving was het christendemocratische antwoord waarmee het CDA te werk ging. Het beleid zoals dat in de kabinetten-Lubbers gevoerd werd, was een combinatie van bezuinigingen enerzijds en een appel op een grotere verantwoordelijkheid voor burgers en organisaties anderzijds. Het aspect van de bezuinigingen was dominant in de coalities met de VVD; de sociale vernieuwing had de inzet moeten worden in het kabinet met de PvdA. Dat laatste is uiteindelijk veel minder goed uit de verf gekomen.
Lubbers’ beleid riep verzet op: grote ambtenarendemonstraties, een volkspetitionnement met miljoenen handtekeningen, onrust binnen de PvdA over voorgenomen WAO-maatregelen, Europese bondgenoten die Nederland als een baksteen lieten vallen toen het met vergaande voorstellen kwam voor een hechtere Europese Unie. Voortdurend probeerde Lubbers bruggen te bouwen en te zoeken naar breed draagvlak voor zijn beleid. Zo hoog waardeerde hij het zoeken naar wat mensen bindt, dat het tegenovergestelde voor hem gelijkstond aan de duivel.
Diabolos
‘Diabolos, dat is hij die verdeelt’, zou hij eens in een liber amicorum zeggen. Dat is de tweede tekst waar ik uit wil putten. Het was een bijdrage aan een niet-gepubliceerde bundel vriendenbrieven bij de 65e verjaardag van mgr. Philippe Bär (op 29 juli 1993), die tot maart 1993 bisschop van Rotterdam geweest. Lubbers verwees in zijn bijdrage naar de pontificale mis in de Domkerk van Aken ter gelegenheid van de toekenning van de Karelsprijs aan zijn vriend en tijdgenoot Felipe González. De laatste alinea’s daaruit luiden: ‘[D]at het toch ooit zover moest komen dat wij moeten bidden om oecumene in onze eigen kerk; dat wij als woorden in Gods verhaal ons toch niet kunnen voegen tot een zin die spreekt van Gods geloof, hoop en liefde; dat nu toch zo vaak de duivel, diabolos, hij die verdeelt, het lijkt te winnen van de dialoog; van het spreken én luisteren en het zo elkaar waarderen.’
Aan het einde van zijn bijdrage aan genoemd liber amicorum schrijft Lubbers: ‘[L]aten wij samen (…) halthouden. Knielen (…) met Felipe González en de bisschop van Toledo; laten wij als vier herders daar samen een kruispunt vormend, ieder onze herdersstaf neerleggen; om even te bidden en te luisteren; om weer die hand op onze schouder te voelen en de Stem die ons zegt: “Vreest niet. De rest wijst zich dan wel.”’
Noten
- 1.Ruud Lubbers, ‘De eschatologische dimensie van de christelijke politiek’, in: A.G. Weiler e.a. (red.), Mythe en realiteit van christelijke politiek. Baarn: Ambo, 1979, pp. 68-81.
- 2.Edward Schillebeeckx, Jezus. Het verhaal van een levende. Bloemendaal: Nelissen, 1974.
- 3.Lubbers 1979, p. 68.
- 4.Lubbers 1979, pp. 68-69.
- 5.Lubbers 1979, p. 74.
- 6.Lubbers 1979, p. 80.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.