Het CDA: Van kampioen houdbaarheid naar financiële brekebeen [I]
Samenvatting
De auteur is hoogleraar bestuur en economie van de publieke en non-profitsector aan de Vrije Universiteit Amsterdam en oud-directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor hetistendemocrft een traditie van houdbare overheidsfinanciën. Boegbeelden daarvan vormen de ministers van Financiën die het CDA of een van zijn voorlopers sinds de Tweede Wereldoorlog geleverd heeft. Minister van Financiën Jelle Zijlstra introduceerde in de jaren zestig het zogenoemde structurele begrotingsbeleid. De ambitie was niet langer om conjuncturele onevenwichtigheden met discretionaire begrotingsmaatregelen tegen te gaan, maar om ervoor te zorgen dat de economie structureel in evenwicht is. Roelof Nelissen was begin jaren zeventig minister van Financiën. Hij hield vast aan de bezuinigingsdoelen, hetgeen in 1972 leidde tot een kabinetscrisis. Dit kabinet werd opgevolgd door het kabinet-Den Uyl, en twee oliecrisissen later waren de overheidsfinanciën volledig ontspoord. Frans Andriessen wilde in 1980 de sanering ter hand nemen, maar kreeg onvoldoende politieke steun; zijn opvolger Fons van der Stee kon slechts op de winkel passen. Onno Ruding nam vervolgens, in de eerste twee kabinetten-Lubbers (1982-1989), het saneringsbeleid succesvol voor zijn rekening.
De laatste minister van Financiën van CDA-huize was Jan Kees de Jager, die na de recente crisis een aanvang maakte met het houdbaar maken van de overheidsfinanciën. Hij nam het stokje over van PvdA-minister Wouter Bos, die in september 2008, net voor het faillissement van Lehman Brothers, nog een Miljoenennota indiende met de verwachting dat de overheidsschuldquote zou dalen naar bijna 35 procent. Enkele jaren later was de schuldquote het dubbele van die voorspelling. De financiële crisis in 2008-2009 en de redding van banken had de overheidsfinanciën opnieuw uit het lood geslagen. In 2010 was er ook een houdbaarheidstekort van 4,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dit betekent dat een jaarlijkse rekening van bijna 30 miljard euro werd doorgeschoven naar volgende generaties.
* * *
De achtereenvolgende kabinetten-Rutte hebben daarom ook maatregelen genomen. In de middellange termijn-raming die het Centraal Planbureau rond de verkiezingen in 2017 uitbracht, bleek het houdbaarheidssaldo te zijn omgebogen naar een klein overschot van 0,5 procent bbp (€ 4 miljard).1 Behalve door de bezuinigingen op de uitgaven aan openbaar bestuur komt dit door het verhogen van de Aow-leeftijd en de hervormingen in de zorg. Dat is goed nieuws. Hierdoor kan immers het huidige niveau van overheidsvoorzieningen ook voor toekomstige generaties betaalbaar blijven, zonder verdere aanpassingen in collectieve inkomsten en uitgaven. Het kabinet-Rutte II heeft recent echter voor de verpleegzorg extra gelden uitgetrokken, waardoor dit overschot deels al weer is verdampt tot 0,2 procent bbp.2
* * *
In Keuzes in Kaart analyseert het CPB de verkiezingsprogramma’s van diverse politieke partijen op houdbaarheid. Wie Keuzes in Kaart 2018-2021 nog eens leest, ziet onmiskenbaar dat het recente CDA-programma qua houdbaarheid slecht scoort. Als ik mij richt tot de bij de formatie aan tafel zittende partijen, dan kwamen VVD, D66 en CU uit op een positief of een nihil houdbaarheidssaldo, terwijl bij het CDA dit houdbaarheidsoverschot omsloeg in een tekort van 3 miljard euro. Alleen de PvdA en de SP scoorden nog slechter. Voor het CDA was dit een trendbreuk, omdat het in 2012 de beste score van alle partijen had en zich kroonde als kampioen houdbaarheid. Ook in 2010 bevond het CDA zich in de kopgroep qua houdbaarheid, en in het programma uit 2006 wilden de christendemocraten nog de staatsschuld in een generatie afbouwen.
Ik kan de beweegredenen voor deze pirouette slechts bevroeden, maar het lijkt erop dat het CDA-programma met een grote boog om noodzakelijke hervormingen in vooral de zorg heen is gelopen. Dit terwijl de zorguitgaven ook de afgelopen jaren een forse oploop hebben laten zien, vooral veroorzaakt door monetarisering van informele zorg en nieuwe technologieën. Studies van het IMF geven aan dat twee derde van de zorgkostenstijging in geavanceerde economieën in de afgelopen twee decennia voortkomt uit kosten die niet direct aan de vergrijzing zijn gerelateerd, zoals technologische innovatie. Het CPB realiseert zich dit maar al te goed: vooral van de zorguitgaven is het goed denkbaar dat ze, onder invloed van de vergrijzing, nog meer stijgen dan nu wordt verondersteld in houdbaarheidssommen.
Op dit moment worden de partijen aan de formatietafel geconfronteerd met de smalle financiële marges. Er liggen veel wensen op tafel, van defensie en onderwijs tot infrastructuur. De zorguitgaven zijn echter hoger dan oorspronkelijk geraamd, en ruimte om het eigen risico te verlagen is er niet of amper. Overigens is dit vooral een vestzak-broekzakkwestie, want een verlaging van het eigen risico betekent slechts dat de premies of de belastingen hoger worden, óf politici moeten daadwerkelijk bereid zijn om maatregelen te nemen die de efficiency in de zorg verbeteren of onnodige behandelingen ter discussie stellen. Hervormen dus. En dat is nu precies wat de discussie over het houdbaarheidssaldo ons leert: het houdt ons op koers bij de hervormingen. Ook CDA-politici weten dat maar al te goed, maar ze lijken in het recente verkiezingsprogramma voor een ongemakkelijke discussie te zijn weggedoken.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.