De keerzijde van de glokalisering: de tribale samenleving
Samenvatting
De neiging tot het denken in dichotome uitersten – goed versus kwaad, optimisme versus pessimisme, pacifisme versus oorlogszucht, individu versus groep – is bijna onuitroeibaar. Terwijl iedereen die een paar geschiedenisboeken heeft gelezen, weet dat de toekomst er altijd anders uitziet dan gedacht. Het gaat in de huidige mobiele en multiculturele wereld om stevigheid in het eigen hoofd en in de eigen kring, en om openheid naar de wereld daarbuiten. Anders zal het verkeren, zoals Bredero zei, en zal de globalisering niet in een soepel en vruchtbaar glokalisme veranderen, maar in een primitief en gewelddadig tribalisme.
DE TEGENSTELLING TUSSEN ENERZIJDS HET INDIVIDUALISTISCHE, rationele, kosmopolitische denken en anderzijds het romantische denken in termen van de groep, de Volksgeist, is al een paar eeuwen oud. De Duitse filosoof Johann Gottfried von Herder zei dat de mensheid een woord in meervoud was, want zij bestaat uit volkeren met een eigen ‘wezen’ dat deze volkeren voor elkaar vreemd maakt. Deze tegenstelling heeft sinds de Franse verlichting en de Franse Revolutie en de Duitse romantiek haar excessen gekend, zoals het communisme en het nazisme.
Het hedendaagse denken over de relatie tussen individu en gemeenschap (familie, clan, dorp, natie, wereld) is behalve door de ervaring met het nazisme gevormd door de ervaring van het Europese kolonialisme, dat in de decennia na 1945 formeel eindigde maar blijvende littekens over onderdrukking en racisme, miskenning en woede achterliet. De gevolgen van dit niet echt geheelde verleden zien we nu overal terug in de vorm van terreur en acties tegen werkelijke of vermeende discriminatie en uitbuiting.
De menselijke soort is niet uitgerust met een goed ontwikkeld prognostisch vermogen. Ondanks de explosie van rekencapaciteit kunnen we meestal nog niet verder vooruitkijken dan een dag of drie. En dat is misschien maar goed ook. Voor het koers houden in het leven had Aristoteles zijn befaamde gulden middenweg bedacht, en de eerste christenen de tien geboden met de bijbehorende zeven deugden en zeven hoofdzonden. Ikzelf ben deze voorschriften of adviezen in deze eeuw, sinds 9/11 eigenlijk, steeds meer gaan herwaarderen. Ze sloten goed aan bij de ‘drie-eenheid’ van adviezen die ik van huis uit meekreeg: ‘Wie goed doet, goed ontmoet’, ‘Al te goed is buurmans gek’, en ‘Wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’
De neiging tot het denken in dichotome uitersten – goed versus kwaad, optimisme versus pessimisme, pacifisme versus oorlogszucht, individu versus groep, enzovoort – is echter bijna onuitroeibaar. Terwijl iedereen wel weet dat de toekomst er altijd anders uit zal zien dan gedacht. Door een overmaat aan zelfoverschatting – ‘Man glaubt zu schieben, und man wird geschoben’ (Goethe) – en een overmaat aan naïviteit – de bekende ‘goede bedoelingen en averechtse gevolgen’ – en door die neiging om van het ene uiterste in het andere te vervallen – ‘Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’ (ook Goethe).
Het Griekse zielenrustideaal van de ataraxia (emotionele gelatenheid), het ideaal van de Italiaanse sprezzatura (een wat nonchalante, maar efficiënte omgang met de dingen), het stoïcijnse levensgevoel van Zeno en Marcus Aurelius (je nergens door laten raken): deze klassieke levenslessen lijken in de afgelopen decennia vervangen door een permanent gevoel van opwinding, vooral over zichzelf en de eigen ambities. Overheersende indruk is dat er gebrek is aan de overtuiging dat er een combinatie nodig is van elementen van verschillende idealen, zoals van het universalisme, de Europese gedachte, het nationalisme, het provincialisme en/of het lokalisme.
