‘Nationale identiteit: geen idool maar opdracht tot wederzijdse verrijking’
Samenvatting
‘De vraag naar wat de samenleving bijeen kan houden, is niet zonder risico’s’, zo waarschuwt voormalig kerkleider Rowan Williams. De zoektocht naar een gemeenschappelijk doel kan immers omslaan in een zoektocht naar gemeenschappelijke vijanden. Wantrouwen richting traditionele instituties, waaronder ook de media, en de onzekerheid na de financiële crisis zetten mensen aan tot het zoeken naar nieuwe vaste grond onder de voeten. Nationalisme lijkt daarin een van de eenvoudige en snelle oplossingen. ‘Maar het verhaal van iedere natie is het verhaal van permanent leren. We zijn nog lang niet uitgeleerd hoe het is om Brits of Nederlands te zijn.’
Een van de overeenkomsten tussen de samenlevingen in Groot-Brittannië en Nederland is dat zij pluriform zijn. Er zijn in beide landen vele taalgroepen, culturen, rassen en religies. Soms betonen zij zich isolationistisch, en soms zijn zij ervan overtuigd dat de eenheid-in-verscheidenheid alleen door continue dialoog in stand blijft. Wat kan een samenleving nog bijeenhouden? We leggen deze vraag voor aan Rowan Williams, aartsbisschop-emeritus van Canterbury.1
Rowan Williams (geboren 1950) was van 2002 tot 2012 de 104e aartsbisschop van Canterbury. Hij gaf leiding aan de Church of England in een tijd waarin deze sterk in beweging was. De kerkelijke erkenning van het homohuwelijk en de toelating van vrouwen tot het bisschopsambt waren veelbesproken onderwerpen. Williams wist de kerk bijeen te houden. Hij stond kritisch ten opzichte van de sociale politiek van het kabinet-Cameron en ten aanzien van de Irakoorlog, die mede gevoerd werd onder leiding van Tony Blair. De laatste jaren houdt hij zich bezig met de opkomst van populisme en nationalisme.

Foto: dirk hol
Williams: ‘De vraag wat een samenleving nog bijeen kan houden is best gevaarlijk. Er ligt namelijk de suggestie in besloten dat mensen in hun zoektocht naar een gemeenschappelijke zaak of een gezamenlijk doel, ook op zoek kunnen gaan naar gemeenschappelijke vijanden. Dat kan zich uiten in de vorm van populisme of nationalisme, maar ook als de behoefte om zichzelf te beschouwen als een gemarginaliseerde minderheid, als slachtoffer. Dat zijn de shortcuts; pogingen om zichzelf in een vorm te gieten, een vorm van identiteit die afhankelijk is van een ander, de schuldige, de vreemde of de gevaarlijke. Het christelijke antwoord op die vraag wat een samenleving bijeen kan houden behelst een zoektocht naar wat iederéén in een bepaalde samenleving samenbindt, namelijk de bereidheid om betrokken te zijn op elkaar. We hoeven niet per se dezelfde waarden en ideeën te hebben, als we maar bereid zijn elkaar te erkennen als mogelijke partner, als mogelijke collega, als constructieve, creatieve ander.’
Hoe zou u dit zojuist uiteengezette inzicht vertalen naar het publieke of het politieke domein?
‘Laat mij u een paar voorbeelden geven. Terugkijkend op mijn tijd als aartsbisschop was een van de dingen die ik erg belangrijk vond de oprichting van het Christian Muslim Forum. Mensen die deelnamen aan dit forum zetten zich sterk in voor de schepping van lokale grassroots: gemeenschappelijke projecten voor jongeren of kinderen in een gebied waarin moslims vanuit de moskee en christenen vanuit de parochie zouden samenwerken. Waar het op aankwam was de bereidheid van mensen om de hierin ontluikende vriendschap en betrokkenheid in stand te houden. In veel gebieden bleek dat succesvol, en het leverde zeer interessante uitwisselingen op van groepen vooral jonge mensen. Dat is maar een voorbeeld.’
Als je meer specifiek naar het domein van de politiek kijkt, hoe kunnen christendemocraten dan het relationele mensbeeld implementeren dat in uw woorden doorklinkt? Christenen zijn in Nederland niet eens meer een stevige minderheid. Hoe zouden zij dat toch handen en voeten kunnen geven?
‘Daar valt geen kort antwoord op te geven. Het betekent in ieder geval een bepaalde mate van verzet tegen die shortcuts, die het sluiten van de deur tegenover de ander als een antwoord zien. Een deel van mijn antwoord is dus negatief: je moet je ergens tegen verzetten. Maar er is ook een positieve stap mogelijk. Iedere christelijke politicus heeft de opdracht verder te kijken op het tijdpad dan tot de volgende verkiezingen. Zij of hij moet een langetermijnvisie ontwikkelen en hierin investeren. Dat geeft de ruimte om je af te vragen wat in je besluiten en daden bijdraagt aan de opbouw van banden van solidariteit, en wat erin aanmoedigt tot politieke energie en intelligentie in de lokale gemeenschap.’
