De waarde van De val van Aantjes en Land van Lubbers als fictie?
Samenvatting
Kwalitatief goede verbeelding tovert een verzonnen wereld voor die overtuigt, die de kijker emotioneel raakt en hem daarmee in zekere zin zelfs transformeert. Fictie dus die letterlijk ‘vermaakt’, zoals sprookjes, romans en schilderkunst al eeuwenlang doen. Wil een televisieserie als (politieke) verbeelding werken, dan komt het aan op betrokkenheid, waarschijnlijkheid en geloofwaardigheid. Ook overtuigende politiek draait om een geloofwaardige belichaming van politieke verbeeldingskracht.
Een béétje politieke gemeenschap beschikt over een stichtingsmythe: een goed verhaal over een heroïsche afkomst. Het bekendste voorbeeld is ongetwijfeld het verhaal van de stichting van de stad Rome door de ruziënde godenzonen Romulus en Remus. Van dezelfde categorie, maar minder bekend, is de zogeheten ‘Bataafse mythe’. Dat is het verhaal waarmee Hugo de Groot en Joost van den Vondel in de zeventiende eeuw aan Holland een fatsoenlijke geschiedenis wilden geven.1 De Hollanders waren volgens hen afstammelingen van de Batavieren over wie de Romeinse geschiedschrijver Tacitus had geschreven. De opstand tegen Spanje was zo eigenlijk niets anders dan een herhaling van het heroïsche verbond der Batavieren onder leiding van Julius Civilis. De burgemeesters van Amsterdam vonden dat zo’n goed verhaal dat ze er bij Rembrandt een schilderij over bestelden om hun stadhuis meer allure mee te geven. Het verhaal klopt echter niet: de Bataven hebben wat afstamming betreft niets met de Nederlanders te maken, en onze Staten-Generaal is geen voortzetting van het Verbond der Batavieren. Een kwestie van nepnieuws uit de Gouden Eeuw, of een klassiek staaltje politieke verbeelding?
Dezelfde vraag kan worden gesteld bij de moderne politieke verbeelding in televisieseries. Ook series met historische hoofdpersonen laten ons niet per se waarheid zien, maar een ‘filmische interpretatie’ ervan. Zij spiegelen een gedramatiseerde werkelijkheid voor. Dat heeft een goede reden. De waarheid zal ons vrijmaken, maar kan als vertelling behoorlijk saai zijn. Op internet circuleert de anekdote dat de televisieserie Willem van Oranje uit 1984 (met Jeroen Krabbé in de rol van de Vader des Vaderlands) zoveel had geïnvesteerd in de historische juistheid van het script, dat Willem nogal kleurloos was geworden. De slechte hertog van Alva was onder de kijkers stukken populairder.2
De kracht van politieke verbeelding
Nederland heeft inmiddels een bescheiden traditie van miniseries met faction: een samentrekking van feit (fact) en fictie. Daaronder bevinden zich twee recente miniseries die uit de geschiedenis van de christendemocratie putten: De val van Aantjes (EO, 2013; tweedelig) en Land van Lubbers ( AVROTROS, 2016; vierdelig). Ook daarin klopt van alles niet met de geschiedenisboeken,3 maar wij beschouwen dat hier niet als de relevante vraag om deze series mee te beoordelen. De jacht op nepnieuws mag ons niet blind maken voor de waarde van goede politieke verbeelding die inzicht biedt in wat het publiek denkt (en hoopt) dat er gebeurt.4 Wij richten ons hier dus niet op waar de series in historisch opzicht mogelijk falen, maar op waar zij als filmische vertelling slagen. Is het goede politieke verbeelding? En wat kunnen huidige politici daarvan leren?