In de naoorlogse geschiedenis van Nederland zijn momenten aan te wijzen waarop we hemelhoog juichten of dodelijk bedroefd of angstig waren, soms direct na elkaar. De doodsangst van de Cubacrisis in oktober 1962, de euforie van de actie voor het goede doel Open het dorp! een maand later, en nog geen jaar later de droefenis om de moord op Kennedy. Op 25 juni 1967 vond de eerste – via satellieten mogelijk gemaakte – wereldwijde live-tv-uitzending plaats, Our World geheten. The Beatles zongen er live hun nieuwe song ‘All you need is love’. Our World was de bewegende opvolger van de Amerikaanse fototentoonstelling uit 1955 The Family of Man, die ook wereldwijd beroemd werd. In 1972 kwam het rapport The limits to growth uit, met het doemscenario voor de uitputting van diezelfde wereld. Een decennium later gierde de acute doodsangst door sommige landen van Europa – Nederland en Duitsland voorop – als gevolg van de voorgenomen plaatsing van atoomwapens, de kruisraketten.
Van naïef kosmopolitisch optimisme tot identiteitspolitiek
Al die genoemde intense gevoelens – met uitzondering van Open het dorp! – betroffen de hele wereld, zeker in Nederland, dat vanaf de jaren vijftig ‘uit de kluisters’ ging van het dorp, de zuil en zelfs de natiestaat, richting Europa om mee te beginnen, maar nog meer richting de derde wereld, waar de universalistische gidslandgedachte – die niet vrij was van superioriteitsgevoelens – zich op richtte. Ook tijdens de economische crises van de jaren zeventig en tachtig was het levensgevoel er een van expansie. Zowel ten aanzien van de normen en waarden in eigen land als ten aanzien van de toekomst van de wereld daarbuiten, was er dus telkens wel een dominante visie: déze kant gaat en moet het uit! Wie komt aanzetten met mitsen en maren of regelrecht bezwaren maakt, die is reactionair!
Hetzelfde gold voor de verhoudingen tussen de culturen in de wereld. Op de lange periode van Europacentrisch kolonialisme – waarbij de overige culturen weliswaar niet altijd formeel, maar wel de facto als minderwaardig werden afgeschilderd (‘de zwartjes in Afrika’) – volgde de mode van het postmodernisme en het cultuurrelativisme: er is geen waarheid, niets is beter dan het ander, en alle culturen zijn even gelijk en even belangrijk. In die nieuwe wereld zonder hiërarchie, met de heilig verklaarde individuele autonomie, was het echter al snel winderig en eenzaam. Wie alleen van zichzelf houdt, wie van iedereen houdt, houdt van niemand. Emancipatie tot gelijke en vrije burgers leidde niet tot een idee van een gedeeld burgerschap, maar leidde tot de behoefte aan ‘safety in an insecure world’, zoals de Brits-Poolse socioloog Zygmunt Bauman het in het jaar 2000 noemde. Die veiligheid werd gezocht in etnische en seksuele afzondering: men cementeerde de eigen ‘andersheid’ tot een zo niet erfelijke, dan toch onveranderlijke positie. Het aloude christelijke politieke uitgangspunt van ‘soevereiniteit in eigen kring’ werd door homoseksuelen en etnische minderheden als teken van emancipatie gezien, als teken van strijd ook, én als vlag om de eigen identiteit mee te tonen. Maar, en dat is het grote verschil met de verzuiling, niet langer als fase in de ontwikkeling naar de ‘ingroeiing in de natie’ als burger, citoyen, landgenoot. De natiestaat was immers een gepasseerd station; men was nu op weg naar het ‘wereldburgerschap’ op basis van de nu bewierookte eigen (groeps)identiteit.