‘Het is mij bij meerdere recente verkiezingen in Groot-Brittannië opgevallen dat de kerken behoorden tot de weinige plekken waar kandidaten van verschillende partijen nog samenkwamen om in debat te gaan met elkaar en met het publiek. En zeker op nationaal niveau stelde de kerk ook vragen aan de politiek die bijdroegen aan het bewustzijn dat je vanuit een langetermijnvisie politiek moet bedrijven. Vanuit dit perspectief kun je beter inschatten of een bepaalde maatschappelijke ontwikkeling vergiftigend is, zoals discriminatie en ongelijkheid.’
Hoe kunnen dergelijke lokale initiatieven doordringen tot het grotere, het nationale niveau?
‘Dat is moeilijk te zeggen, omdat mensen zelf ook actief moeten willen zijn ten dienste van de instandhouding van de democratie. Als je visie op democratie zo beperkt is dat het er alleen om gaat je stem uit te brengen bij verkiezingen, dan zijn mensen meestentijds passief en slechts eens in de vier jaar actief. Er is een grotere vraag aan de orde, die te maken heeft met de politieke cultuur en die gaat over de kijk op democratie die je hanteert. De vraag die je dan stelt in een politieke partij is of je dat gevoel van continue verantwoordelijkheid op lokaal niveau kunt verplaatsen naar een hoger niveau. Ik houd mij de laatste jaren bezig met de opkomst van populistische retoriek, waarin democratie simplistisch wordt gelijkgesteld aan de wil van de meerderheid. En ondertussen wordt de directe democratie verwaarloosd. Ik zoek dus naar een antwoord op de vraag hoe mensen op lokaal niveau een verschil kunnen maken en zo deze populistische en oppervlakkige opvatting van democratie kunnen tegengaan en hoe je dat organiseert. Dat was iets wat voormalig minister-president Gordon Brown ook bezighield: wat maakt iemand tot een burger?’
Nederland loopt voor op Groot-Brittannië in de mate waarin de samenleving geseculariseerd of ontkerstend is. Hoe kun je christenen nog mobiliseren, zodat zij hun bijdrage aan gemeenschapsvorming kunnen leveren?
‘In Engeland is het belangrijk dat er op elke plek nog een parochiegemeenschap aanwezig is die op een constructieve manier gesprekken mogelijk maakt en waar verhalen worden verteld. Dat is de effectiefste manier. Ik kan niet voor de situatie in Nederland spreken, maar wat me in Engeland soms verrast, is hoe sterk het gevoel heerst dat de kerk goed is voor je welzijn, ook al ga je er niet regelmatig naartoe. Het bewustzijn dat je tot op zekere hoogte op de kerk kunt vertrouwen is nog steeds aanwezig – ook in sterk verarmde parochies in Manchester, Cardiff of Zuid-Londen: gebieden waar niet veel mensen naar de kerk gaan. Misschien is dat bewustzijn wel sterker in arme buurten dan in rijke. Als er iets is wat gevolgen heeft voor het welzijn van de hele gemeenschap, bieden de kerk en de priester een plek waar je troost of een band met elkaar kunt vinden door samen te vieren, of door samen verdrietig te zijn.’
‘Wij zijn daarom erg voorzichtig om parochies zomaar te fuseren of kerken te sluiten. We geven juist behoorlijk wat geld uit om de deuren open te houden. Toen we in juni 2017 die vreselijke brand hadden in de Grenfelltoren in Londen, waren de eerste mensen ter plaatse de lokale geestelijken. Het was ook de lokale bisschop die namens de bewoners de delegatie leidde naar Downing Street. Die bewoners vormden bij uitstek een gemeenschap zonder een echt grote christelijke aanwezigheid. De meeste slachtoffers waren migranten, moslims, maar de lokale priester was er. Daar ligt voor mij de rechtvaardiging om op zo veel mogelijk plekken het kerkgebouw overeind te houden. Zelfs als het niet mogelijk is een vitale parochie op de been te houden, is het toch zinvol om een aanwezigheid van de kerk te hebben.’
Nu bent u na uw emeritaat toegetreden tot het House of Lords. Voor iemand van het continent lijkt dit een weinig democratisch instituut. Zag u het lidmaatschap als mogelijkheid voor de aanwezigheid van de kerk op het politieke niveau?
