‘Het strafrecht is het resultaat van beschaving; niet andersom, helaas’
Samenvatting
Minister Asscher ligt op de sociale media geregeld onder vuur vanwege zijn Joodse afkomst. Onlangs reageerde hij in het openbaar en noemde daarbij man en antisemitisch paard. Een aangesproken tiener uit Friesland schrok toen de Leeuwarder Courant bij hem aanbelde voor een reactie. De hulppiet uit Oosterwolde was boos geworden op iedereen die tegen Zwarte Piet was en had zijn emoties zonder nadenken de vrije loop gelaten. Het was helemaal zijn bedoeling niet geweest om de minister te kwetsen. Hij bood zijn excuses aan en beloofde ‘voortaan wel tien keer na te denken’ voordat hij weer iets op Facebook zou zetten. De minister aanvaardde zijn excuses en beschouwde de zaak als afgedaan. Dat is niet het geval voor de twitteraars tegen wie Sylvana Simons aangifte heeft gedaan. Ook zij had in de nieuwe wereld van de digitale communicatiemiddelen de racistische volle laag gekregen. Simons besloot aangifte te doen. Grote kans dat als de politie bij deze twitteraars aanbelt, er eveneens brave borsten opendoen. Kan Simons het er dan ook bij laten zitten? Komen de oppassende huisvaders ermee weg?
‘De meeste van dit soort uitingsdelicten zijn zogenoemde klachtdelicten’, legt Tineke Cleiren uit. De Leidse hoogleraar strafrecht vergelijkt het met diefstal tussen echtelieden. Ook dat is op zichzelf een strafbaar feit, maar er kan alleen worden vervolgd als het slachtoffer daarover klaagt. ‘Het Openbaar Ministerie betreedt toch een gevoelig terrein waar we de overheid zo min mogelijk uit eigen beweging willen toelaten. Alleen bij het beledigen van ambtsdragers is dat anders. Hun aanzien is van openbaar belang en daar kan het OM dus zonder klacht optreden. Een klacht betekent overigens niet automatisch dat er daadwerkelijk vervolgd gaat worden. Het opstarten van een strafzaak moet eveneens opportuun zijn. Het alsnog vervolgen van die tiener uit Oosterwolde is dat niet.’
Tineke Cleiren (1955)
Dat mensen zich op sociale media onbespied wanen, is een bekend argument. Maar het telt niet snel. Voor alle delicten waarbij de vrijheid van meningsuiting in het geding is, geldt dat de context waarin de uitlatingen zijn gedaan essentieel is om te bepalen of men onder de strafbepaling valt. ‘Tien familieleden die samen in een WhatsAppgroepje zitten, vormen waarschijnlijk nog wel een nietopenbaar gezelschap. Maar iemand in een groep van 25 vage vrienden van de voetbalclub moet er rekening mee gaan houden dat hij iemand buiten die groep kan beledigen. Het gaat om de kans dat iets terechtkomt bij iemand voor wie het beledigend is. Als die kans aanmerkelijk is, en je accepteert die kans toch, dan neemt het strafrecht opzet aan. De verspreider van andermans beledigende teksten kan alleen gestraft worden als blijkt dat hij de inhoud zelf ondersteunt.’
‘Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat wie zich op internet begeeft, zelf verantwoordelijk is voor de beledigingen die hij daar oploopt. Zo’n soort redenering is wel bekend in het strafrecht. Wie een kaartje voor een seksbioscoop koopt, verspeelt zijn recht om te klagen over het vertonen van zinnenprikkelende beelden. Zoiets zou je ook kunnen beweren voor moeilijk bereikbare discussiefora op internet.’ Maar het creëren van semipublieke vogelvrijheid is niet zonder risico. ‘Je moet er ontzettend mee oppassen, het is een heel gevaarlijke redenering. Heeft Asscher de antisemitische verwensingen maar te dulden omdat hij ook op Facebook wil?’
***
‘Veel van dit soort vragen speelden al toen niemand nog wist wat “retweeten” was. Wat doe je bijvoorbeeld met iemand die belt, maar niet weet dat hij op de speaker staat? Heeft hij de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat nou net de beledigde meeluistert? Sommige dingen zijn echter wel anders. Neem het straattaaltje van een specifieke groep hangjongeren uit een specifieke wijk. Dat kan er stevig aan toe gaan, met grove woorden. Als een citaat daaruit in een andere context terechtkomt, kan het beledigend worden. Digitale communicatiemogelijkheden maken de grenzen tussen de verschillende contexten veel vloeiender dan ze in het echte leven zijn. Wie werkelijk tegenover een minister staat, past waarschijnlijk beter op zijn woorden dan wanneer hij thuis op de bank uit de losse pols op zijn smartphone naar zijn twintig volgers twittert. Voor het strafrecht wordt het dan ook steeds moeilijker om een uitlating goed in een context plaatsen.’
En op een fundamenteler niveau speelt nog iets anders een rol. ‘Ons strafrecht is daadstrafrecht, gebouwd op enige vrijheid van wil. Iemand doet iets en wordt verantwoordelijk gesteld voor de gevolgen. Uitingsdelicten op sociale media passen in meerdere opzichten niet heel goed bij dit uitgangspunt. Het zijn nauwelijks fysieke handelingen, alleen een paar duimbewegingen. De feitelijke gevolgen van een uitlating zijn ook moeilijk te zien. En het gebeurt allemaal vaak – net als bij de Friese tiener die Asscher beledigde – in een extreem achteloze onverantwoordelijkheid. Het gaat makkelijk en ongemerkt. Daarom gebeurt het ook zoveel.’
De vraag wordt dan wel wat het strafrecht nog kan betekenen. ‘Als er sprake is van een cultuurverandering om in de nieuwe publieke ruimte van de sociale media bot en direct met elkaar om te gaan, dan kan het strafrecht dat tij niet keren. Het strafrecht is het resultaat van beschaving; niet andersom, helaas.’
Geerten Boogaard
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.