Dezelfde makke vertoonde de beweging die eind jaren zestig opkwam onder de banier van ‘Think global, act local’ en die vooral met ‘het milieu’ te maken had. Het woord ‘milieu’ stond daarbij niet langer voor de sociale groep waartoe men behoorde of had behoord, maar voor de kwaliteit van lucht, water en grond om ons heen. Later werd de term ook gebruikt voor de kwaliteit van het gebouwde en sociale buurtleven, met name door de ‘populistische’ politieke nieuwkomers als Leefbaar Utrecht en Leefbaar Nederland in de jaren negentig en vlak na de eeuwwisseling.
Het onbegrip tussen de overwegend milieuactivistische glokalisten – die zich ‘groen’ noemden, ‘links’ of ‘groenlinks’ – en de nieuwe ‘lokalisten’, die zich ‘de Leefbaren’ gingen noemen, was en is groot. Ze zagen elkaar als vijanden. Waarom dit zo was is duidelijk. Door het nazisme werd elke vorm van het je afschermen van invloeden van buitenaf xenofoob genoemd, of ronduit fascistisch. De oplossing van de glokalisten – die afgelopen jaren door hun tegenstanders als gutmenschen werden gehekeld, voor hun terugkeer naar ‘de kleine aarde’, zonder dat de bruine wortels zichtbaar werden – was om zichzelf links of progressief te noemen: ‘Ik ben progressief, dus ik kan niet racistisch zijn’, ‘Ik ben links, dus dat ik alleen met mijn soort mensen omga, betekent niet dat ik niet héél erg kosmopolitisch ben.’ De Britten hebben hier de volgende uitdrukking voor: ‘To have the cake and eat it too.’
De illusie dat de concentrische cirkels waarin een mens doorgaans leeft – gezin, familie, school, werk, dorp, stad, natie, Europa, wereld – allemaal mooi in elkaar passen, en elkaar niet hoeven te overlappen, laat staan dwars te zitten, is na de val van de Muur tot een dogma geworden voor de mensen in Europa, en zeker ook in Nederland.
Op eerste kerstdag 1989 dirigeerde Leonard Bernstein ’s avonds in het Schauspielhaus in Berlijn de negende symfonie van Beethoven, als dank voor die vreedzaam omlaaggehaalde Muur. Hij had één wijziging aangebracht. Overal in deze ‘Ode an die Freude’ was het woord ‘vreugde’ vervangen door ‘vrijheid’. Voor dit ‘jubelfestijn’ was een speciaal orkest samengesteld, met musici uit Duitse steden als Berlijn, Dresden en München, maar ook uit New York, Parijs en (toen nog) Leningrad. Het was dus een wereldorkest, terwijl die ‘Ode an die Freude’ toch ooit was uitgeroepen tot hymne van Europa.
Ofwel, je bejubelt de vrijheid voor Europa, die dankzij de zege van het kapitalisme over het communisme de economische en ook toeristische vrijheid voor de ‘winnaars van de globalisering’ wordt. De reactie van de na 1989 eindelijk van het universalistische communisme bevrijde landen in Midden- en Oost-Europa was echter juist die van een terugkeer naar het etnische en het religieuze van het nationale leven van vóór het communisme, of hoe men zich dat ook herinnerde. Weg met dat universalisme!
Deze houding overheerste ook in andere landen, waaronder Nederland; méér dan menigeen waar wil hebben. Ja, de europeanisering van mensen, goederen en kapitaal is doorgegaan, maar geestelijk bleef zij een tamelijk vrijblijvende aangelegenheid die niet boven het kortstondige toeristische verblijf hier of daar uit ging (en gaat – wat overigens al heel wat is).