‘Het korte antwoord op die vraag is dat het gebruikelijk is dat de aartsbisschop van Canterbury bij zijn emeritaat een peerage (de adellijke titel van baron, die ook recht geeft op een zetel in het Britse Hogerhuis) krijgt aangeboden. Maar ik moet daar wel het volgende bij zeggen. Het House of Lords biedt de mogelijkheid dat vertegenwoordigers van de civil society verschillende soorten ervaringen en perspectieven in de politieke sfeer brengen. Denk aan Robert Winston of Frank Judd: mensen uit de medische wereld, uit de ngo’s, die normaal gesproken niet door gewone verkiezingen in de politiek terecht zouden komen. Ik heb mij altijd verzet tegen het simpele idee dat het House of Lords ondemocratisch is. Voor mij is het een ander aspect van democratie. Wat niet bevredigend is, is de aanwijzingsprocedure. Die is geheim en er wordt geen publieke verantwoording over afgelegd. Daardoor is deze steeds meer in de partijpolitieke sfeer terechtgekomen. Daar maak ik me wel zorgen over. Maar ik vind het goed dat er een chambre de réflexion is waar de tijd kan worden genomen om wetsvoorstellen te beoordelen, na de haast die in het House of Commons gebruikelijk is. Ik kom er niet elke dag, maar het lidmaatschap is nog steeds te verdedigen.’
Mogen wij een zorg met u delen? In de winkel, op de televisie, in het parlement: overal lijkt er een groeiende behoefte te zijn om te laten zien hoe echt Brits of hoe echt Nederlands iets is. De Nederlandse Tweede Kamer heeft nu ook een vlag in de vergaderzaal gezet. Zijn dit uitingen van nationalisme? Waar komt dat vandaan?
‘Als je probeert de laatste twintig jaar in kaart te brengen, zie je drie factoren die ten grondslag liggen aan maatschappelijke veranderingen. Er is in de eerste plaats een groeiend wantrouwen in traditionele autoriteiten. Dat is gekomen na de hoge verwachtingen die we in de jaren zestig nog hadden van technocratische oplossingen. In plaats daarvan overheerst nu het gevoel dat diezelfde experts helemaal geen problemen oplossen. Ten tweede was er de revolutie in de sociale media. De oceaan van meningen, veroordelingen en het hierdoor groeiende wantrouwen is overweldigend. Hoe houd ik mij overeind in die vloedgolf? Ten derde is er sinds 2008 de financiële onzekerheid, die zich zowel nationaal als internationaal op een niveau zonder precedent bevindt.’
‘Opnieuw groeit dus het wantrouwen, en dit zijn ten minste drie factoren die ons wantrouwig maken. In een reactie hierop gaan mensen op zoek naar identiteit; ze zoeken verbinding met hun wortels, ze willen weten waar zij staan. Nationalisme is een makkelijke, snelle oplossing: een shortcut. Op die manier is identiteit niet meer een gave van de voorzienigheid, iets wat je in staat stelt om anderen iets te bieden, maar veel meer het recht om te zijn wie je bent, ongeacht wat je anderen ermee aandoet.’
Kunt u iets meer zeggen over identiteit als een kans, als de mogelijkheid om anderen iets te bieden?
‘Inherent aan het mens-zijn is dat wij relationele wezens zijn. Mens-zijn is een zaak van interactie. Het bijzondere van de een is er om het bijzondere van de ander te verrijken. Samen vorm je het lichaam van Christus. We zijn niet alleen een gemeenschap van individuen, maar ook van gemeenschappen en van naties. Wat aan één iemand gegeven is, is aan allen gegeven. Wat aan mij gegeven is, is niet mijn bezit. Uit het relationele mensbeeld vloeien ook de vragen voort waarmee de vreemdeling mij kan verrijken of waarmee ik de vreemdeling kan verrijken. Op die manier wordt nationale identiteit geen idool of fetisj, maar biedt zij een kans op wederzijdse verrijking.’
‘De nachtmerrie van het nationalisme van de twintigste eeuw, of het nu in nazi-Duitsland was of in het Joegoslavië van na Tito, is dat ik ben wie ik ben, dat wij zijn wie wij zijn; desnoods ten koste van onze naasten. America First, Britain First, Holland First: hetis verkeerd. Wat moeten we ertegenover stellen? In deze wereld zijn we allemaal van elkaar afhankelijk. We moeten de verhalen vertellen van de mensen die zich verzetten tegen dat groeiende nationalisme. Kijk naar het Midden-Oosten, naar groepen in Israël en Palestina die over de grenzen heen werken: bijvoorbeeld de OneVoice Movement of de Palestinian Isreali Bereaved Families for Peace. Als dat kan gebeuren in die omgeving, dan moet dat zeker ook bij ons kunnen. Toen de eerste vluchtelingen via Calais aankwamen in Engeland, kwamen de lokale kerken aan met grote spandoeken waarop stond: “Welkom in ons land.” We moeten ons op die verhalen richten.’
