Karikatuur van de christendemocratie
Samenvatting
De Gaay Fortman heeft met Moreel erfgoed een lezenswaardig boek geschreven, niet alleen qua verpakking: ook de inhoud is relevant. Het valt te prijzen dat in een tijdperk van moreel verval, van toenemende hufterigheid, iemand de koe bij de hoorns vat en van zijn hart geen moordkuil maakt. Het is vlot geschreven, leest daardoor makkelijk, en dat is mooi meegenomen voor een boek van vierhonderd bladzijden.

Alinea>Bas de Gaay Fortman
Moreel erfgoed. Koers houden in een tijd van ontwrichting
Prometheus | 2016 | 400 pp. | € 39,95 (gebonden) | ISBN 9789035143319
De uitgever wilde eigenlijk dat De Gaay Fortman zijn memoires zou schrijven, maar daar had De Gaay Fortman geen zin in. Hij wilde een boek schrijven over eeuwige beginselen, maar daar zag de uitgever geen brood in. Het werd dus een compromis tussen beide elementen. Zelf noemt De Gaay Fortman dat een gelukkig compromis, maar het is de vraag of dat zo is. Het pièce de résistance wordt gevormd door de hoofdstukken over recht, grondwet en burgerdeugden, samen 220 bladzijden. Het is uitermate de moeite waard deze hoofdstukken te lezen, maar met alle respect hebben ze het karakter van een syllabus voor aankomende studenten, en het zou me ook niet verbazen als ze als zodanig door De Gaay Fortman zijn gebruikt. Het boek krijgt door deze opzet een wat hybride karakter. De hoofdstukken waarin De Gaay Fortman zijn politieke werdegang behandelt zijn eigenlijk te oppervlakkig en te weinig uitgediept, en de syllabusachtige hoofdstukken zijn inleidingen op het onderwerp en tamelijk standaard. In deze bespreking beperk ik me tot de hoofdstukken waarin De Gaay Fortman zijn politieke overtuiging schetst, omdat die de meeste vragen oproepen.
***
In de eerste plaats is de lezer uiteraard benieuwd naar de oorzaak van de breuk van De Gaay Fortman met de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) na de verkiezingen in 1967, toen De Gaay Fortman zich meldde als spijtstemmer. Als ik het goed begrijp was De Gaay Fortman geen spijtstemmer omdat het programma van de ARP niet deugde, maar kreeg hij spijt van zijn stem omdat na de verkiezingen werd afgestevend op een coalitie van de ARP met de CHU, de KVP en de VVD. De vraag is of De Gaay Fortman vóór de verkiezingen had mogen geloven dat de ARP een coalitie zou vormen zonder de confessionele soortgenoten CHU en KVP. Dat lag toch helemaal niet in de rede nadat de fractievoorzitters van deze drie partijen vóór de verkiezingen duidelijk hadden gemaakt dat voor hen gold: samen uit en samen thuis. De echte frustratie zat in het feit dat Biesheuvel als formateur vrij vlot afkoerste op een coalitie met de VVD. De Gaay Fortman wilde kennelijk af van het aloude adagium van de christelijke partijen van het lood om oud ijzer of van ‘Wij buigen niet naar rechts en we buigen niet naar links’. Als dat zo is, dan kun je inderdaad maar beter meteen overstappen naar de PvdA of een andere nog op te richten zogenaamd progressieve partij. Coalitievorming gaat natuurlijk over voorkeuren, maar ook over machtsverdeling. Als je als partij van tevoren al aangeeft altijd met de PvdA te willen regeren, dan lever je jezelf uit en dat is politiek onhandig. Dus ging De Gaay Fortman de ARP uit en werd christenradicaal, wat later leidde tot de oprichting van de Politieke Partij Radicalen (PPR), de partij die zich inderdaad onlosmakelijk verbond aan een coalitie met de PvdA.
