Een gevoel van hachelijkheid
Samenvatting
Vijftig jaar geleden, in de herfst van 1966, verschenen er twee geschriften die tot op heden grote bekendheid genieten. Op donderdag 15 september presenteerde een groep jonge intellectuelen in het Haagse perscentrum Nieuwspoort een zogenaamd Appèl – waarbij het (inmiddels door spellingwijzigingen verdwenen) accent grave visueel uitvergroot werd tot een enorm uitroepteken. Het was blijkens de ondertitel gericht Aan iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie. Er is een mooie foto waarop mr. H.A.F.M.O. van Mierlo, de belangrijkste auteur, vlot in pak met stropdas gestoken, naast enkele anderen van de 36 initiatiefnemers, stijfjes in overjas gekleed, het Appèl trots op het Binnenhof toont. Achter hun rug staan auto’s geparkeerd – nu ondenkbaar.
Tweeënhalve week later, op maandag 3 oktober 1966, verscheen het pamflet Tien over rood. Uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA. Het kende acht samenstellers, van wie Han Lammers en Hans van den Doel de eindredactie verzorgd hadden. Beide pamfletten werden uitgegeven door Johan Polak en Rob van Gennep, die zelf behoorden tot de 74 lieden die de algemene strekking van het ‘Kort begrip’ van Nieuw Links onderschreven. Tijdens de bespreking in Krasnapolsky op Koninginnedag 1966, die tot de vorming van D’66 leidde, had Arie van der Zwan, een der latere samenstellers van Tien over rood, met een geestverwant de zaal verlaten toen hun eis met de sociaaleconomische problematiek te beginnen, niet werd ingewilligd.
Dat geeft meteen het verschil aan. Men zou het een onderscheid tussen inhoud en vorm kunnen noemen. Tien over rood rakelt direct een groot aantal politieke vraagstukken op. Het Appèl verwijlt heel lang bij staatsrechtelijke vernieuwingen, voor het, veel aarzelender, dan ook nog enkele concrete punten aansnijdt. Beide pamfletten zijn onmiskenbaar uitingen van de progressieve tijdgeest, maar ook al zal men in Tien over rood achteraf vooral een uiting van sociaaldemocratische ontzuiling zien, het wilde nadrukkelijk socialistisch zijn, terwijl het Appèl juist betoogde dat de bestaande politieke ideologieën geen antwoord meer gaven op ‘de vragen die ons bezig houden’, waarbij het overigens een pragmatisme aanprees, dat het tegelijk in de confessionele partijen gispte.
***
Het Appèl geloofde in de maakbaarheid van de politiek, maar wist vervolgens niet zo goed wat die moest doen. Tien over rood geloofde vooral in de maakbaarheid van de samenleving, door een politiek die sterk technocratisch was. Het was een voortbrengsel van jonge economen en sociologen die meenden dat schier alles planbaar was. Opmerkelijk was ook de verdediging van reclame, in die dagen in confessionele kring nog weleens als ‘vergif’ beschouwd:‘Reclame kan er in belangrijke mate toe bijdragen de aanvaarding van nieuwe produkten te versnellen, zodat de produktiekosten ook sneller dalen.’
Maar waarin beide pamfletten overeenkwamen, was het krachtige verlangen naar meer democratisering. ‘Geef het volk een vuist’, schetterde Tien over rood. En het Appèl stelde ‘dat er in Nederland behoefte bestaat aan een ingrijpende democratisering van het politieke bestel, waarbij een zo groot mogelijke invloed van de burgers op de politieke gang van zaken wordt gewaarborgd’. Het was een roep die men die dagen overal kon horen. Een jaar later betoogde de bepaald niet radicale VU-hoogleraar Gijs Kuypers in Het politieke spel in Nederland onomwonden: ‘Ons politieke bestel is ziek.’
Maar wie dergelijke betogen nu herleest, vindt eigenlijk nauwelijks overtuigende argumenten wat er dan zo mis was. In hoofdlijnen hebben we nog steeds hetzelfde stelsel, toen vijftig jaar oud, nu een eeuw, en het werkt nog steeds. Het systeem was niet rot, de verwachtingen waren – met de welvaart mee – tot onrealistische hoogten gestegen. Men wilde vooral meer directe invloed van de kiezer op de kabinetsvorming en D’66 wilde een gekozen minister-president onder afschaffing van de vertrouwensregel. Men wilde ‘duidelijkheid’, maar vergat dat de kiezer zo ook wel heel weinig te kiezen overhield. Of ook de kans liep als ‘verliezer’ niets te krijgen. Men vergat dat het compromis – ook achteraf, na de verkiezingen – de essentie is van een fatsoenlijke pluriforme politiek. Dat ‘onduidelijkheid’ geen zwakte is, maar de kracht van een beschaafd systeem.
***
Onlangs betoogde VVD-senator Sybe Schaap dat de PVV oogst wat D66 heeft gezaaid: democratisme. Het huidige populisme heeft volgens hem het idee van directe democratie van D66 overgenomen. PVV-Kamerlid Martin Bosma bediende hem op zijn wenken door de eerste verkiezingsposter van D’66 rond te twitteren. De tekst: ‘Dit is de tijd voor vernieuwing. Het oude bestel is ziek en moe. Het schippert en weifelt. Wij willen het doorbreken. Wij willen een nieuwe democratie. En een nieuw kiesstelsel. En een praktische politiek. En duidelijkheid. En openheid. En vrijheid. Wij willen dat u ook weer wat te zeggen krijgt. En u?’ Daar hoefde alleen het PVV-logo nog maar overheen.
Typisch een geval van dalend cultuurgoed. Wat vijftig jaar geleden ‘progressief’ was, heet nu – ten onrechte, maar toch – ‘rechts’. Het huidige populisme is de laatste manifestatie van de ‘mondigheid’ die toen opgang maakte. Wat intellectuelen zich destijds niet konden voorstellen is dat burgers wel zouden willen schreeuwen, maar geen verantwoordelijkheid zouden willen dragen. Dat is het verschil tussen democratie en een populisme dat politiek vanuit een eenmansonderneming bedrijft als een vorm van marketing van bovenaf.
Van Mierlo en de zijnen werden bevangen door ‘een gevoel van hachelijkheid’. Dat gevoel herkennen we maar al te goed. Maar dan anders.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.