Gezonde vaderlandsliefde
Samenvatting
Een samenleving is meer dan een optelsom van individuen met elk hun eigen kijk op de werkelijkheid en de waarheid. Zonder een cultureel fundament van waarden en gedeelde normen kan een samenleving niet goed functioneren; een samenleving die haar eigen waarden en normen niet onderhoudt, is niet weerbaar en raakt verweesd. De komst van grote aantallen vluchtelingen maakt de vraag ‘Wat bindt onze samenleving?’ zeer urgent. Willen we dit vraagstuk samen kunnen oplossen, dan zal cultuurrelativisme moeten plaatsmaken voor gezonde vaderlandsliefde en de onderkenning van het belang van de dominante joodschristelijke cultuur.
DE GROTE TOESTROOM VAN VLUCHTELINGEN in de afgelopen anderhalf jaar roept allerlei vraagstukken op. Voor bestuurders en politici vergen kortetermijnvraagstukken in eerste instantie vanzelfsprekend de meeste aandacht. Het ordelijk huisvesten van grote aantallen vluchtelingen vergt immers bestuurlijk en logistiek veel van gemeenten en overheidsdiensten.1 Temeer omdat de emoties onder (getraumatiseerde) vluchtelingen onderling hoog kunnen oplopen, en het afgelopen jaar bleek dat het draagvlak onder de lokale bevolking bij de komst van een opvangcentrum nadrukkelijk zijn grenzen heeft.
Naast de uitdagingen voor de korte termijn, speelt onder de oppervlakte de zorg over het absorptievermogen van de samenleving op de langere termijn. Ten minste een deel van de weerstand en de zorgen is niet gericht tegen de opvang van ontheemden in het hier en nu, maar een uiting van ongemak over mogelijke ontwrichting van onze samenleving op de langere termijn. Een groot deel van de huidige vluchtelingen zal moeten terugkeren naar hun land van oorsprong, om daar na de oorlog, met westerse hulp, samen te werken aan wederopbouw. Maar we weten ook allemaal dat een flink deel van de vluchtelingen ons land nooit meer zal verlaten, en dat roept grote vragen op. De strijd van IS voor een islamitisch kalifaat, en de mogelijke komst van IS-sympathisanten onder deze vluchtelingen, maken de emotionele lading van dit soort vragen alleen maar groter.
Want hoe beschermen we onze samenleving tegen radicale ideeën? Wat is het effect van de komst van zoveel mensen van buitenaf voor onze manier van samenleven? Hoe verhouden zij zich tot hoe wij hier met elkaar omgaan, tot onze vrijheden, en onze waarden en normen? Met dit soort vragen richt de bezorgde bevolking zich tot de politiek. Pogingen van de politiek om een antwoord te formuleren geven vooral blijk van onmacht en ongemak. Veel verder dan ‘Laten we ze zo snel mogelijk de taal leren’ lijken veel politici niet te komen. Alsof het dan allemaal vanzelf wel goed komt.
Natuurlijk zijn het spreken van de taal en het hebben van een woonplek en een baan basisvoorwaarden voor meedoen in een samenleving. Maar het zijn zeker niet afdoende voorwaarden voor integratie. Al helemaal niet omdat bij het huidige vluchtelingenvraagstuk dé twee factoren spelen die integratie het meest bemoeilijken: nadrukkelijk botsende waarden én bijzonder grote aantallen.
We kunnen er echt niet als vanzelfsprekend van uitgaan dat grote voorliefde voor onze westerse manier van leven de motivatie voor alle vluchtelingen vormde om zich hier te vestigen. En het probleem van botsende waarden los je niet op met een informatiefolder of wat voorlichting over gelijke rechten. Integratie kost tijd en moeite en zal gepaard gaan met veel spanningen en strijd. Zeker wanneer het om zulke grote aantallen gaat als waarover we het nu hebben, lijkt dat problematisch.
Want helaas wordt de onder vluchtelingen en migranten ervaren noodzaak tot aanpassing aan Nederlandse waarden kleiner wanneer de eigen groep groter is en steeds groter wordt.2 Iedereen begreep daarom dat de komst van 1400 asielzoekers in het dorpje Oranje van 140 inwoners onbegonnen werk was. Het aantal was simpelweg te groot. Diezelfde cijfermatige logica gaat ook op voor integratie. Hoe groter de aantallen, hoe moeilijker het wordt. De gettovorming in diverse Franse voorsteden maakt dit pijnlijk duidelijk. Hoe voorkom je dat in een samenleving naast elkaar parallelle waardestructuren gaan ontstaan? Om deze uitdaging aan te kunnen moeten we een laag dieper graven, en deze vraag stellen: wat bindt een samenleving?
