De prachtige symfonie van broederschap: sociale hoop in bange dagen
Samenvatting
Voor een toekomstig hoger goed voor de gemeenschap als geheel is binnen het liberale denken weinig plaats. Niettemin hebben mensen behoefte aan toekomstverhalen die uitzicht bieden en de verbeelding voeden. Momenteel articuleren volgens velen vooral rechts-populisten meeslepende beelden van sociale hoop. Maar die hoop wordt vertolkt zonder rekening te houden met de belangen van andersdenkenden en mist de bereidheid om twisten te boven te komen. De politiek kan evenwel niet zonder ‘narratieve hoop’: vertellingen met een open einde die aan de verdeeldheid voorbij proberen te komen.
Politieke partijen hebben hun ideologische veren afgeschud.
De grote verhalen van weleer worden gewantrouwd. Politiek bedrijven is technocratisch, ambtelijk en kleurloos geworden en vermag burgers nauwelijks te inspireren. De liberale samenleving wil en kan geen sterke levensbeschouwelijke verhalen verschaffen, want die overtuigingen zouden te dik, gulzig, plakkerig of ambitieus zijn. Het gaat er louter om ieders keuzevrijheid te beschermen en gelijke kansen te verzekeren. Liberalen van linksen en rechtsen huize zijn wars van sociaal engagement en stellen zich tevreden met minimale verplichtingen. Voor ‘sociale hoop’, dat wil zeggen een toekomstig hoger goed voor de hele gemeenschap, is binnen het liberale denken weinig plaats.1
Desalniettemin blijven mensen behoefte houden aan toekomstverhalen die uitzicht bieden en de verbeelding voeden. Momenteel komen meeslepende beelden vooral van rechts-populistische partijen die de eigen natie en haar roemruchte verleden lof toezwaaien. Wilders beseft goed dat je met hartstochtelijke taal mensen kunt mobiliseren. Maar wat te denken van de hoop op een ‘groots vaderland’ als dat ideaalbeeld vergezeld gaat met stigmatiserende bewoordingen over de ‘anderen’? In het verleden hebben mythische verhalen over een ‘geknecht vaderland’ in zowat alle Europese naties bijgedragen aan de groei van nationalistische waanbeelden en blinde politieke geestdrift.
Ik zal in deze bijdrage eerst ingaan op enkele betekenissen van hoop. Vervolgens bespreek ik het appel op hoop en optimisme van Geert Wilders. Ik zal zijn beeld van nationale trots contrasteren met de idealen van hervormers die aan universele broederschap appelleren. Martin Luther King is daarvan een exemplarisch voorbeeld. Ten slotte betoog ik dat vormen van ‘narratieve hoop’ een zinvolle en moreel aansprekende functie kunnen vervullen indien ze losgemaakt zijn van etnocentrisme, rekening houden met tegengestelde belangen en ruimte laten aan eigen opvattingen en gevoelens.
Hoop en optimisme: enkele betekenissen
De Duitse katholieke filosoof Josef Pieper spreekt over hoop als de deugd van de status viatoris, een ‘onderweg zijn’.2 Hoop geeft mensen toekomst, een verlangen naar een ‘nog niet’. Gehoopt wordt op iets geliefds of goeds dat degene die hoopt zou kunnen toevallen. In die zin gaat hoop gepaard met vreugde: hoop is een ‘vreugdevolle verwachting’.3 Het gehoopte kan echter niet door een groot plan, een ‘socialistisch veranderingsprogramma’ bijvoorbeeld, worden gerealiseerd. Om die reden bestempelt Pieper het bekende vertoog van de filosoof Ernst Bloch over hoop als wensdenken: hoop wordt gereduceerd tot het planbare en maakbare. Datgene wat je hoopt, zegt Pieper, kun je zelf niet realiseren; het is ontrukt aan de zeggenschap en macht van degene die hoopt. Het goede waarop we hopen is niet ter beschikking en we kunnen het ook niet door rationele beslissingen bereiken. Hoop verliest haar karakteristieke aard wanneer er voorwaarden aan worden verknoopt. Hoop kan dus niet worden vastgelegd in een programma.
