Normen-en-waardendebat heeft een nieuwe taal nodig
Samenvatting
Het CDA heeft tijdens zijn verkiezingscampagne de waarden en normen van Balkenende opgepoetst. Maar het zijn clichébegrippen geworden. Zinniger is het om de publieke moraal te begrijpen in termen van deugden. Zo’n deugdbenadering focust minder op het mores leren aan anderen, maar stimuleert ons aan onze eigen vorming te blijven werken.
In de verkiezingscampagnes was de publieke moraal veelvuldig onderwerp van discussie.1 Politieke partijen pakten het thema op eigen wijze op. De VVD vond dat mensen vooral ‘normaal’ moesten doen, en bij het CDA voerde het doorgeven van ‘joods-christelijke’ waarden en tradities de boventoon. De PvdA had het over fatsoen en rechtvaardigheid, en GroenLinks pleitte voor een eerlijk en empathisch Nederland.
En met de verkiezingsdag in zicht waren ze plotseling terug:de ‘normen en waarden’. Bureau Ipsos onderzocht eind februari in opdracht van de NOS waar Nederlanders zich zorgen om maken. Bijna negen op de tien kiezers bleek zich enige tot grote zorgen om ‘normen en waarden’ te maken. Dat was meer dan om immigratie, gezondheidszorg of de economie. Over de eigen situatie is er nog een sprankje optimisme, maar over de toekomst van Nederland en de wereld bleek men ronduit pessimistisch.
Hoe moeten we dit duiden? Op de index van de gelukkigste landen ter wereld van de Verenigde Naties staat Nederland op de zesde plaats. En uit CBS-onderzoek blijkt dat we doorgaans tevreden zijn over de relatie met onze partner, onze woning en onze woonomgeving. Dus vanwaar het pessimisme? Tegelijkertijd maken veel mensen zich zorgen om toenemend egoïsme, verharding en een groeiende tweedeling in de samenleving. De schuld daarvan wordt nogal eens in de schoenen van de ander geschoven.
Het lijkt erop dat mensen zeggen: ‘Met mijn eigen normen en waarden is niets mis; het probleem ligt vooral bij de ander, die mores geleerd moet worden. Anderen zijn onaangepast, ik doe normaal. De kinderen van anderen moeten respect tonen, maar ons eigen kroost is de voorbeeldigheid zelve.’ Het paradoxale aan deze situatie is dat de meerderheid vindt dat de ander het probleem is. En dat kan niet waar zijn. We moeten ook de hand in eigen boezem steken.
Ik werk aan een lerarenopleiding, en altijd als ik met docenten over morele onderwerpen praat, gaat het in een oogwenk over normen en waarden. Volgens mij is dat precies de taal die de broodnodige zelfreflectie heeft belemmerd. Meer dan tien jaar geleden pleitte toenmalig premier Balkenende voor meer aandacht voor normen en waarden. Daarmee zette hij de publieke moraal op de kaart. Maar het zijn clichébegrippen geworden. Ze zijn in ons culturele DNA gegrift, maar we weten amper nog over welke waarden en normen het gaat, of wat de relatie tussen beide is. Normen en waarden bieden slechts een beperkt perspectief op de publieke moraal. En dat hebben we helaas niet meer door.
In een WRR-verkenning uit 2004 noemde pedagoog Bas Levering het een ‘vergissing’ dat de overdracht van waarden en normen in een heterogene samenleving mogelijk zou zijn.2 En vier jaar later concludeerde filosoof Paul van Tongeren in Trouw dat al het gepraat over normen en waarden ons geen beter mens heeft gemaakt.3 Pedagogen Gert Biesta en Siebren Miedema waarschuwden al eerder voor deze risico’s. In het onderwijs, stelden ze, gaan docenten waarden en normen zien als extraatjes die weinig met hun vakinhoud te maken hebben. Daardoor hebben ‘normen’ en ‘waarden’ de vormende taak van het onderwijs geen impuls gegeven, maar juist ondermijnd.4
***
Is er een alternatief? Zinniger is het om de publieke moraal te begrijpen in termen van deugden, of wat we eventueel ook ‘morele competenties’ kunnen noemen. Zo’n benadering heeft drie voordelen. Ten eerste zijn deugden een schakel tussen waarden en normen. Waarden bieden een algemene en nog vage morele oriëntatie, normen zijn juist strakke handelingsvoorschriften. Wat ze verbindt, zijn persoonlijke morele kwaliteiten, zoals rechtvaardigheid, maatgevoel, hoop of compassie. Iemand met zulke deugden heeft normen verinnerlijkt en concretiseert waarden in zijn gedrag. Wanneer iemand door de tijd heen een geïntegreerde verzameling van dit soort goede gewoonten tentoonspreidt, heeft hij ‘karakter’.
