De zorg voor het gemeenschappelijke huis: ecologie en economie integraal herzien
Samenvatting
Door de drang tot instrumentalisering verschijnen in onze leefwereld nog maar weinig zaken als doel, als waardevol in zichzelf. De natuur en de mens zijn, bezien door een utilistische bril, vooral van waarde als middel. De encycliek Laudato Si’ roept op tot activisme en verandering. Tegelijkertijd is voor deze verandering een herwaardering van de passiviteit en het niet-instrumentele noodzakelijk. De verleiding is groot om ‘ecologische deugden’ te ontwikkelen en zo bij te dragen aan de noodzakelijke wisseling van het technocratische paradigma dat onze politiek en economie in zijn greep houdt. Daarmee zou echter de deugdelijkheid zelf geïnstrumentaliseerd worden en missen we de betekenis van het in zichzelf waardevolle.
OP 24 MEI VAN DIT JAAR VERSCHEEN PAUS FRANCISCUS’ tweede encycliek Laudato Si’(‘Geprezen zijt Gij’). De openingswoorden van de encycliek, die de paus ontleent aan het Zonnelied van Sint Franciscus, vormen de opmaat voor een diepgaande analyse van de actuele milieukwesties. Dat maakt Laudato Si’ tot de groenste encycliek die tot op heden is verschenen. De urgentie waarmee Franciscus het milieuvraagstuk agendeert doet denken aan de inspanningen van paus Leo XIII (1878-1903) om het arbeidersvraagstuk onder de aandacht te brengen in zijn beroemde encycliek Rerum Novarum (1891). Met recht mag gesteld worden dat Franciscus hiermee een nieuw hoofdstuk toevoegt aan de katholieke sociale leer.
Laudato Si’ laat zich lezen als een vurig pleidooi om anders om te gaan met Moeder Aarde. Het is de hoogste tijd een bredere visie op ecologie en economie te ontwikkelen: een integrale manier van kijken die recht doet aan het tere maar rijke weefsel waarin mens en natuur met elkaar verbonden zijn. De verouderde criteria en economische inzichten die aan de wieg stonden van een financiële crisis van ongekende omgang, dienen daarbij plaats te maken voor een integrale benadering die de deugdzaamheid als uitgangspunt neemt. Alleen op die manier kan een paradigmaverandering in gang worden gezet die de mensheid daadwerkelijk op een duurzaam en integraal spoor zet.
Deze bijdrage valt uiteen in twee delen. Het eerste deel poogt inzichtelijk te maken waarom het conventionele economische paradigma problematisch is voor de ontwikkeling van een integrale ecologie. Het tweede deel focust op het belang van de deugdzaamheid. Het is deze deugdzaamheid die noodzakelijk is voor de door Franciscus gewenste paradigmawisseling. Tegelijkertijd echter roept zij een spanning op die de inzet van Laudato Si’ problematisch maakt.
Een herwaardering van het niet-instrumentele
Wat bovenal opvalt aan Laudato Si’ is de onderlinge verwevenheid van de problemen waarvoor de mens geplaatst is. Zo hebben de milieukwesties van onze tijd het grootste effect op de armere landen van deze wereld. Het zijn deze landen die het hardst door klimaatveranderingen worden getroffen en de gevolgen ervan ervaren: een stijgende zeespiegel, toenemende droogte en woestijnvorming, verontreiniging door afvaldump, slechte toegang tot drinkwater en het verlies aan biodiversiteit, bijvoorbeeld door overbevissing voor de kusten van de armere landen. Ecologische vraagstukken en hun oplossingen zijn zo bezien onlosmakelijk verbonden met sociale kwesties. Precies daarom zegt Franciscus: ‘[T]egenwoordig kunnen wij er niet onderuit te erkennen dat een ware ecologische benadering altijd een maatschappelijke benadering wordt, die de gerechtigheid moet integreren in de discussies over het milieu, om zowel naar de kreet van de aarde als naar de kreet van de armen te luisteren’ (LS 49).1 Franciscus schetst in zijn encycliek zo het beeld van een kwetsbaar weefsel waarin alles op organische wijze met elkaar samenhangt. De enige adequate omgang met deze complexiteit ligt in een integrale benaderingswijze die de gelaagdheid en samenhang van de vraagstukken én van mogelijke antwoorden onderkent.
Wat Franciscus zegt mag in toenemende mate op herkenning en instemming rekenen. Tegelijkertijd blijft de onderlinge verwevenheid die wordt geschetst in Laudato Si’ moeilijk te integreren in ons gemeenschappelijk handelen. De broze verbanden die Franciscus benadrukt vallen namelijk precies in de blinde vlek van het economisch paradigma dat ten grondslag ligt aan de economische crisis en de ‘verouderde criteria’ die volgens Franciscus om vervanging vragen (LS 189). Dit kan worden verduidelijkt aan de hand van het werk van de Italiaanse econoom Luigino Bruni. Hij laat in zijn schrijven overtuigend zien dat ‘in de conventionele [moderne] economische wetenschap geen plaats is voor niet-instrumentele relaties’.2 Relaties zijn binnen het conventionele paradigma van betekenis in zoverre zij als middel nuttig zijn in het bewerkstelligen van externe doelen, bijvoorbeeld het vergroten van financiële winsten. Wat de waarde en de betekenis van relaties zijn die niet passen binnen deze logica kan echter niet zichtbaar worden gemaakt. Als Franciscus bijvoorbeeld spreekt over de openheid van de mens voor het goede, het ware en het schone, opent zich een veld van relaties dat geheel buiten het ‘nuttigheidsdiscours’ valt, maar alles te maken heeft met een bredere kijk op geluk en het tot wasdom komen van mensen (LS 205). Precies deze relaties kunnen niet op waarde worden geschat middels de oude nog heersende criteria.