Anders dan Pieper suggereert is hoop niet noodzakelijk gerelateerd aan goddelijke bijstand om dingen te bereiken. Hoop is op de eerste plaats een ‘intellectuele emotie’ die georiënteerd is op een betere toekomst en die het vertrouwen schenkt dat een bepaald goed ooit zal worden gerealiseerd. In dat opzicht is hoop verwant met optimisme. Maar er zijn verschillen. Optimisme is een positieve attitude ten opzichte van te verwachten gebeurtenissen. Hoop daarentegen is voornamelijk aanwezig in onzekere en instabiele situaties, wanneer de waarschijnlijkheid van hetgeen verlangd wordt onaannemelijk is. Die onzekere context maakt dat hoop doorgaans verbonden is met vrees.4
Hoop is een levendige krachtbron, die verjongt en ‘eeuwige jeugd’ geeft. Zonder hoop zouden mensen zich snel neerleggen bij penibele situaties en dat zou ten koste kunnen gaan van hun morele handelen, bijvoorbeeld hulp bieden of eerlijk zijn. Maar gaat het wel steevast om een deugd, zoals Pieper en verwante ethici beweren? Staat een poging om burgers te overtuigen van een hoopvolle toekomst wel altijd in het teken van humane doeleinden? Gaat een hoopvolle verwachting wel altijd gepaard met het moreel juiste? Feit is dat politieke leiders die weinig respect toonden voor andersdenkenden, vaak onbekommerd hebben ingespeeld op een hoopvolle toekomst voor hun eigen groep of volk.
Hoop op een ‘groots vaderland’
De rechts-populistische bewegingen, die de laatste decennia onstuimig zijn gegroeid, keren zich af van politieke pragmatiek en liberale gezapigheid. Ze promoten beelden van een trotse natie die een heilzame toekomst tegemoet gaat. ‘Make America great again.’ De boodschap van Wilders luidt: ‘Nederland weer van ons!’
Het PVV-verkiezingsprogramma 2010-2015 heet expliciet De agenda van hoop en optimisme. De partij zegt rotsvast te geloven ‘dat de mooiste dagen van Nederland nog steeds voor ons liggen’.5 Verderop lezen we: ‘Kiezen voor de islam of kiezen voor Nederland. Kiezen voor onze vlag of kiezen voor de vlag van de multiculturele EU-heilstaat. Kiezen voor meer van hetzelfde of kiezen voor hoop en optimisme.’6 Het PVV-verkiezingsprogramma 2012-2017 vermeldt: ‘Wij zijn Nederlanders en dus geloven we dat morgen beter is dan vandaag. Bang zijn is voor anderen.’7
Wilders gebruikt geregeld beelden die ‘het volk’ begeesteren. Tijdens zijn slotpleidooi gedurende het strafproces op 23 november 2016 – nadat hij door het OM was aangeklaagd vanwege zijn ‘minder, minder’-campagne tegen Marokkanen – werpt hij zich op als ware vertegenwoordiger van de burgers: ‘Ik ben hun verkozene. Ik zeg wat zij denken. Ik spreek namens hen.’8 Hij betuigt zijn liefde voor het vaderland en de Nederlandse kernwaarde van vrijheid: ‘Wij Nederlanders zeggen wat ons op het hart ligt. En juist dát maakt ons land zo groot.’ Opmerkelijk is dat Wilders zich presenteert als patriot en verzetsheld die de belangen van het Nederlandse volk wil veiligstellen. ‘Onze voorouders hebben gestreden voor vrijheid en democratie. Ze hebben geleden, velen hebben hun leven gegeven. Aan deze helden danken we onze vrijheden en rechtsstaat. Maar de allerbelangrijkste vrijheid, de hoeksteen van onze democratie, is de vrijheid van meningsuiting. De vrijheid om te denken wat men wil en om te zeggen wat men denkt. Als we die vrijheid verliezen, verliezen we alles. Dan houdt Nederland op te bestaan, dan is de inzet van allen die voor ons leden en streden zinloos. Van onze strijders voor onze onafhankelijkheid in de Gouden Eeuw tot de verzetshelden in de Tweede Wereldoorlog. Ik vraag u: sta in hun traditie. Sta voor de vrijheid van meningsuiting.’ Aan het slot van zijn speech zegt hij dat er wereldwijd een beweging op gang is gekomen die ‘de politiek-correcte doctrines van de elites’ op de korrel neemt. ‘Het is een heuse democratische revolte. Overal waait de wind van verandering en vernieuwing.’ Hij eindigt de speech met: ‘Spreek óns vrij!’