De erosie door het cultuurrelativisme
Die dieper liggende vraag blijft meestal onbeantwoord. Wat is dan onze manier van leven? Wat bindt onze samenleving? Na het stellen van deze en vergelijkbare vragen volgt vaak eerst een wat ongemakkelijke stilte, waarna bijvoorbeeld ‘vrijheid van meningsuiting’ wordt gepreveld. Nu is vrijheid van meningsuiting (net als veel andere vrijheidsrechten) zonder enige twijfel een belangrijke verworvenheid van onze westerse samenleving. Maar vrijheid opgevat als ‘Ik zeg wat ik denk’ is zeker niet de bron van onze samenleving, en ook niet dé dragende pijler. Een gebrekkig antwoord dus.
Hoe komt het toch dat de zorg over het behoud van onze manier van leven zo groot is, terwijl tegelijkertijd het besef van wat dit dan is zo weinig doorleefd lijkt? Jaren van ongeremd cultuurrelativisme, gecombineerd met een liberale individualistische alles-moet-maar-kunnenmentaliteit, lijken hun tol te hebben geëist. Slechts weinigen kunnen onderhand nog de waarden die aan onze cultuur ten grondslag liggen benoemen, laat staan overdragen.
Eigenlijk weten we dit al vele jaren. Aan het begin van deze eeuw werd door politici als Pim Fortuyn en Jan Peter Balkenende het ideaalbeeld van de multiculturele samenleving, als ‘optelsom van naast elkaar bestaande culturen’, ter discussie gesteld. Balkenende hield in Anders en beter een pleidooi tegen cultuurrelativisme, en voor ‘aanpassing aan wezenlijke onderdelen van de Nederlandse cultuur’.3 Hoewel deze tekst zowel intellectueel als electoraal aansloeg, moeten we constateren dat het cultuurrelativisme de afgelopen vijftien jaar dominant is gebleven in het publieke en politieke debat. Net zoals de dertig jaar ervoor ook al het geval was.
Het cultuurrelativisme was de grote ideologische overwinnaar van de ‘revolutie’ van de jaren zestig. De kiem voor het verabsoluteren van vrijheid en gelijkheid als enige relevante waarden was echter al honderdvijftig jaar eerder gelegd. De Franse revolutie en de romantiek mondden in de tweede helft van de twintigste eeuw uit in een samenleving waarin alles relatief werd, en de subjectieve menselijke beleving de maat van alle dingen zou zijn. Dé waarheid bestaat niet, en is al helemaal niet absoluut.4
Maar een samenleving is meer dan een optelsom van individuen met elk hun eigen kijk op de werkelijkheid en de waarheid. Zonder een cultureel fundament van waarden en gedeelde normen kan een samenleving niet goed functioneren. De almacht én de onwaarheid van het cultuurrelativisme hebben echter in amper een halve eeuw tijd tot erosie van deze fundamenten van de samenleving geleid. Dit is in zichzelf al een groot probleem. Maar de komst van grote aantallen vluchtelingen en de dreiging die uitgaat van terreurorganisaties als IS maken het adresseren van dit probleem des te urgenter. De vraag die zich opdringt is of we als samenleving wel voldoende weerstand kunnen bieden tegen het indoctrinerende wereldbeeld dat vanuit organisaties als IS op agressieve wijze in delen van onze samenleving wordt geïnjecteerd. En of we wel in staat zijn grote groepen nieuwkomers te integreren en actief deelgenoot te maken van onze samenleving.
De tolerantie waar Nederland om bekendstond, is verworden tot ‘Zoek het zelf maar uit, als je mij er maar niet mee lastigvalt’. Iedereen moet in onze samenleving zelf maar weten hoe men zich wenst te gedragen en eigenlijk moet alles maar kunnen. Dat wordt ook nieuwkomers meegegeven als ze zich in Nederland vestigen. Hieruit valt noch een wenkend perspectief, noch een dwingende imperatief voor integratie uit op te maken.
Een groter absorptievermogen voor nieuwkomers valt of staat met een grondige herbeleving en herwaardering van de morele fundamenten waarop onze samenleving is gebouwd. Want alleen een zelfbewuste samenleving kan een weerbare samenleving zijn. En een zelfbewuste weerbare samenleving bestaat bij de gratie van een leidende cultuur en gezonde vaderlandsliefde. Volgens Montesquieu en vele andere denkers vormen de deugden, zeden en gewoonten van een natie en de gevestigde godsdienst belangrijke fundamenten onder elke democratische samenleving.5 Zelfs de hedendaagse liberale denker Martha Nussbaum zette in haar boek Politieke emoties uiteen hoe groot het belang van liefde voor het vaderland is voor een rechtvaardige democratische samenleving. Zij pleit daarbij onder meer voor het bijbrengen van patriottisme in het onderwijs.6
Fundamenten van de samenleving
Om in deze tijd de stap te zetten richting meer vaderlandsliefde en het uitdragen van een dominante Europese joods-christelijke cultuur is geen gemakkelijke opgave. Verworvenheden uit de lange Europese geschiedenis, zoals vrijheid, democratie en welvaart, zijn in de moderne tijd zo vanzelfsprekend geworden dat we ze zijn gaan veronachtzamen. De moderne mens heeft een niveau van beschaving geërfd waar zij niets voor heeft hoeven doen, en die zij als vanzelfsprekend en universeel is gaan ervaren. De Spaanse filosoof Ortega y Gasset omschrijft dit proces treffend en overtuigend in zijn meesterwerk De opstand van de massamens.7 Precies in de veronachtzaming schuilt het risico dit als vanzelfsprekend geachte niveau van beschaving wel degelijk te verliezen.