Het oproepen van een verbeeldingswereld vereist allereerst kwaliteit. Het gaat dan niet alleen om de verhaallijn en de dialogen, maar ook om de wijze waarop het verhaal verteld wordt. Welke accenten leggen de cameravoering en kadrering, mise-en-scène en montage? Wanneer doet de filmmuziek haar vaak ongemerkte werk?5 Het samenspel tussen de audiovisuele aspecten bepaalt het onderscheid tussen de vakman en de prutser. Deels is dat natuurlijk een kwestie van budget, maar zeker ook van talent. Wat kwaliteit betreft steken beide series gunstig af tegen de vrij hysterische serie De Fractie van Femke Halsema, die in de zomer van 2016 met een derde seizoen een stille dood stierf. De wens om de knulligheid van het parlementaire handwerk in beeld te brengen (‘Zelfs de verlepte kamerplanten klopten!’) en het theatrale acteren leverden een cruciale fout op: er werd – letterlijk – te weinig aan de verbeelding overgelaten.6 In zowel De val van Aantjes als Land van Lubbers gebeurt dat veel meer. De montage is rustiger, er wordt geregeld gezwegen, en gezichten worden in close-up getoond, zodat emoties iets kunnen vertellen zonder dat dit echt gezegd hoeft te worden. Visueel valt er ook meer te beleven. De wijze waarop in De val van Aantjes de aantrekkingskracht van steeds meer microfoons in beeld wordt gebracht, levert mooie plaatjes op. In Land van Lubbers wordt meer gespeeld met blikkenspel, attenderende kleuren, licht en schaduw om zo (ongemerkt) accenten te leggen. Al is het knarsende geluid dat we horen telkens als het beeld inzoomt op Lubbers als hij terugdenkt aan vroeger, een volkomen overbodige hint om ons naar dat verleden mee te nemen.

De Bergrede van Aantjes in: ‘De val van Aantjes’. Bron: EO
Betrokkenheid, waarschijnlijkheid en geloofwaardigheid
Kwalitatief goede verbeelding tovert een verzonnen wereld voor die overtuigt, die de kijker emotioneel raakt en hem daarmee in zekere zin zelfs transformeert. Fictie dus die letterlijk ‘ver-maakt’, zoals sprookjes, romans en schilderkunst al eeuwenlang doen. Wil een televisieserie als (politieke) verbeelding werken, dan komt het aan op betrokkenheid, waarschijnlijkheid en geloofwaardigheid.
Betrokken is de kijker die helemaal opgaat in de imaginaire wereld en de tijd vergeet, wat mogelijk is doordat het menselijk brein in staat is zintuiglijke indrukken te verwerken tot een zinvol geheel voordat het verstand er vat op heeft. Maar daarvoor moeten de details wel voldoende kloppen: de opgeroepen wereld moet waarschijnlijk zijn. Waarschijnlijkheid gaat over de interne consistentie van een serie – in dit geval de setting uit de zeventiger en tachtiger jaren, de interieurs, het behang, kleding en kapsel, de sigaret, de muziek, de tv-beelden, nieuwigheden als Franse kaas en olijven-met-pit. Zo’n serie kan geen moderne intercitytrein gebruiken om Aantjes naar Spakenburg te vervoeren, noch Lubbers met zijn mobieltje laten spelen. Kleine foutjes (zoals digitale beveiligingscamera’s op het Binnenhof) zijn te vergeven, maar te veel van dit soort blunders ontnemen een serie haar waarschijnlijkheid, leiden de kijker af en verstoren zo het ontstaan van betrokkenheid.