Als we de verschillende religieuze gemeenschappen ook erkennen in hun publieke betekenis, hoe zijn ze dan gerelateerd aan het algemene nationale kader?
‘Het eerdergenoemde Christian Muslim Forum is een goed voorbeeld van hoe de door religieuze gemeenschappen opgezette dialogen op lokaal niveau gevoerd kunnen worden. We hebben ook het Hindu-Christian Forum in het leven geroepen. Ook is er de permanente Council of Christians and Jews. Allemaal houden ze zich bezig met vergelijkbare kwesties van gesprekken op gang brengen op lokaal niveau. Als je een regering hebt zonder bijzondere confessionele betrokkenheid, of een die niet actief seculier is, zoals in Frankrijk, dan heeft de regering de opdracht om dergelijke vormen van dialoog aan te moedigen en te voeden. Toen de regering van het Verenigd Koninkrijk het programma Near Neighbours in het leven riep, was het precies de bedoeling om dergelijke initiatieven te ondersteunen.’
Hoe is dan de relatie tussen de nationale gemeenschap en deze religieuze gemeenschappen?
‘Er is zeker zoiets als nationale identiteit, als British identity in de zin van: dit is de manier waarop wij dingen geleerd hebben, dit is de manier waarop wij participatory democracy aangeleerd hebben. Dat soort dingen vallen niet uit de hemel; wij hebben ze uitgewerkt en er in de praktijk mee leren omgaan. Hoe hebben wij geleerd om te worden wie we zijn? Hoe zijn wij aan de waarden gekomen die we vanzelfsprekend vinden? Daar was tijd voor nodig. Die historische dimensie is echt belangrijk. Voor migranten die nieuw zijn in een land is het belangrijk dat zij aanvaarden dat zij nu deel zijn van dat zich ontwikkelende verhaal. En dat zij daarin hun eigen verhalen inbrengen. Ik denk aan de manier waarop de hugenoten deel zijn gaan uitmaken van de Britse samenleving. Dat was een betekenisvol moment. Met hen heeft een continentale protestantse en republikeinse identiteit haar weg gevonden in met name Oost-Engeland. En de hugenoten zijn van hun kant vervolgens gaan bijdragen aan het maatschappelijke discours. En ik denk ook aan de komst van de Oost-Europese Joodse groepen in Europa aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Daarmee zijn we weer terug bij het begin: hoe treed je op lokaal niveau de migranten tegemoet?’
‘Het verhaal van iedere natie is het verhaal van permanent leren. We zijn nog lang niet uitgeleerd hoe het is om Brits te zijn, en evenmin zijn jullie uitgeleerd hoe het is om Nederlands te zijn. Mijn zorg over nationalisme is dat de aanhangers daarvan zogenaamd precies weten wat het is om Brits of om Nederlands te zijn. Ik zeg dit ook als lid van een minderheid die zich in de afgelopen honderd jaar heeft geëmancipeerd. Ik ben namelijk afkomstig uit Wales. De Welshe taal was verzwakt en bijna verdwenen. We hebben, vooral in het zuiden van Wales, een samenleving die in etnisch opzicht diverser is dan ooit. Het doet me altijd goed als ik een Welsh sprekende moslim tegenkom. Er heeft een mooi verhaal gestaan in, ik denk, de New Statesman. In een winkel in Wales kwam een vrouw binnen met een hoofddoekje om. Zij sprak een andere klant aan in een taal die hij niet kende. En die klant zei: “Waarom ga je niet terug naar je eigen land als je geen Engels kunt?” En zei zij antwoordde hem: “Ik spreek gewoon Welsh. U niet?”’
U zegt dat nieuwkomers deel gaan uitmaken van het discours van een nationale gemeenschap. Hoe kan de islam het discours in Groot-Brittannië of Nederland verrijken?
‘Kijk eens naar het gevoel van loyaliteit aan de familie, of naar discipline in gebed, zoals die binnen islamitische kringen heersen. Met hun loyaliteit en discipline stellen zij in feite vragen aan christenen: Zijn jullie wel serieus genoeg met betrekking tot het gebed? Zijn jullie serieus genoeg met betrekking tot het onderhouden van familiebanden? Een migrant uit Somalië vraagt ons: Waarom stoppen jullie oudere mensen in zorgcomplexen? Waarom zorgen jullie niet zelf voor je oudere familieleden? Ik zeg niet dat er een juist of een fout antwoord is, maar het zijn belangrijke vragen aan ons. Zijn wij zo individualistisch geworden dat wij dat niet meer doen? Zo bezien kunnen nieuwkomers onze samenleving verrijken!’
Noot
- 1.De CDV-redactie is Theo Wierema van De Zinnen zeer erkentelijk voor de bemiddeling die dit interview mogelijk heeft gemaakt.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.