Misschien maakt deze speech deel uit van een opportunistische, op Trump afgestemde mediastrategie. Ook de vele verwijzingen naar hoop en optimisme in het partijprogramma doen een strategische benadering vermoeden die aan Amerikaanse kookboeken over electorale verleidingskunst zijn ontleend.
De deugd van patriottisme en beelden van een strijdbare en trotse natie vormen wellicht een nieuwe episode in Wilders’ politiek. Dat eerbetoon aan het vaderland staat echter op gespannen voet met de schreeuwerige taal en toon die zijn optreden in de Kamer kenmerken. Daar presenteert hij zichzelf als vechtmachine zonder openheid van geest die tegenstanders louter belachelijk wil maken. Critici worden bij voorbaat in diskrediet gebracht als ‘linkse lakeien’ die de waarheid verhullen. Er is geen spoor van twijfel te bekennen, noch is er ruimte voor ‘begrip’ of ‘begrijpen’, zeker niet als het gaat om zijn anti-islam- en anti-immigratiestandpunten. De film Fitna, waarin de islam als essentieel kwaad wordt opgevoerd, en slogans als ‘De islam infiltreert Nederland, nee het hele Westen’ hebben eerder een propagandistische functie.
Wilders en andere rechts-populistische leiders hebben niettemin goed begrepen dat hoop en optimisme ertoe doen om het volk emotioneel mee te nemen. Wilders’ PVV poogt zich nadrukkelijk te manifesteren als verjongingsbeweging die onverzettelijkheid en vitaliteit uitstraalt.
Belangrijker dan na te gaan welke strategieën Wilders, Trump en Le Pen benutten, is de vraag waarom veel burgers zich kunnen vinden in ‘Eigen volk eerst’-slogans. Ondanks de grootspraak, wilde plannen en beledigingen blijken veel mensen ontvankelijk te zijn voor hun boodschap. Vooral de zogenoemde ‘verliezers van de modernisering’, mensen die zich voorbijgelopen en miskend voelen, worden aangesproken door het beeld van een grootse trotse natie. Het gemeenschappelijke gevoel dat niemand ongestraft inbreuk mag maken op vrijheid – ‘Don’t tread on me’ – geeft solidariteit een nieuwe betekenis, een die paradoxaal genoeg rechts-populistische bewegingen waar ook ter wereld met elkaar delen. Tegelijk geeft de onophoudelijke aanval op het establishment de achterban het vertrouwen dat er schoon schip zal worden gemaakt.
Een toekomst die verbroedert
Verzetsbewegingen vestigen dikwijls de hoop op afscheiding en een onafhankelijke toekomst, verlost van onderdrukkers en uitbuiters. Rechtspopulisten hebben dan ook niet het patent op de promotie van vijandbeelden. Ook socialistische voormannen maakten gebruik van een geëmotioneerde en haatdragende retoriek. Velen meenden dat de bourgeoisie geen bestaansrecht had in de toekomstige heilstaat. In het strijdlied De internationale werden de opponenten niet gespaard: ‘De staat verdrukt, de wet is logen. De rijkaard leeft zelfzuchtig voort.’
