Ter introductie
Samenvatting
DE WOORDEN ‘POLITIEKE PARTIJ’ lijken een kwade reuk om zich heen te hebben. Nu is die scepsis over partijen iets van alle tijden en alle plaatsen. In de Verenigde Staten luidt de klacht vaak dat de partijen een teveel aan ideologie bezitten en daardoor blijven steken in de polarisatie. Thomas Jefferson, een van de founding fathers van de vs, verzuchtte eens: ‘If I could not go to heaven but with a party, I would not go there at all.’ In Europa is de klacht juist dat partijen te weinig ideologie hebben en daardoor te veel op elkaar lijken. Abraham Kuyper beklaagde zich er al over in De Standaard, aan het eind van de negentiende eeuw: ‘Er zijn geen politieke partijen meer, die optreden als tolk van scherpbelijnde overtuigingen in het volk. Het staat niet meer overtuiging tegenover overtuiging, maar coterie tegenover club, factie tegenover coalitie.’ Kritiek op partijen is er altijd geweest.
Toch kan dat moeilijk als een geruststelling worden beschouwd. Er is namelijk wel iets aan de hand. Het probleem, kort gezegd, is dat de maatschappelijke basis en het vaste kernelectoraat van partijen fors kleiner zijn geworden. De wisselende verkiezingsuitslagen van de laatste twee decennia en de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen op 15 maart bevestigden dat patroon. Er is sprake van een verbroken verbinding tussen politieke partijen en de samenleving.

***
Hoe kunnen politieke partijen hun maatschappelijke basis herontdekken? Dat is de centrale vraag voor dit nieuwe CDV-lentenummer, getiteld De toekomst van politieke partijen. Om deze vraag te beantwoorden is het nummer opgebouwd in drie delen. In het eerste deel wordt ‘de gedaanteverandering van politieke partijen’ door de tijd heen verkend.
De vertegenwoordigende rol die partijen hebben is de afgelopen decennia onder druk komen te staan, laat Kris Deschouwer zien. Dat komt deels door de complexer wordende samenleving en het wegvallen van overzichtelijke scheidslijnen tussen sociale groepen (arbeider, boer, protestant, katholiek). Deels komt het doordat partijen steeds meer de staat in zijn getrokken en een te grote bestuurlijke oriëntatie hebben gekregen, wat ergens ten koste is gegaan van de vertegenwoordigende rol en de inhoudelijke scherpte. Het bestaansrecht van partijen, zo betoogt Ruud Koole, ligt echter toch vooral in het bieden van een inhoudelijke keuze, zodat kiezers echt iets te kiezen hebben.
Politieke partijen proberen hun verlies aan sociale bedding te compenseren door in toenemende mate opinieonderzoek te doen. De uitkomst van dat kiezersonderzoek bepaalt vervolgens de inhoudelijke koers. Maar kan opinieonderzoek de kloof met burgers wel overbruggen? Daarover gaat het in het tweede deel, ‘De ongekendheid van de boze burger’. Will Tiemeijer plaatst een aantal kritische kanttekeningen bij de inzet van opinieonderzoek. Jan Dirk Snel noemt het een ‘vruchteloze’ gedachte dat partijen de sentimenten in de samenleving beter zouden moeten leren kennen en zo de boze burger zouden kunnen bereiken. Die zogeheten ‘boze burger’ wacht vooral op een overtuigend weerwoord.
Wat zijn nu precies ‘alternatieve strategieën voor nieuwe verbindingen’? In het derde deel staat die vraag centraal. Er zijn ten minste drie lessen te trekken uit dit CDV-nummer. Om het evenwicht te bewaren tussen volksvertegenwoordigende en bestuurlijke verantwoordelijkheden is het, zoals Koole betoogt, in de eerste plaats van belang dat partijen hun onderscheiden inhoudelijke verhalen op orde brengen en dat ze als inhoudelijke bakens kunnen fungeren. Dat veronderstelt wel dat partijen zichzelf opvatten als de expressie van fundamentele waardeoriëntaties die in de samenleving aanwezig zijn, merkt Tom van der Meer op.