De drang om te instrumentaliseren maakt daarnaast dat in onze leefwereld nog maar weinig zaken als doel – als waardevol in zichzelf – kunnen verschijnen. De natuur en de mens zijn, bezien door een utilistische bril, vooral van waarde als middel. Zij tellen mee in zoverre ze naast andere factoren bijdragen aan een optimaal en efficiënt proces dat dienstbaar is aan een doel waarbij de middelen zelf niet direct gediend zijn. De mens verwordt bijvoorbeeld tot een radertje in een machine die al naargelang een kosten-batenanalyse kan worden vervangen als de efficiency daarom vraagt. Dat mens en natuur in zichzelf waardevol zijn en dat de niet-instrumentele organische relatie tussen beide juist van betekenis is om het grotere integrale geheel te verstaan, kan middels de ‘verouderde criteria’ niet inzichtelijk worden gemaakt. Zo bezien is het nog steeds dominante (neo) liberale begrippenapparaat niet toegerust om de stap te zetten naar een nieuw paradigma waarin de betekenis van factoren als integrale samenhang, onbaatzuchtige wederkerigheid, gratuïteit en langetermijndenken met aandacht voor de waarom- en de waartoe-vraag van ons handelen bereflecteerd kan worden.
Het onvermogen van de mens om zijn plaats te zien binnen een groter organisch samenhangend geheel sluit aan bij wat Franciscus een ‘antropologische crisis’ noemt.3 Het is deze crisis die als het ware onder de huidige mondiale problemen ligt, en deze heeft alles te maken met ons zelfbeeld. De mens is zich – aldus Franciscus – in de loop van de moderne tijd steeds meer als centrum van het universum gaan verstaan in plaats van als deel van een groter geheel. Het moderne technocratische paradigma heeft daarbij geleid tot ongekende beheersing en menselijk kunnen. Ontegenzeggelijk heeft dit veel goeds voortgebracht, maar tegelijkertijd constateert Franciscus dat het nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid voor de gevolgen van dit kunnen, ons geweten en de daarbij horende waarden, is achtergebleven. Anders dan de moderne mens zichzelf wil doen geloven, is hij niet geheel autonoom (LS 105). Het is een misvatting te denken dat de mens God is. Dergelijke denkwijzen voeden volgens Franciscus een onacceptabele spiritualiteit die ons uiteindelijk aardse machten doet aanbidden en vertroebelt dat wij ten diepste geroepen zijn om mee te werken aan Gods scheppingsplan (LS 67, 75, 117).
Wederom kan Luigino Bruni helpen om deze antropologische crisis scherper in beeld te krijgen. Het mensbeeld dat volgens hem nog steeds de boventoon voert in economische benaderingen is dat van de mens die allereerst handelt omwille van zijn eigenbelang. Het individu is hiermee het middelpunt, en als zodanig is het primair naar binnen gericht, op zijn eigen welbevinden. Positieve effecten, zoals een groei in algemeen welzijn, kunnen resultaat zijn van een algemeen streven naar eigenbelang, maar zijn als zodanig nooit bewust doel van het individu zelf. Gevolg daarvan is een maatschappij waarin de bewogenheid met de ander naar de achtergrond verdwijnt. Waartoe een dergelijk mensbeeld leidt, werd haarfijn onder woorden gebracht door Franciscus tijdens zijn bezoek aan Lampedusa in 2013. Zijn spreken toen had niet dichter op de huidige actualiteit kunnen zitten: ‘De welzijnscultuur, waardoor we alleen aan onszelf denken, maakt ons ongevoelig voor de schreeuw om hulp van anderen. Zo leven we in zeepbellen. (…) Wie van ons heeft gehuild (…) om deze mensen op de [boten des doods]? Om de jonge moeders met hun kinderen? Om deze mannen op zoek naar middelen om hun gezinnen te ondersteunen? Wij zijn een maatschappij die huilen niet meer kan ervaren evenmin als “lijden met”. De mondialisering van de onverschilligheid heeft gezorgd dat we niet meer kunnen huilen.’4
Ingaand tegen de onverschilligheid is Laudato Si’ erop gericht in de omgang met de grote vraagstukken van deze tijd een houding – een wijze van kijken – te ontwikkelen die voorbij de vervreemding gaat en de mens weer laat zien wat zijn natuurlijke plaats is. Daarmee is Franciscus’ schrijven een vurig pleidooi om zichtbaar te maken wat in de blinde vlek van het nog steeds dominante (neo)liberale discours verborgen blijft. Het onderkennen van de antropologische crisis van deze tijd en het ontwikkelen van een begrippenapparaat dat oog heeft voor niet-instrumentele relaties en de organische verbondenheid van mens en natuur verschijnt als noodzakelijkheid om te komen tot een paradigmawisseling. Alleen zo komen we voorbij het technocratische paradigma dat onze economie en politiek in zijn greep houdt en mensen conditioneert volgens een interne logica die drijft op doorgeschoten efficiëntie, controle en financiële winstmaximalisatie (LS 108, 109, 189, 190). Alleen zo verschijnt de noodzaak onze huidige consumptieve levensstijl drastisch aan banden te leggen (LS 56, 113).