Opstandige bewegingen hebben lang niet altijd oog voor de belangen en rechten van andersdenkenden. Maar er zijn uitzonderingen. Nelson Mandela wist een burgeroorlog te voorkomen door de leidinggevende groepen van het voormalige apartheidsregime niet te laten vervolgen. In het naschrift van de Zuid-Afrikaanse grondwet van 1993 wordt expliciet gerefereerd aan verzoening en amnestie voor politieke daders. Daarmee wordt – zo zegt het naschrift – een ‘nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van ons land’ geopend. De symboliek van ‘een nieuw begin’ en ‘een gedeelde toekomst’ treffen we vooral aan in de redevoeringen van bisschop Tutu. Een uitweg zien te vinden uit het belaste verleden en het vizier richten op een positieve toekomst, vrij van haat, angst en slachtofferschap.
Bij hervormers als Mandela en Tutu komt een ‘grootmoedige boosheid’ tot uitdrukking. Die boosheid veronderstelt dat wandaden eerder voortkomen uit onvermogen dan uit kwaadwilligheid. Mede daarom zijn deze formidabele hervormers in staat om zich te ontworstelen aan de pijnlijke last van het verleden en om de taal van vijandigheid te mijden.
Die genereuze houding vinden we ook bij Martin Luther King. Illustratief is zijn legendarische rede ‘I have a dream’, waarmee hij op 28 augustus 1963 de ‘March on Washington for Jobs and Freedom’ afsloot. King begon zijn rede met een gedeelte dat hij samen met zijn vrienden de vorige nacht in elkaar had gezet. Het ging onder andere over de ongedekte wissel die Amerika de zwarte bevolking had gegeven. Maar toen de menigte van 250.000 mensen op het veld voor het Lincoln Memorial enthousiaster werd, week hij af van de geprepareerde tekst en ging hij over op een preek zoals in baptistengemeenten gewoon is. Enkele passages:9
‘Ik heb een droom dat eens op de rode heuvelen van Georgia de zonen van voormalige slaven en de zonen van voormalige slavenhouders in staat zullen zijn samen aan te schuiven aan de tafel van broederschap.’
‘Ik heb een droom dat eens zelfs de staat Mississippi, een zinderende staat smorend in de hitte van onrecht en onderdrukking, zal worden herschapen in een oase van vrijheid en rechtvaardigheid.’
‘Ik heb een droom dat mijn vier kleine kinderen eens zullen leven in een land waar zij niet beoordeeld zullen worden naar de kleur van hun huid, maar naar de inhoud van hun karakter. Ik heb een droom vandaag.’
‘Dat is onze hoop. Dit is het geloof waarmee ik terugkeer naar het Zuiden. Met dit geloof zullen wij in staat zijn uit de berg van wanhoop een steen van hoop te houwen. Met dit geloof zullen wij in staat zijn de onzuivere tweedracht van ons volk te herscheppen in een prachtige symfonie van broederschap. Met dit geloof zullen wij in staat zijn samen te werken, samen te bidden, samen te strijden, samen naar de gevangenis te gaan, samen op te komen voor vrijheid, wetende dat wij eens vrij zullen zijn.’
‘Eens’ zal gerechtigheid geschieden. Maar die gerechtigheid zal niet vanzelf komen; er zijn voortdurend inspanningen voor nodig. Zoals King in een brief vanuit de gevangenis in Birmingham schreef: menselijke vooruitgang komt nooit aanrijden ‘op de wielen van de onvermijdelijkheid’. Vooruitgang komt alleen tot stand door de onvermoeibare inzet van mensen ‘die medewerkers van God willen zijn’. De kracht van zijn toespraak schuilt in de geëvoceerde beelden van broederschap en collectieve bestemming. De toehoorders kunnen zelf betekenis geven aan die beelden en die laten aansluiten op hun eigen ervaringen, gevoelens, zorgen en verwachtingen.