Bij de geloofwaardigheid van een serie gaat het niet over de vraag of de serie innerlijk tegenstrijdig is, maar of zij voldoende aansluit bij wat het publiek verwacht. Het betreft de externe afstemming tussen de actuele (politieke) verwachtingen van het publiek en de (politieke) waarden die de serie presenteert. Lopen die te veel uiteen, dan wordt een serie ongeloofwaardig gevonden en zal deze vooral irritatie of hilariteit oproepen. Geloofwaardig in de hier besproken miniseries is bijvoorbeeld de vanzelfsprekendheid dat Nederlandse politici geen kapsones mogen krijgen, ook niet als ze belangrijk worden. ARP-leider Aantjes reist nog gewoon tweede klas, en minister-president Lubbers serveert in een simpel Torentje broodjes kaas aan de Franse president. Dergelijke details bevestigen wat wij graag zien, zelfs als het historisch onjuist is. Dat Van Agt als minister-president in de serie Land van Lubbers in het Torentje zetelt, is bijvoorbeeld onjuist: Van Agt presideerde in de veel statiger Admiraliteitskamer. Pas Lubbers maakte van het Torentje zijn werkplek en het symbool van de positie van de Nederlandse minister-president. Hij heeft dat zó effectief gedaan dat het inmiddels geloofwaardig is dat onze minister-president van oudsher in dat bescheiden torentje zit – hoewel dat dus evenzeer een mythe is als dat wij van de Bataven afstammen. Dat de gemiddelde kijker het niet ongeloofwaardig vindt om Van Agt in het Torentje te zien, zegt dus vooral iets over wat die kijker verwacht. Ongeloofwaardig is soms wel de casting. In die zin ziet historisch drama over een relatief recent verleden zich voor een bijzondere uitdaging gesteld. Waar Lubbers, jong en oud, qua taalgebruik, uitspraak en uitstraling redelijk goed gekozen zijn, zitten Den Uyl, Vredeling, Andriessen, Van Agt en Brinkman er meer naast. In Land van Lubbers is de rol van Koningin Beatrix een grensgeval. Voor sommige oudere kijkers zal de charmante tipsy-toenadering tot Lubbers zo ver af liggen van het dominante beeld van de beheerste workaholic dat men zich van haar herinnert, dat zij haar rol weinig geloofwaardig zullen vinden. Voor anderen – jongeren misschien – kan het er juist op wijzen dat het bij politieke samenwerking ook draait om persoonlijke chemie tussen mensen.

De ‘jonge’ Lubbers in ‘Land van Lubbers’. Bron: AVRO/TROS
De meest intense betrokkenheid treedt op tijdens de zogenaamde ‘empathische momenten’ waarin de kijker doorleeft wat er op het spel staat. Het zijn de momenten waarop alles elkaar versterkt: filmisch wordt alles ingebracht om de kijker gevoelsmatig en verstandelijk in de verbeeldingswereld te trekken. Het zijn de contemplatieve momenten waarin weinig wordt uitgelegd, waarin verhaallijnen samenkomen en waarin de muziek zich aandient om de emotie te versterken. Het zijn de momenten van de brok in de keel; het ultieme ‘ver-maak’ van de kijker.
Hoewel de geloofwaardigheid van een televisieserie en de betrokkenheid erbij van persoon tot persoon zal verschillen en niet iedereen op afroep een empathisch moment beleeft, heeft verbeelding ook een collectieve dimensie. Zeker bij populaire fictie is het meer dan een kwestie van individuele smaak. In die zin zijn series als Land van Lubbers en De val van Aantjes moderne spiegels van wat wij nu geloofwaardig vinden en waar wij emotioneel op betrokken zijn. Land van Lubbers biedt op dit punt een verteltechnisch bijzondere invulling doordat Lubbers in een College Tour-setting wordt ondervraagd door studenten, afgewisseld door terugblikken met een jongere Lubbers. Juist door de oudere Lubbers te contrasteren met de gemakzuchtige opinies van de huidige studenten, wordt deze dimensie verbeeld. De studenten vallen flink door de mand door hun snelle conclusies en worden in de serie op hun nummer gezet. Ze denken slechts in termen van niet-transparant, niet-democratisch en nietinteger, terwijl Land van Lubbers erin slaagt de complexiteit van politieke processen en de ambivalentie van het politieke bedrijf te laten zien. In de vier afleveringen doet de serie behoorlijk recht aan de grotere dossiers die Lubbers onder handen heeft gehad (de oliecrisis, het terugdringen van het ziekteverzuim, de kruisraketten en de euro), aan zijn successen (zoals het Akkoord van Wassenaar), maar ook aan de fouten die hij heeft gemaakt (mislukking van een politieke unie in Europa, conflict met Kohl). De serie laat dus zien dat in de politiek ‘feit’ en ‘fictie’ door elkaar lopen, en het dus weinig zin heeft om de politiek te beoordelen in termen van leugen en waarheid. Interessant is ook – en dat geldt voor beide genoemde series – dat private ondeugden (eerzucht, wraakzucht) bij Aantjes en Lubbers in dienst kunnen staan van de publieke zaak.