Ten tweede is het van belang de notie van democratisch burgerschap te herontdekken. Partijen zijn slechts een middel, geen doel op zichzelf; ze staan ten dienste van burgers, niet andersom. Dat betekent dat de burger zou moeten worden erkend als drager van het politieke, en niet louter dient te worden beschouwd als object of instrument in door politieke partijen voorgeschreven beleidsplannen.
Ten derde kunnen partijen zoeken naar nieuwe manieren om mensen te binden en daarmee legitimiteit en draagvlak te organiseren. Paul Lucardie, Josje den Ridder, Bert Euser, Wouter Beke en Ruth Peetoom doen een aantal prikkelende voorstellen in deze richting.
***
Tot slot: dit was mijn laatste CDV-nummer als hoofdredacteur. Ik ben dankbaar en bevoorrecht dat ik zeven jaar lang samen met auteurs, wetenschappers, politici en redactieleden heb mogen bijdragen aan doordenkingen van de christendemocratie en verkenningen van nieuwe wegen.
Ik dank u, lezers, voor uw betrokkenheid en trouw. Hopelijk blijft u cdv ervaren als een weldadig medicijn tegen de gejaagdheid, soundbites en clichés die de politiek eigen lijken te zijn, en blijft u er inspiratie aan ontlenen. Dank!
Afscheid hoofdredacteur Pieter Jan Dijkman
Inmiddels is bekend geworden dat drs. Pieter Jan Dijkman per 1 april benoemd is tot directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Dit betekent dat hij zijn taak als CDV-hoofdredacteur zal beëindigen.
Als directeur zal hij qualitate qua wel aanblijven als lid van de redactie.
Over dit laatste kan de redactie werkelijk alleen maar verheugd en dankbaar zijn. Pieter Jan heeft sinds 2010 CDV namelijk in meerdere opzichten op werkelijk voortreffelijke wijze geleid en gediend. Zo is het grotendeels aan hem te danken dat de oplage van ons tijdschrift verdrievoudigde. Hij wist in gesprekken met de CDA-bestuurdersvereniging aannemelijk te maken dat cdv een goed ijkpunt was voor de uitwerking en toepassing van het christendemocratische gedachtegoed door juist de leden van deze vereniging. Zij kregen allen een abonnement. Dat hij hierbij ‘slechts’ hoefde te wijzen op de kwaliteit van CDV, die hij zélf steeds had bewaakt, droeg wel zeker bij aan het welslagen van zijn missie. Verder droeg zijn vaardigheid om bepaalde bestuurlijke, maatschappelijke of politieke ontwikkelingen adequaat in het licht van ons christendemocratisch gedachtegoed en christelijk erfgoed te duiden, zonder meer bij aan de actualiteitswaarde van CDV. De thema’s voor de respectievelijke nummers werden namelijk zo gekozen dat het tijdschrift niet alleen grote waarde had als naslagwerk, maar ook een direct bruikbare lamp werd voor de voeten van hen die aan deze ontwikkelingen mede vorm hadden te geven.
Van Ignatius van Loyola, de stichter van de orde van de jezuïeten, stamt het gevleugelde woord Non coerceri a maximo, sed contineri a minimo divinum est: de weg naar volmaaktheid veronderstelt het vermogen zich niet te laten weerhouden door de grootst mogelijke uitdaging en tegelijkertijd toch ook aandacht te blijven houden voor het kleinste detail. Deze leidraad heeft het hoofdredacteurschap van Pieter Jan zeer gekenmerkt. De horizonverbredende zwaartepunten in het christendemocratische denken resoneerden haast in elk themanummer van CDV, zonder dat redactionele bijzonderheden aan de aandacht ontsnapten. Natuurlijk verliest de redactie hem niet uit het oog, en hij de redactie niet. Dat laatste is hij gelukkig aan zijn nieuwe stand verplicht.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.