Het CDA behoeft de ondertitel sociaal-conservatief [2]
Samenvatting
‘… liever [zouden] mensen beschuldigd worden van diefstal of brandstichting dan van het feit, dat ze conservatief […] zouden zijn.’ Het ‘taboe van Nolens’ werkt lang na. Pas een eeuw later beginnen sommigen, ook binnen de christendemocratie, de schuchterheid van zich af te werpen – en noemen zich conservatief.
Op de kop af honderd jaar geleden, in 1917, sprak monseigneur Willem Nolens, fractievoorzitter van de Roomsch-Katholieke Staatspartij, voorganger van de KVP, de banvloek uit over het conservatisme. ‘Conservatief’ was voor hem en zijn tijdgenoten ongeveer hetzelfde als ‘bekrompen’ en ‘achterlijk’; ‘burgerlijkheid in den slechten zin’, zoals ’s lands beroemdste historicus, Johan Huizinga, het later noemde.
***
Nee, ik ben niet bang voor dief of brandstichter te worden versleten. Het conservatisme heeft te veel goede kanten om zomaar op de vuilnisbelt van de geschiedenis te worden gestort. Het verleden heeft veel goeds opgeleverd, waard om te behouden en te koesteren. Al helemaal in tijden als deze, los gespoeld van de traditie, teruggeworpen op zichzelf, op zoek naar … ja, wat eigenlijk?
Bij mijzelf bespeur ik – let op, het begint op een coming-out te lijken – conservatieve trekken. Ik meet dat af aan wat ik de treffendste definitie van conservatisme vind, namelijk die van Abraham Lincoln: ‘Is it not adherence to the old and tried, against the new and untried?’ Ik ben inderdaad meer gesteld op het oude en beproefde dan op het nieuwe, op dat wat zich nog bewijzen moet. Eerlijk gezegd voel ik me wel thuis bij het conservatieve gedachtegoed – een wat somber mensbeeld dat een stevige barrière vormt tegen goede bedoelingen, grootse vergezichten en andere dagdromerijen. Van huis uit ben ik toegerust met voldoende argwaan over de ‘maakbaarheid van de samenleving’ en andere oogverblindende hervormingen; het is ons niet gegeven het Koninkrijk van God in het hier en nu te realiseren. Wie een hemel op aarde wil maken, maakt er onherroepelijk een hel van. Zelfs op de hoogtepunten van evangelische bevlogenheid bepleitte ik behoedzaamheid en een grammetje realisme. Maar voor een partij als het CDA lijkt conservatisme mij te schraal. Als politiek programma heeft het de christendemocratie te weinig te bieden. Of het zou een pleidooi voor gezond verstand moeten zijn, maar aan dat artikel bestaat aan het Binnenhof breder behoefte.
Wat belangrijker is, is dat conservatisme niet een jas is waarin de christendemocratie zich laat passen. Als het christelijke geloof iets in de politiek te betekenen heeft, is dat door het geven van hoop – hoop op een betere wereld, hoop op een betere toekomst. Het kijkt vooruit – naar iets wat voor ons ligt, naar iets wat lonkt. Dat verdraagt zich maar moeilijk met iets wat steeds over de schouder kijkt.
Dat is het beste medicijn ‘tegen het cynisme’.
***
Het is dan ook geen toeval dat onze politieke voorouders in de tweede helft van de negentiende eeuw – ik heb het over Groen van Prinsterer, over Abraham Kuyper, over Herman Schaepman – weloverwogen braken met het conservatisme. Half mee-, half tegenwerkend met de liberale vernieuwingsbeweging onder Thorbecke zochten die ‘zindelijke burgerheren’ steun. Na aanvankelijke aarzeling kozen de jonge, opkomende christelijke partijen stelling – tegen het conservatisme. Het ‘pantser der behoudzucht’ (Kuyper) paste niet bij de emancipatiebewegingen van ‘kleine luyden’.
Directe aanleiding voor die breuk rond 1870 – goed om te herinneren – was de schoolstrijd, het taaie gevecht van minderheden om het onderwijs naar eigen smaak, eigen stijl en eigen geloof in te richten.
Dat was meer dan een single issue; het was onderdeel van een breed politiek programma dat heel expliciet recht wilde doen aan bevolkingsgroepen, mensen die in de late negentiende en vroege twintigste eeuw in kerk, staat en maatschappij gemarginaliseerd waren. Het raakt aan de kernwaarden van de christendemocratie.
Ik ken alle discussies over de C. Wat kun je er nog mee? Heb je er nog wel wat aan? Is het niet versleten? Aangetast door ontkerkelijking, secularisering, individualisme en al die andere ontwikkelingen met moeilijke namen is ook de christendemocratie de stelligheid van vroeger kwijtgeraakt. Dat is echter geen reden om het befaamde kind met het badwater weg te gooien. Of elders te schuilen. Het is eerder een reden tot herbronning, een woord dat ik dankzij Ruud Lubbers heb geleerd.
***
En die bron is diep. Het christendemocratische gedachtegoed is te rijk om op zolder te laten verstoffen. Te actueel ook. Kernbegrippen als verantwoordelijkheid, gerechtigheid, solidariteit en rentmeesterschap schreeuwen er bijna om om toegepast te worden. Ook als tegengif tegen populisme, nationalisme, regionalisme en al die andere vormen van ‘egoïsmen’ die ons superieur verklaren aan anderen, aan medemensen.
Is er niet meer dan ooit behoefte aan een brede volkspartij, een partij die verder wil kijken dan het eigen belang, die wikkend en wegend zoekt naar oplossingen, die het compromis koestert? Is er niet meer dan ooit behoefte aan een partij die niet achter de dijken wegduikt, die Europese integratie op waarde schat, die ontwikkelingssamenwerking waardeert? Is er niet meer dan ooit behoefte aan een partij – dwars tegen boze, witte mannen in – die de verbinding zoekt, mensen niet uitsluit maar insluit, die investeert in sociale samenhang? Is er, kortom, niet meer dan ooit behoefte aan een christelijk-sociale partij?
Onderwijl zingen we natuurlijk uit volle borst het Wilhelmus. Al was het alleen maar om te laten horen dat christendemocraten geen dieven of brandstichters zijn.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.