Toekomstpoëzie: enkele kanttekeningen
Kings toekomstpoëzie – de metaforen en de gekleurde, ervaringsnabije taal – biedt een gedeelde verwachting van betekenisvolle verandering. Dat werkt louterend, niet omdat verwachtingen gerealiseerd zullen worden, maar omdat hoop aanmoedigt energiek betrokken te zijn op de toekomst. Tegelijk kan dat engagement voldoening brengen om te participeren in een gezamenlijk project.
Toch moeten we beducht zijn voor ontsporingen van poëtische taal. Zoals opgemerkt, toekomstvertellingen kunnen verwoord zijn in termen van afperking of uitsluiting van andere groepen, en ze hoeven bepaald niet te appelleren aan vrede, broederschap en gerechtigheid, zoals in de befaamde toespraak van King. Ook het rechts-populistisch geloof in een ‘gemeenschappelijk project’ versterkt de onderlinge solidariteit, zij het op basis van etnocentrisme. Rechts-populisten slagen erin krachten te mobiliseren tegen het vreemde en bedreigende, maar dat wij-gevoel blijft steken in afscherming van de boze buitenwereld. Burgers komen er niet aan toe over de eigen muren te kijken. De vreedzame omgang met tegenstanders wordt als teken van zwakte gezien. De populistische energie lijkt zich niet te kunnen vertalen in publiek vertrouwen en constructieve bijdragen aan de samenleving.
Een reden daarvoor zou kunnen zijn dat het levensbeschouwelijke engagement ontbreekt, de overtuiging dat alle mensen tellen, ook al spreken ze een andere taal of hebben ze andere ideeën. Binnen dat levensbeschouwelijke engagement is ook besef van het ‘menselijk tekort’ van belang: de erkenning van ieders feilbaarheid en dat antwoorden op existentiële vragen moeten uitblijven. Volgens de Vlaamse sociologen Elchardus en Smits bestaat de kern van levensbeschouwelijk engagement uit een zogenoemd ‘ontologisch collectivisme’, de overtuiging dat het eigen geluk afhankelijk is van anderen en dat mensen pas echt gelukkig kunnen zijn als ze ook belangeloos iets voor een ander kunnen doen. Mensen zijn elkanders voorwaarde voor welzijn en geluk. Tegelijk zijn levensbeschouwelijk geëngageerde mensen eerder tevreden met wat het leven hun schenkt en vertalen ze ongemakken minder snel in wantrouwen ten aanzien van buitenstaanders.10
Die zelfrelativering en verbreding van horizon is overigens beslist niet kenmerkend voor alle geëngageerden en gelovigen. Zoals bekend mag binnen veel politieke of religieuze bewegingen niet aan de waarheid van de doctrine of de heilsboodschap getornd worden. Aanhangers hebben de plicht om onfeilbare waarheden te verspreiden en om degenen die ze afwijzen te verketteren. In sommige politieke ideologieën en monotheïstische religies wordt de mens afgeschilderd als een soldaat die het oorlogsveld van goed en kwaad betreedt en de strijd tegen duistere machten moet aangaan; er wacht verlossing voor de mensen die aan de goede kant staan. Religies en politieke ideologieën worden gevaarlijk wanneer het geloof gebiedt tot zekerheid, catechese en dogma, in plaats van tot het deemoedig aanvaarden van wat buiten het menselijke begrip ligt.11
Narratieve hoop
Lange tijd hebben verlossingsverhalen en politieke toekomstdromen de functie gehad om maatschappelijke hoop in stand te houden. In een liberale samenleving spreken heilsverwachtingen minder tot de verbeelding. Een eeuw terug lag dat nog heel anders. Omdat de meerderheid van de bevolking in barre omstandigheden leefde en nauwelijks deelhad aan het maatschappelijk leven, vervulden dromen over een (socialistische) heilstaat een duidelijke functie. Ze dienden als inspiratiebron en schonken hoop. Hetzelfde geldt voor de miljoenen havenots in de huidige derde wereld. Achtergestelde groepen kun je moeilijk kwalijk nemen dat ze heilsverwachtingen koesteren. Ze hebben niks te verliezen. Velen zullen alleen al daarom de heilsboodschap van Jezus Christus of Mohammed omarmen.