Een pleidooi voor passiviteit
Maar hoe komt de noodzakelijke paradigmawisseling tot stand? Hoe komen we tot een duurzame integrale ontwikkeling die uitdrukkelijk oog heeft voor niet-instrumentele relaties? Die mens en milieu niet als middel ziet tot iets anders, maar als van waarde in zichzelf? Franciscus ziet hier een belangrijke rol weggelegd voor onderwijs. Het zesde en laatste hoofdstuk van zijn encycliek is hieraan gewijd. Wij zijn – aldus Franciscus – uitdrukkelijk geroepen om deugden te cultiveren en ons een verandering in houding eigen te maken. Franciscus spreekt over de noodzaak tot ‘ecologische bekering’ en het aannemen van een contemplatieve en profetische levensstijl die haaks staat op de huidige consumptiementaliteit (LS 216, 222).
Zeker aan de oppervlakte klinken Franciscus’ woorden aantrekkelijk. Toch is zijn vurig pleidooi voor een paradigmawisseling niet geheel zonder moeilijkheden. Want hoe zien de door Franciscus voorgestelde ‘ecologische deugden’ er dan uit? Precies daar geeft Franciscus niet voluit antwoord op. Wat hij wel stelt, is dat de mens geroepen is een houding te cultiveren van genereuze zorgzaamheid, dankbaarheid en gratuïteit (LS 211, 220). Hij benadrukt dat wij met aandacht en toewijding dienen om te gaan met elkaar en onze omgeving. Hiermee is zijn betoog te lezen als een herwaardering van de passiviteit: voorbij alle nuttigheidsdenken zijn mensen bovenal uitgenodigd om de waarde van de dingen en hun onderlinge verbinding te zien. De natuur en de mens zijn bijvoorbeeld schoon omdat zij schoon zijn, niet omdat zij leiden tot iets wat buiten henzelf ligt. In dit opzicht stelt Franciscus: ‘[Het gaat om] een houding van het hart dat alles beleeft met serene aandacht, die er volledig voor iemand weet te zijn zonder te denken wat erna komt, die zich aan ieder ogenblik wijdt als een goddelijk geschenk, dat ten volle moet worden beleefd. Jezus leerde ons deze houding, toen hij ons uitnodigde te kijken naar de lelies op het veld en de vogels in de lucht of toen hij in de ontmoeting met een geestelijk zoekende man, “hem liefdevol aankeek” (Marcus 10: 21)’ (LS 226). Precies hier straalt iets door van de ‘blik van Jezus’ die zich bewust is van de volheid en onderlinge verbondenheid van de dingen die zich in het hier en nu aandienen als geschenk: ‘Slaat uw ogen op en kijkt naar de velden; ze staan wit, rijp voor de oogst’ (Johannes 4: 35) (LS 97).
De herwaardering van de passiviteit is een interessante thematiek die het verdient verder doordacht te worden. Tegelijkertijd plaatst Franciscus hiermee zijn lezer voor een interne spanning die uitermate problematisch is: Laudato Si’ laat zich lezen als een vlammend betoog dat oproept tot activisme en verandering, maar voor deze verandering is een herwaardering van de passiviteit en het niet-instrumentele noodzakelijk. Na het lezen van de encycliek ligt het voor de hand dat de lezer de behoefte voelt ‘ecologische deugden’ te ontwikkelen en te implementeren, teneinde bij te dragen aan de zo belangrijke paradigmawisseling. Daarmee echter wordt de deugdelijkheid zelf geïnstrumentaliseerd en missen we waar het Franciscus precies om gaat. Daarmee is Laudato Si’ tegelijkertijd een inspirerend én moeilijke bijdrage aan de discussie rondom de zorg voor ons gemeenschappelijke huis.
Noten
- 1.De volgende citaten uit Laudato Si’ zijn afkomstig uit de officiële Nederlandse vertaling van het Secretariaat van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland (Bunnik, 2015; online: http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=5000).
- 2.Luigino Bruni, The wound and the blessing. Economics, relationships and happiness. New York: New City Press, 2012, p. 84. (Oorspronkelijk: Laferita dell’-altro. Economia e relazioni umane. Trente: Il Margine, 2007.)
- 3.Franciscus sprak ook al over deze ‘antropologische crisis’ in de apostolische exhortatie Evangelii gaudium; zie bijvoorbeeld EG 55.
- 4.Homilie van paus Franciscus te Lampedusa op 8 juli 2013.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.