In de meeste aspecten van het dagelijkse leven is er géén ‘eenheid in verscheidenheid’ in Europa ontstaan – laat staan het ‘e pluribus unum’ van de Verenigde Staten –, maar is er sprake van een andere dubbelheid: versnellende amerikanisering enerzijds en terugkeer naar het nationale, regionale en lokale anderzijds. Of het nu gaat om televisieprogramma’s als Ik hou van Holland en regionale popmuziek als van Normaal en Rowwen Hèze, wij zijn meer dan ooit met de rug naar de buurlanden gaan staan, Duitsland en Frankrijk in het bijzonder. Het aantal mensen dat kijkt naar een Duitse of Franse tv-zender is alleen maar afgenomen.
Voor de communicatierevolutie van internet en smartphone geldt hetzelfde, en voor onze mobiliteit idem dito. Ja, we kunnen met de hele wereld internetten, maar we Facebooken alleen met onze naaste familieleden en vrienden. En ja, we kunnen overal heen vliegen en ook wel hulpacties op touw zetten op Lesbos, maar de populariteit van coöperaties in eigen land of in de eigen wijk is groter dan ooit. Het meeste vrijwilligerswerk en de meeste mantelzorg vindt in de naaste omgeving plaats.
In de eerste twee decennia na 1989 zagen we het welvarende deel van het Westen, ook van Nederland, steeds mobieler worden. Het leek wel of Descartes’ ‘Ik denk, dus ik ben’ was vervangen door ‘Ik ben, dus ik ben mobiel’. Maar die toenemende mobiliteit (en die toenemende communicatie) toonde zich niet in keurig in elkaar passende concentrische cirkels, zoals de bekende Russische matroesjka’s; nee, de cirkels vlogen steeds meer alle kanten op, ook over elkaar heen. Cirkels waren het wel: diverse groepen hadden zich steeds meer op een bepaalde wijze en steeds intenser gedefinieerd als subgroep. Denk aan homoseksuelen, hispanics, hipsters …
De globalisering en de welvaart van het Westen hebben de illusie versterkt dat via individualisme en kosmopolitisme, geluk en succes voor allen en iedereen, gratis te verkrijgen zijn, en dat dankzij wat actievoeren, meestal als keyboard warrior (de ‘toetsenbordkrijger’) met crowdfunding of digitale handtekeningenacties, de wereld tot een betere plek te maken is.
Parallelle werelden
De financiële crisis na 2009 binnen het tot ‘turbokapitalisme’ ontwikkelde kapitalisme, de politieke demonstraties tijdens de Arabische Lente in 2011 en de aansluitende chaos in veel delen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten, de vluchtelingenstromen vanuit deze beide naburige werelddelen, en de opleving van het islamitisch terrorisme in Europa, hebben, meer nog dan 9/11, een trendbreuk veroorzaakt binnen de op expansie en interactie gerichte levenssferen. De wens om terug te keren naar het lokale, het eigene, het xenofobe is snel groter geworden. Veel mensen leven altijd tussen angst en overmoed, en sommige tijdsgewrichten kun je ook als angstig of als overmoedig typeren. Van de manische, lyrische periode na 1989 zijn we sinds 2001, eerst langzaam, maar daarna steeds sneller, afgestevend op de huidige tijd van angst en terugtrekking.
Wat de identiteitspolitiek vanaf de jaren zeventig al inluidde, is in deze eeuw op twee andere fronten aangevuld, ten nadele van de eenheid van de natie, van Europa of van ‘de wereld’. De jonge werklozen van Zuid-Europa (waar de crisis het hardst heeft toegeslagen) zijn weer bij de ouders ingetrokken, of zijn geëmigreerd. De uitbreiding van de Europese Unie heeft geleid tot een grote migratiestroom vanuit met name Midden- en Oost-Europa naar landen in het noordwesten van de EU, en de oorlogen in het Midden-Oosten en de uitzichtloosheid in sommige delen van Afrika hebben tot een tweede grote migratiestroom geleid.