Het idee dat we afscheid moeten nemen van iedere heilsverwachting is in het Westen erg populair. In plaats van te dromen van eenheid en harmonie moeten we leren leven met conflicten. Volgens John Gray, een eloquente woordvoerder van deze nuchterheid, moet politiek geen vehikel zijn voor universele projecten. Politiek vereist niet zozeer een visie op vooruitgang als wel het vermogen om goed om te gaan met steeds terugkerende kwaden. Het temperen van dat kwaad volstaat.
Maar zoals gezegd: mensen blijven behoefte houden aan narratieve hoop, zeker in benauwende omstandigheden. Ik geloof ook niet dat het moeilijker is geworden om toekomstdromen overtuigend te vertolken, ook niet in het ‘cynische’ Westen. Barack Obama slaagde er tijdens zijn verkiezingscampagne in 2008 in het volk te begeesteren en de Amerikaanse droom te revitaliseren. Probleem is dat die hoop exclusief kan worden vertolkt, zonder rekening te houden met belangen van andersdenkenden en de bereidheid om twisten te boven te komen.
Idealiter zou ‘narratieve hoop’ kunnen appelleren aan metaforen als ‘broederschap’, ‘verbond’ en ‘verzoening’, de verdeeldheid voorbij. Vertellingen met een open invulling, met een scherp oog voor tegengestelde belangen en gericht op inclusie, vormen geen gevaar voor de democratie. Sterker nog, we zijn erop aangewezen. Politieke partijen zouden veel meer kunnen uitstralen dat samenwerken aan een betere toekomst geboden is. Sociale hoop mag voor liberalen en individualisten die hun zaakjes op orde hebben overbodig lijken, maar voor mensen die dagelijks moeite hebben de touwtjes aan elkaar te knopen en met tal van onzekerheden worstelen, ligt dat anders. Het politieke bedrijf heeft zich vervreemd van die groepen en verzuimt uitzicht en houvast te bieden. Partijen zouden het signaal moeten geven dat juist deze groepen, hoe verschillend ook, erbij horen en dat alle burgers voor hun welbevinden op elkaar zijn aangewezen.
Noten
- 1.Deze bijdrage is deels gebaseerd op het hoofdstuk ‘Sociale hoop in liberale tijden’, in: M. Becker (red.), Christelijk Sociaal Denken. Traditie – Actualiteit – Kritiek. Budel: Damon, 2009, pp. 182-196.
- 2.Josef Pieper, Über die Hoffnung. Leipzig: Jakob Hegner, 1935.
- 3.Josef Pieper, Hoffnung und Geschichte. München: Kösel, 1967, p. 24.
- 4.Aaron Ben Ze’ev, The subtlety of emotions. Cambridge, MA: MIT Press, 2002.
- 5.PVV, De agenda van hoop en optimisme. Een tijd om te kiezen: PVV 2010-2015. Den Haag: PVV, 2010, p. 5.
- 6.PVV 2010, p. 7.
- 7.PVV, Hún Brussel, óns Nederland. PVV verkiezingsprogramma 2012-2017. Den Haag: PVV, 2012, p. 7.
- 8.Alle citaten in deze alinea zijn afkomstig van https://www.pvv.nl/index.php/36-fj-related/geert-wilders/9369-laatste-woord-geert-wilders-rechtbank-23-november-2016.html
- 9.Geciteerd uit J.P. Guépin (red.), Schokkende redevoeringen. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1990, p. 585.
- 10.Mark Elchardus en Wendy Smits, Anatomie en oorzaken van het wantrouwen. Brussel: Vubpress, 2002, p. 60.
- 11.John Gray, Provocaties. Gedachten over vooruitgang en andere illusies. Amsterdam: Ambo, 2004.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.