Afgaande op beide series wordt ook duidelijk hoe belangrijk de rol is van het gezin thuis – Gisela Aantjes en Ria Lubbers zijn geen softe types die gedwee het landsbelang boven hun eigen huwelijk plaatsen en rustig afwachten wanneer hun mannen een keer een avond thuis zijn. Dat was volgens de televisieseries al zo in huize Den Uyl, maar dat is in de christendemocratische gezinnen van Lubbers en Aantjes niet anders. Sterker nog, de series maken aannemelijk dat het gezinsleven en de ideeën die daar worden besproken, doorwerken in de standpunten van beide politici – geen slechte zaak voor politici die niet louter in abstracto het publieke belang willen dienen. Tegelijk wordt de vraag wat een rol in de landelijke politiek van iemands gezinsleven mag eisen in de verbeelding nadrukkelijk geproblematiseerd.
Van Aantjes, ‘de meest integere politicus van het Binnenhof’, kan de kijker in de eerste aflevering bijna alle politieke hoofdzonden en morele zwaktes van politici afvinken: machtsbelust, onbetrouwbaar en altijd beschikbaar voor een seksueel uitstapje met een jonge journaliste. De serie had wat dat betreft net zo goed De zondeval van Aantjes kunnen heten. Het is bijna ongeloofwaardig hoe openlijk Aantjes (en Lubbers) op dit laatste punt in de serie hun gang gaan. Een politicus die moreel zo hoog te paard zit als Aantjes, zou tegenwoordig vermoedelijk met ontrouw grotere problemen ondervinden dan met zijn gemarchandeer en gemarcheer in de oorlog. Goed en fout in de publieke opinie zijn voortdurend in beweging, en politieke verbeelding met historisch drama maakt dat zichtbaar. De serie is zo zelfs een zekere politieke rehabilitatie van Aantjes. Vergeleken met hem wordt Lubbers neergezet als een gelaagder personage: slimmerik, no-nonsense-ondernemer, goed katholiek en jezuïet, huisvader, echtgenoot, boef en charmeur. Geen armzalig type, en daardoor krijgt hij dingen voor elkaar. Kwaliteiten die van belang zijn voor een goede lijsttrekker. Beslissend in dat opzicht is ook het verschil in omgang met fouten: Aantjes bekent zijn fouten en is daarna uitgespeeld. Lubbers weet wat hij heeft gedaan, erkent zijn fouten ook, maar laat zich daardoor niet van de wijs brengen.