Maar het was niet alleen een spijtstem. Het was ook een afscheid willen nemen van de confessionele politiek. De Gaay Fortman was tot het inzicht gekomen dat er een breuk moest komen tussen religie en politiek. Godsdienst levert nooit een voor alle gelovigen eensluidend politiek programma op en dus kun je de band tussen godsdienst en politiek maar beter doorknippen. Daar is het evangelie te goed voor. Als christen in de politiek komt het aan op de beleving van het christen-zijn. Het is jammer dat De Gaay Fortman op dit punt wat makkelijk doorhobbelt. Waarom reageert hij bijvoorbeeld niet op wat de christendemocratie werkelijk voorstelt, zoals uiteengezet door Woldring?1 In de christendemocratie wordt ook onderkend dat de Bijbel geen politiek manifest is. De vier kernwoorden van het CDA zijn niet méér, maar ook niet minder dan een antwoord op het evangelie, zonder dat dit een monopolie oplevert voor de enig juiste interpretatie. Gevaar voor vereenzelviging van CDA en evangelie bestaat dan ook niet. Als je hiervan kennisneemt lijkt het erop dat
De Gaay Fortman een karikatuur van de christendemocratie voor ogen heeft.
***
Een tweede punt is het anti-CDA-sentiment dat uit het boek druipt. Nu is dat niet ongebruikelijk bij renegaten, maar het maakt geen sterke indruk en doet denken aan een onverwerkt verleden. Het CDA wordt 34 keer genoemd in het boek, en in 15 van die gevallen gaat het erom het CDA een schop na te geven. In navolging van Troelstra vindt De Gaay Fortman dat het probleem niet is dat christelijke partijen christelijk zijn, maar dat ze het niet zijn. En zo weet De Gaay Fortman, die christelijke politiek onbestaanbaar vindt, exact aan te geven waar het CDA niet christelijk handelt. Neem bijvoorbeeld hoe in een boek over moreel erfgoed het pleidooi van premier Balkenende voor herstel van normen en waarden wordt weggezet als ‘doodgooien met preekjes over normen en waarden’. Als De Gaay Fortman in 1977 het stokje overdraagt aan Ria Beckers heeft het PPR-congres zojuist een anti-CDA-motie aangenomen; de partij wenst niet meer met de confessionelen samen te werken. Het brengt premier Van Agt tot de opmerking: ‘Wij zwaaien het ventje vriendelijk uit.’ De Gaay Fortman vindt de motie om strategische redenen niet handig. Dat terwijl hijzelf toch een wandelende anti-CDA-motie is. Ten slotte schuwt De Gaay Fortman het cliché niet om het CDA weg te zetten. Volgens hem is het CDA christelijk-conservatief. Onderbouwing wordt niet gegeven. Woldring karakteriseert de christendemocratie als een gematigd progressieve sociale beweging, maar levert daarvoor een uitgebreide onderbouwing.2 Een essay, zoals De Gaay Fortman zijn boek noemt, is geen wetenschappelijke publicatie, maar beweringen uit de losse pols ontsieren ook een essay. Woldring formuleert in dit verband twee stelregels. In de eerste plaats stelt hij dat een politieke beweging zich geen etiket kan laten opplakken door een buitenstaander. En in de tweede plaats stelt hij dat die buitenstaander er goed aan doet ‘te luisteren wat de participanten van een politieke beweging zelf ervan vinden’.3 De Gaay Fortman doet in zijn boek geen van beide.
***
Een derde punt is de grote verontwaardiging van De Gaay Fortman over de gedoogcoalitie van CDA en VVD met de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Wilders. Het komt herhaalde malen in het boek terug als een soort litanie en is zelfs de aanleiding geweest voor De Gaay Fortman om zijn boek te schrijven. Het oordeel van De Gaay Fortman is duidelijk: je aanvaardt geen gedoogsteun van een partij die discrimineert. Ook de verwijzing naar een nepparlement werkt bij De Gaay Fortman als een rode lap op een stier. Of er echter ook aan het parlementaire karakter van de PVV moet worden getwijfeld is nog maar de vraag. Boris Johnson haalt in zijn boek over Churchill een van de eerste toespraken van Churchill in het Lagerhuis aan.4 Churchill verwijt het Lagerhuis dat het absoluut geen afspiegeling vormt van de maatschappij. Waar zijn de arbeiders? Je kunt wel vallen over het woord nepparlement, maar dan negeer je het punt dat onze Tweede Kamer inderdaad volstrekt geen afspiegeling vormt van de maatschappij en dat kan de Kamer zich aantrekken. Maar de vraag is natuurlijk waarom je geen gedoogsteun mag aanvaarden van de PVV en wel mag fuseren met de communisten. Over dat laatste, de fusie van de PPR met de Communistische Partij Nederland (CPN), lees je nauwelijks iets. Met de opmerking dat de CPN tegen die tijd de marxistisch-leninistische veren had afgeschud en een links-feministische partij was geworden kom je niet weg. Je krijgt de hele erfenis mee.5 Als je kunt stellen dat de PVV en de CPN op het punt van eerbiediging van het parlementaire stelsel niet veel van elkaar verschillen, dan blijft over dat de CPN geweld niet afwees en de PVV wel. De CPN heeft zich nooit afgekeerd van Stalin, een genadeloze massamoordenaar. In het boek staat een foto van De Gaay Fortman op de schouders van Ernst Veen, zijn campagneleider in 1972 en de latere directeur van de Nieuwe Kerk en de Hermitage. Veen verlaat de PPR wanneer die fuseert met de CPN. Met die club wil hij zich niet afgeven.6 De Gaay Fortman is kennelijk wat selectief in zijn verontwaardiging.