Ten tweede heeft de deugdethiek oude papieren en past ze goed bij deze tijd. Ten onrechte denken veel mensen bij het begrip ‘deugd’ aan wat oubollige noties als spaarzaamheid, vlijt, orde en netheid, maar dat is slechts één (gedateerd) deugdenlijstje. Deugd komt van het Griekse arete en betekent ‘voortreffelijkheid’ of ‘excellentie’ – iets waarin je uitblinkt, waarin je virtuoos bent. Sommige klassieke deugden, zoals rechtvaardigheid en wijsheid, zijn tegenwoordig nog steeds relevant. En deels biedt de deugdethiek nieuwe kwaliteiten die mensen nu nodig hebben om te floreren als mens. In een gefragmenteerde cultuur waarin mensen lid zijn van verschillende sferen, elk met een eigen richtinggevende notie van wat goed is, lijkt ‘integriteit’ bijvoorbeeld een wezenlijke deugd.
Een derde voordeel is dat deugden een soort vaardigheden zijn die je kunt oefenen, net als pianospelen en voetballen. Geduldig word je door te oefenen met wachten; vrijgevigheid door te leren wat, wanneer en hoeveel te geven en humor ontwikkel je door op een gepaste manier grapjes te maken. Als je jong bent, gaat dat proces onder begeleiding van een mentor of coach, maar geleidelijk verschuift het accent naar zelfvorming, een proces dat bovendien nooit klaar is. Zodra we de horizon van ons ideale ik denken te naderen, schuift die vaak weer een beetje op.
***
Karaktervorming heeft ook een probleem. Ze mag dan essentieel zijn voor een florerende publieke moraal, ze heeft zelf wel een bepaalde voedingsbodem nodig. Unilever vernoemde in 2003 zeven nieuwe smaken van het merk Magnum naar de zeven hoofdzondes, en lanceerde die smaken met een omvangrijke reclamecampagne. En hoewel alcoholreclames er fijntjes op wijzen dat we mogen genieten, maar moeten drinken ‘met mate’, leven we in een cultuur waarin het bar moeilijk is om maat en andere deugden te cultiveren. Het lijkt alsof het probleem dat karaktervorming dient op te lossen zo groot is dat het voor diezelfde karaktervorming knap lastig is om van de grond te komen.
Dat roept de lastige vraag op wat voor soort instituties karaktervorming nodig heeft én vervolgens voortbrengt. Ik noem twee antwoorden van hedendaagse deugdethici. Eén antwoord komt van Martha Nussbaum, die – met Scandinavische landen als rolmodel – een ‘aristotelische sociaaldemocratie’ voor zich ziet, waarin alle burgers hun capabilities (vermogens) kunnen ontwikkelen om een voor hen goed leven te leiden. Een heel ander antwoord komt van Alasdair MacIntyre, die uiterst kritisch is op de liberale democratie, en zijn heil zoekt in kleine gemeenschappen waarin mensen nog wel een vorm van moreel leven met elkaar kunnen delen.
Hoewel ik het niet op alle punten met MacIntyre eens ben, neem ik van hem het belang over van sociale praktijken waarin mensen bepaalde mores delen. Denk aan sportclubs, debatclubjes, beroepsgroepen, politieke partijen en koren. Zonder oprechtheid, moed, rechtvaardigheid, tact en vriendschappelijkheid houd je het daar niet uit – en zal je team of club waarschijnlijk weinig succes kennen. Zulke sociale verbanden bieden praktijken waarin mensen redelijk beschermd deugden kunnen oefenen. Dat komt hunzelf ten goede én de praktijk waarin ze participeren. Willen deugden kunnen floreren, dan is een sterk maatschappelijk middenveld cruciaal.
In het buitenland is de afgelopen jaren veel kennis ontwikkeld over hoe je deugden met name in allerlei beroepsgroepen kunt versterken. Een belangrijke aanjager is The Jubilee Centre for Character & Virtues van de University of Birmingham, dat een reeks adviezen en programma’s heeft ontwikkeld, zowel voor het basis- en voortgezet onderwijs als voor beroepsopleidingen tot bijvoorbeeld dokter, jurist, verpleegkundige, soldaat en manager. De Britse overheid heeft deze karaktertaal ondertussen overgenomen, en geld uitgetrokken voor de verdere doorwerking ervan. Het kan dus echt anders. Terwijl men in het buitenland een slag heeft gemaakt, zijn het CDA en een groot deel van Nederland zich blijven blindstaren op normen en waarden. Als we ons echt zorgen maken om de publieke moraal, wordt het tijd om een deugdethische benadering te kiezen.
Noten
- 1.Dit is een bewerking van het volgende opinieartikel: Wouter Sanderse, ‘Met normen en waarden ben je er nog niet’, Reformatorisch Dagblad, 11 maart 2017.
- 2.Bas Levering, ‘Opvoeding en de overdracht van waarden en normen’, in: P. de Beer en C.J.M. Schuyt (red.), Bijdragen aan waarden en normen. Amsterdam: Amsterdam University Press, pp. 147-177.
- 3.Peter Henk Steenhuis, ‘Deugden leiden tot een voortreffelijk leven’ (interview met Paul van Tongeren), Trouw, 18 januari 2008.
- 4.Gert Biesta en Siebren Miedema, ‘Instruction or pedagogy. The need for a transformative conception of education’, Teaching and Teacher Education 18 (2002), nr. 2, pp. 173-181.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.