Hoopgevend voor huidige CDA-politici, ten slotte, zijn de empathische momenten in de beide series. Zoals aan het einde van de aflevering ‘Oorlog en vrede’ in Land van Lubbers, de aflevering over kernwapens. In een scène waarin Ria Lubbers zich in een klein autootje door de regen naar het Catshuis spoedt, dertig kilometer lang bang dat ze haar man daar met een vreemde vrouw zal aantreffen, krijgt Lubbers juist het verlossende telefoontje van Gorbatsjov waardoor de kruisraketten niet geplaatst hoeven te worden. De scène besluit een aflevering waarin Lubbers vooral eenzaam was, wikkend en wegend op de Waalsdorpervlakte. Duidelijk wordt dat pragmatische politiek bij Lubbers geen opportunistische politiek is. Als de oude Lubbers de afloop van de kruisrakettenkwestie dan als ‘persoonlijke overwinning’ omschrijft, zullen veel kijkers hem daarin gelijk geven. Zijn zaal vol onstuimige studenten is er in ieder geval stil van en komt hem een hand geven. De emotionele betrokkenheid bij dit succes van Lubbers is de ultieme rechtvaardiging van zijn manier van politiek bedrijven: problemen oplossen. Zoals het hem zelf in de mond wordt gelegd: ‘Als het huis in brand staat, kun je het blussen bezwaarlijk een ideologie noemen.’ Deze benadering van aanpakken en geen praatjes verkopen past goed bij een staatsman die boven de partijen naar oplossingen zoekt, inclusief een zeker dedain voor de volksvertegenwoordiging (‘de slak met honderdvijftig koppen’). Hiertegenover staat de parlementariër die in de zaaltjes van de politieke partij de beginselvastheid van zijn politieke handelen heeft te verdedigen, precies waar Aantjes in de serie zijn gezinsleven aan opoffert. Binnen het CDA is deze tegenstelling meer dan een kwestie van gezond staatsrechtelijk dualisme tussen een parlementariër en een minister-president. Het is ook de oude grondslagendiscussie tussen pragmatische katholieke en beginselvaste protestantse politiek. Van dat laatste was juist Aantjes een van de grootste aanvoerders. Maar net zoals het de serie Land van Lubbers lukt om Lubbers’ aanpak van de kruisraketten te waarderen, zo is in De val van Aantjes zijn fameuze Bergrede niet alleen destijds een reden om bergen post te ontvangen, maar ook voor de huidige kijker een empathisch kippenvelmoment van inspiratie.
Politiek als theater
En wat kunnen huidige CDA-politici hiermee? Veel. Althans, voor zover zij de overeenkomsten tussen het politieke bedrijf en het theater inzien. Goede politiek is ook een kwestie van verbeelding. Een goede politicus heeft niet alleen verstand van zaken, maar weet ook emotionele betrokkenheid bij zijn verhaal te organiseren. Moet dat door christendemocratische oplossingen uit te venten of door christendemocratische principes uit te dragen? De dramaseries van het christendemocratisch erfdeel laten zien dat het nog steeds mogelijk is om bij kijkers emotionele betrokkenheid te organiseren bij zowel Aantjes’ Bergrede als bij Lubbers’ pragmatische oplossingen. Beide benaderingen slaan aan. Het zijn verhalen die het nog altijd ‘doen’ bij de kijkende kiezer. Mits ze goed verteld worden, tenminste, en geloofwaardig zijn.
Noten
- 1.Zie hiervoor uitgebreid: Auke van der Woud, De Bataafse hut. Denken over het oudste Nederland (1750-1850). Amsterdam/Antwerpen: Contact, 1998.
- 2.Koen Kleijn, ‘De ware Willem’, De Nieuwe Reporter, 30 oktober 2009. Zie http://www.denieuwereporter.nl/2009/10/de-ware-willem/
- 3.Zie voor Aantjes: Roelof Bouwman, De val van een bergredenaar. Het politieke leven van Willem Aantjes. Amsterdam: Boom, 2002. Zie voor Lubbers, bij gebrek aan een wetenschappelijke biografie: Marcel Metze, De stranding. Het CDA van hoogtepunt naar catastrofe. Nijmegen: sun, 1995; en Pieter Gerrit Kroeger en Jaap Stam, De rogge staat er dun bij. Macht en verval van het CDA 1974-1998. Amsterdam: Balans, 1998.
- 4.Gabriël van den Brink, Hoe wij beter over kennis kunnen nadenken. Amsterdam: Boom, 2015, pp. 38-47. De auteurs danken Van den Brink voor een toepassing van deze ideeën in een aantal waardevolle observaties over de hier besproken series.
- 5.Heidi de Mare, ‘Het hart op de goede plaats. Over Law & Order (svu) en ncis als geloofwaardige fictie’, in: Inge van der Vlies (red.), Beeldvorming voor rechtsvorming. Hoe het recht in beeld wordt gebracht. Den Haag: Boom Juridisch, 2017, pp. 137-173.
- 6.Geerten Boogaard en Heidi de Mare, ‘De Fractie. Verbeelding en rechtsvorming in het politieke staatsrecht’, in: Van der Vlies 2017, pp. 97-135.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.