Zo leven we in het ‘tijdperk van de zwerm’, wat inhoudt dat mensen – zowel de migranten als de thuisblijvers – zich weer meer terugtrekken op elkaar, om samen, op weg naar elders of thuis in de wijk, te overleven in die ‘onveilige wereld’. De segregatie neemt al jaren hand over hand toe. Door de onveilig, hard en ook eenzaam geworden wereld is de reactie die van simpelheid en egoïsme. De reactie op complexiteit is alleen positief bij mensen die al in ‘the best of both worlds’ leefden: de hoger opgeleiden met vaak internationale werkervaring en een flink inkomen. Maar zelfs zij kiezen er, zo wees een recent rapport van het SCP uit, steeds meer voor om in eigen kring te vertoeven. Zo ontstaan er steeds meer ‘parallelle werelden’ in elke geografische cirkel, hoe klein ook, zelfs in de buurt.
Waar steeds meer mensen in vooral het Westen zich plotseling niet langer masters of the universe kunnen wanen, maar moeten erkennen dat zij feitelijk tot een minderheid (gaan) behoren – etnisch, cultureel of sociaaleconomisch –, ontstaat de woede van wat ik zou willen noemen ‘de bedrogen minnaar’. Men was, tot gisteren, verliefd op die kosmopolitische wereld waarin men zo fijn vrij kon bewegen, maar is er vandaag achter gekomen dat er grotere krachten aan het werk zijn in de geschiedenis – kapitalisme, nationalisme, disruptive technology, klimaatverandering, enzovoort – dan de eigen autonoom gewaande persoonlijkheid, en dat men pas op de plaats moet maken.
Wie gelooft in één ontwikkelingsgang van de geschiedenis, of wie gelooft in één oplossing voor de problemen van onze mensheid, die gelooft alles. En die zal zich het meest bedrogen voelen als het toch iets anders loopt dan gedacht. En iedereen die gelooft dat de combinatie van het lokale en het globale het ei van Columbus is, die mag eraan worden herinnerd hoe dat apocriefe verhaal ook al weer ging. Columbus kreeg na zijn terugkeer uit Amerika, waarvan men dacht dat het Indië was, tijdens een erediner van de gasten te horen dat het eigenlijk ook niet zo moeilijk was geweest om dat Indië te ontdekken. Hij vroeg om een ei en wedde dat zijn disgenoten dat ei niet zonder hulp rechtop zouden kunnen laten staan. Niemand slaagde erin. Columbus nam toen het ei, tikte ermee op de tafel en maakte zo één kant plat. Het ei bleef staan. Ik trek hier twee lessen uit. De eerste: het doorhakken van de gordiaanse knoop is soms te verkiezen boven gepalaver: pats! De kunst van goede politiek is om op het juiste moment het juiste te doen. De tweede: als iemand eenmaal heeft laten zien hoe iets gedaan kan worden, weten anderen dat ook, in elk geval in theorie. Want elke hogere vorm van kunde vereist niet alleen een besluit, maar vooral oefening, veel oefening.
Dit geldt voor de politiek, en ook voor de mens zelf. De kunst van het geslaagde leven te midden van de naaste omgeving en van de rest van de wereld is om verschillende houdingen tegelijk of beurtelings te kunnen aannemen: die van de stoa, die van de ataraxia, die van de sprezzatura. Maar ook die van de kracht en de vindingrijkheid, van de empathie en het doorzettingsvermogen.
Mensen die altijd mobiel zijn, zijn als de mug die rond de lamp vliegt, en mensen die nooit van hun plek komen, zullen ervan verdreven worden.
Het gaat in de huidige mobiele en multiculturele wereld om stevigheid in het eigen hoofd en in de eigen kring, en om openheid naar de wereld daarbuiten. Anders zal het verkeren, zoals Bredero zei, en zal de globalisering niet in een soepel en vruchtbaar glokalisme veranderen, maar in een primitief en gewelddadig tribalisme.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.