***
Een laatste punt is de bewering van De Gaay Fortman dat een sterk punt van de gereformeerde zuil was dat daarin geen ‘mensen van onderen’ en ‘mensen van boven’ waren. Allemaal ‘kleine luyden’ (p. 356). Het is onbegrijpelijk hoe De Gaay Fortman hier de plank misslaat. De gereformeerde zuil kende voormannen en die werden geadoreerd door de achterban van kleine luyden. De voormannen waren de elite en daaronder namen de De Gaay Fortmantelgen een voorname plaats in. Mede-spijtstemmer Kuiper, die in de jaren zestig tot de kring van christenradicalen behoorde, maar later de ARP en het CDA trouw bleef, heeft aan deze voormannen een lijvig proefschrift gewijd.7 Tekenend voor deze elitevorming was de situatie binnen het studentencorps aan de Vrije Universiteit. Kuiper gaat er uitgebreid op in. Binnen dit corps was een klein aantal voorkamerdisputen, waar de aanstaande voormannen konden warmlopen. De rest was achterkamer. Binnen de voorkamer zat De Gaay Fortman vooraan. Zijn dispuut plantte zich grotendeels voort via inteelt. Grootvader was lid, vader eveneens en dus zoon Bas ook. Voorman zijn was erfelijk en leende zich niet voor verwatering met ‘mensen van onderen’. Ambten binnen het corps vielen als van nature aan deze elitaire studenten toe. Dat leidde uiteindelijk in de jaren vijftig wel tot een opstand in de achterkamer, maar in 1962 constateerde Kuiper in de voorkamer nog steeds een ‘gehypertrofieerd élitebesef’.8
Anne Wiarda, nom de plume van een dochter van voormalig premier Zijlstra, was in de jaren zestig kind aan huis bij de familie De Gaay Fortman in de Haagse elitewijk Marlot. Zij omschrijft de familie De Gaay Fortman als ‘een geslaagde Nederlandse imitatie van de Kennedy’s, het grote gelukkige gezin met de vlammende idealen’.9 Niet bepaald een beeld dat doet denken aan ‘kleine luyden’.
Kortom, De Gaay Fortman heeft vanaf zijn Olympus een lezenswaardig boek geschreven, vooral als het in de juiste context wordt gelezen.
Noten
- 1.H.E.S. Woldring, De christen-democratie. Een kritisch onderzoek naar haar politiekefilosofie. Houten: Het Spectrum, 1996.
- 2.Woldring 1996, pp. 303-304.
- 3.Woldring 1996, p. 300.
- 4.Boris Johnson, De Churchill factor. Hoe één man geschiedenis schreef. Houten: Het Spectrum, 2015, p. 95.
- 5.In die erfenis bevindt zich bijvoorbeeld de door de CPN in de doofpot gestopte mislukte aanslag bij Putten door het voornamelijk communistische verzet in de nacht van 30 september 1944 nabij Putten; zie Madelon Keizer, Putten. De razzia en de herinnering. Amsterdam: Bert Bakker, 1998, pp. 208-233.
- 6.Trouw, 31 oktober 2011.
- 7.D.Th. Kuiper, De Voormannen. Een sociaalwetenschappelijke studie over ideologie, konflikt en kerngroepvorming binnen de Gereformeerde wereld in Nederland tussen 1820 en 1930. Meppel/Kampen: Boom/Kok, 1972.
- 8.D.Th. Kuiper, in: Studentenalmanak van de Vrije Universiteit 1962. Amsterdam: Van Soest, p. 178.
- 9.Anne Wiarda, Bleu. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1999, p. 180.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.