Onze samenleving is gebouwd op de waarden van onze eeuwenoude joods-christelijke traditie. Aan de basis van onze Europese democratieën ligt zo’n tweeënhalfduizend jaar filosofische waardeleer die voortkomt uit zowel de klassieke oudheid als het jodendom en het christendom. We staan in een rijke traditie die zowel terugvoert op het Athene van Plato en Aristoteles als op de leer vanuit Jeruzalem. Europa heeft daarmee, zoals Rémi Brague het stelt, een excentrische cultuur. Als enige cultuur zocht de Europese cultuur haar centrum buiten zichzelf; ze eist geen originaliteit voor zichzelf op, maar is zich ervan bewust voort te bouwen op bronnen in Athene en Jeruzalem.8 Beide pijlers raakten via Rome vervlochten in de traditie van de rooms-katholieke kerk en vormden zo de basis van de West-Europese samenlevingen.
Wat is dan precies de erfenis van de Europese joods-christelijke traditie? Over welke waarden of waardepatronen hebben we het? In de eerste plaats ligt die erfenis in de volstrekte gelijkwaardigheid tussen mensen, ongeacht hun overtuiging of achtergrond. Deze fundamentele gelijkwaardigheid wortelt in het besef dat ieder mens een schepsel Gods is, geschapen naar zijn beeld, en dat ieder mens daarom ook intrinsiek van waarde is; de waardigheid van de mens is niet afhankelijk van zijn geslacht, huidskleur, prestaties of functies, maar alleen van het simpele feit dat hij er is. Deze gelijkwaardigheid is uniek voor de joods-christelijke cultuur; de dominante culturen in Azië en het Midden-Oosten kennen naar hun strekking en betekenis veel meer hiërarchie. De latere mensenrechten zijn gebaseerd op de gelijkwaardigheid tussen mensen.
Daarnaast heeft de joods-christelijke traditie bijgedragen aan de ontwikkeling van het begrip ‘vrijheid’, een kernbegrip in deze denktraditie. Vrijheid is in deze traditie niet ‘Ik zeg wat ik denk’ of ‘Ik doe wat ik wil’, maar het recht om te doen wat ik behoor te doen. In die zin kent de vrijheid een morele begrenzing: vrijheid veronderstelt een idee waartoe je die vrijheid wilt aanwenden; om werkelijk vrij te zijn moet de mens zich verbinden met een idee van goed en kwaad. Deze opvatting van vrijheid leidde ertoe dat de Europese samenlevingen ten diepste geworteld zijn in een balans tussen rechten en plichten en tussen vrijheden en verantwoordelijkheden.
In de derde plaats heeft de joods-christelijke traditie ook een set aan deugden opgeleverd. Allereerst waren er de vier Griekse deugden: wijsheid, rechtvaardigheid, gematigdheid en moed. Aan deze klassieke deugden werden drie christelijke deugden toegevoegd: geloof, hoop en liefde, of naastenliefde. Het zijn in de joods-christelijke traditie diep doorleefde deugden die het waard zijn om gekoesterd en uitgedragen te worden.
Burgerschap en filosofie
Maar hoe maken we die stap van cultuurrelativisme naar de herwaardering van ons waardefundament, gezonde vaderlandsliefde en de erkenning van het belang van een dominante cultuur? Het boek De afschaffing van de mens van schrijver en christelijk apologeet C.S. Lewis biedt een interessante denkrichting. Waar Nussbaum een belangrijke rol ziet weggelegd voor het onderwijs om patriottisme bij te brengen, diepte Lewis dit zo’n zeventig jaar eerder uit als het gaat om het overdragen van ons waardefundament.9
Lewis verzet zich in zijn boek tegen een vorm van onderwijs waarbij kinderen, om ze te beschermen tegen indoctrinatie en verkeerde denkbeelden (van de nazi’s in dit geval), vooral wordt bijgebracht dat waarden en emoties altijd louter subjectief zijn. Gevoelsleven en verdieping werd, geheel in lijn met de moderne traditie, afgedaan als puur persoonlijk. Het gevolg van deze vorm van onderwijs wordt door Lewis prachtig omschreven: ‘Wij maken mensen zonder hart, en verwachten dan deugd en dadendrang. Wij lachen om eergevoel, en schrikken wanneer blijkt dat er verraders in ons midden zijn.’ Lewis stelt daartegenover dat de taak van de onderwijzer echter niet bestaat uit het ‘kappen van jungles’ maar uit het ‘bevloeien van woestijnen’. En dus om de oefening in het omgaan met emoties, en de vorming van juiste denkbeelden. Want, zo stelt Lewis, wanneer de propagandist met zijn verkeerde denkbeelden langskomt, zijn harde harten geen bescherming tegen zachte hoofden.10
De boodschap van Lewis uit 1943 dat het beste verweer tegen verkeerde denkbeelden het kweken van goede denkbeelden is, is ook vandaag meer dan actueel als het gaat om indoctrinatie en radicalisering. Onderzoeker Margalith Kleijwegt stelde onlangs een flinke toename van radicale standpunten onder jongeren vast. Naar aanleiding van haar onderzoek betoogde zij begin februari eveneens dat het met de weerbaarheid van jongeren tegen radicalisering een stuk beter gaat op de scholen waar de aandacht voor burgerschap en filosofie meer is dan slechts één lesuurtje per week.11
Maar dan moeten we wel de diepte in, en niet blijven steken in oppervlakkigheid. Juist nu, als antwoord op de uitdagingen van immigratie, integratie en radicalisering, is een grondige bezinning op onze joods-christelijke traditie zo relevant. Het biedt een gezamenlijke basis, ook om het gesprek aan te gaan. Zonder dat we vervallen in alles kan en alles mag. In het publieke debat en in het onderwijs mag die bezinning best meer samengaan met het uitdragen van gezonde vaderlandsliefde. Gezonde vaderlandsliefde en het doorleven van de waarden die aan de basis van onze samenleving staan, gaan hand in hand. De combinatie van beide voorkomt ook dat patriottisme doorslaat in een gevaarlijke vorm van nationalisme.12 In samenhang vormen ze een bindmiddel dat we niet moeten veronachtzamen. Zo dragen het meer uitdragen van onze kernwaarden én gezonde vaderlandsliefde bij aan een weerbaarder samenleving, en het vinden van antwoorden voor de uitdagingen rond immigratie en integratie.
Noten
- 1.Zie bijvoorbeeld: Jan Hamming en Mark Buijs, ‘Laat vluchteling direct meedoen’, de Volkskrant, 22 februari 2016.
- 2.Onder meer de Amerikaanse schrijver en journalist Christopher Caldwell maakt dit punt; zie Kleis Jager, ‘“Europa kan deze immigratie niet aan’’, Trouw, 22 februari 2016.
- 3.Jan Peter Balkenende, Anders en beter. Pleidooi voor een andere aanpak in de politiek vanuit een christen-democratische visie op de samenleving, overheid en politiek. Soesterberg: Aspect, 2002, pp. 61-62.
- 4.Dit terwijl er in de negentiende en twintigste eeuw tal van denkers zijn geweest die deze subjectivistische visie hebben bestreden en weerlegd, onder wie Irving Babbitt, Nicolai Hartman, Ortega y Gasset en C.S. Lewis.
- 5.Vgl. Montesquieu, Over de geest van de wetten (vertaald door Jeanne Holierhoek). Amsterdam: Boom, 2006, boeken XIX, XXIV en XXV.
- 6.Martha Nussbaum, Politieke emoties. Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan. Amsterdam: Ambo, pp. 243-247.
- 7.Zie José Ortega y Gasset, De opstand van de massamens (vertaald door Diederik Boomsma). Rotterdam: Lemniscaat, 2015, p. 103.
- 8.Rémi Brague, Europa, de Romeinse weg (vertaald door J.M.M. de Valk). Zoetermeer: Klement/Pelckmans, 2013.
- 9.C.S. Lewis, De afschaffing van de mens. Kampen: Kok, 2011. Deze bundel bestaat uit drie lezingen van Lewis uit 1943 waarin hij een klassiek geworden uiteenzetting geeft van het natuurrecht. Het eerste hoofdstuk bevat een aanklacht tegen modern onderwijs.
- 10.C.S. Lewis, De afschaffing van de mens, pp. 27, 34-36.
- 11.Zie Wilfred van de Poll, ‘Hoe de straat steeds verder de klas binnendringt’, Trouw, 2 februari 2016.
- 12.Vgl. Hans Goslinga, ‘Nieuw bindmiddel patriottisme is een gevaarlijke weg’, Trouw, 6 december 2015.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.