Ter introductie
Samenvatting
IN ONS BUURTJE IN DEN HAAG LIGT DE VLINDERTUIN. Midden in de gehaaste stad, ingeklemd tussen stadstuinen, een veilige speelplek voor kinderen en een groene ontmoetingsplek voor stadsgenoten. Voorheen was het lange tijd een vervallen toestand en de gemeente besloot een paar jaar geleden, op aandringen van buurtbewoners, dat het een bewonersinitiatief moest worden: bewoners moesten het beheer op zich nemen. Een nobel idee. Bewoners blij, gemeente blij.
De tuin werd grondig gerenoveerd, compleet met speeltoestellen, voorleesstoel en ‘minibieb’. De Vlindertuin was al feestelijk geopend en de bewoners hadden in onderling en enthousiast overleg een roosterplan opgesteld voor het sleutelbeheer en het dagelijks openen en sluiten van de tuin. En toen schrok de gemeente terug. Het plan van de betrokken burgers werd afgewezen, de betrokken buurtgenoten (‘toezichthouders’ in gemeentelijk jargon) dienden de gehele dag aanwezig te zijn, te zorgen voor permanent toezicht en in het bezit te zijn van een verklaring omtrent het gedrag (vog). Weg bewonersinitiatief. De tuin is slechts twee dagdelen geopend en een welzijnsorganisatie zorgt voor het toezicht. Druk is het er niet.
Het was een klassieke botsing tussen twee werelden: de systeemwereld van de overheid en de leefwereld van de buurtbewoners. Terwijl de lokale overheid, geregeerd door angst, dacht in termen van procedures, controle, toezicht en beheersing, redeneerden burgers vanuit hun alledaagse werkelijkheid: inspiratie, interactie, ontmoeting en betrokkenheid.

‘De visie die we hebben op De Vlindertuin is dat het zo veel mogelijk een tuin voor, door en met de buurt moet worden’, zei de ambtenaar nog. Maar intussen is de intrinsieke motivatie van de buurtbewoners om zich in te zetten voor de tuin verdwenen. Het vuur is gedoofd. En er is nog iets gebeurd: de relaties zijn veranderd, zowel tussen de overheid en de burgers als tussen de buurtbewoners onderling. Tussen overheid en bewoners is een vorm van wantrouwen en kille zakelijkheid ontstaan, in plaats van dat de overheid zich een bondgenoot van haar burgers betoont. En wat de buurtbewoners onderling betreft: was De Vlindertuin eerst een relational good, een inspirerend gemeenschapsgoed, nu is het hoogstens een consumptiegoed.
***
In dit nieuwe nummer van Christen Democratische Verkenningen staat ‘De belofte van het christelijk-sociaal denken’ centraal. De christelijk-sociale beweging is, in haar zichtbare gedaante, eind negentiende eeuw ontstaan als spreekbuis van ‘gewone burgers’ met hun noden en behoeften. Lees Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht (1971) van Louis Paul Boon er maar op na. De geestelijke en materiële verheffing van arbeiders is grotendeels het resultaat van hun gezamenlijke inspanning voor een humaner bestaan. Zonder overheidssubsidies, zonder welzijnsorganisaties, richtten ze vakbonden, werklozen- en ziekenkassen, ‘dooienfondsen’, zangkoren en toneelclubs op. Op de foto’s in Pieter Daens zien de leden er fier uit: dit hebben ze toch maar mooi gerooid, tegen de heerszucht van het gemeentebestuur en de hebzucht van de ondernemers in.
Er zijn twee aanleidingen om juist nu, in de herfst van 2015, een CDV-themanummer te wijden aan de actuele belofte van het christelijk-sociaal denken. In de eerste plaats staan we aan de vooravond van hetjubeljaar 2016, 125 jaar na het eerste Christelijk-Sociaal Congres en de encycliek Rerum Novarum. Beide waren bedoeld om de anonimiteit van de arbeidersklasse te doorbreken en gelden als het symbolische begin van de christelijk-sociale beweging. Daarnaast is recent, dankzij de nieuwe encycliek Laudato Si’, de Rerum Novarum van de ecologie, internationaal gezien de discussie over de betekenis van de christelijk-sociale traditie opgelaaid.
De hoofdvraag van dit CDV-herfstnummer is: wat is christelijk-sociaal en wat is het potentieel van het christelijk-sociaal denken om anders te kijken naar de realiteit, anders dan met de dominante instrumentele bestuurstechnieken, waarbij mensen via regels, door concurrentie of door sanctieen beloningsprikkels tot betere prestaties gedwongen moeten worden?
Om die vraag te beantwoorden is de bundel uit drie delen opgebouwd. In het eerste deel, ‘De belofte van het christelijk-sociaal denken’, wordt stilgestaan bij de oorsprong en de legitimiteit van het christelijk-sociaal denken. De christelijk-sociale beweging heeft niet zozeer een programmatisch probleem. Ze is, stelt Erik Borgman, gaan geloven dat ze een specifieke visie op het maatschappelijk leven heeft en probeert die samenleving volgens deze visie vorm te geven. Het gaat echter niet om een samenleving die volgens een christelijk bouwplan moet worden opgebouwd, maar om een samenleving waarin heel veel verschillende vormen van leven zich thuis kunnen weten. En Hans Groen betoogt dat als christelijk-sociale organisaties een verlegenheid ervaren, die verlegenheid zich niet moet richten op de christelijke identiteit, maar op maatschappelijke problemen.
De vraag is: welke sociale en maatschappelijke realiteit zit ons dwars en dwingt ons, omdat ze onhoudbaar is, tot een omvattende ‘reframing’? In het tweede deel staan de nieuwe sociale kwesties centraal. Steven Vanackere problematiseert de dominante instrumentele rationaliteit en maakt zichtbaar dat die een zuurbad is voor menselijke relaties. Vervolgens worden verschillende urgente en uitdagende ordeningsvraagstukken gethematiseerd: de noodzaak van een integrale visie op ecologie en economie (Thijs Caspers), nieuwe scheidslijnen tussen hoog- en laagopgeleiden (Rien Fraanje), de flexibilisering van het arbeidscontract (Martijntje Smits), de sociale zekerheid (Gerrit de Jong), de noodzaak van sociale innovaties in het bedrijfsleven (Henk Volberda en Kevin Heij) en de overtollige regeldruk op organisaties en ondernemingen (Jan Jacob van Dijk).
De gemene deler: als gevolg van de dominantie van rationele besturingstechnieken en het systeemdenken worden mensen geblokkeerd in hun levensmogelijkheden. Hun vermogens om samen te werken, hun talenten te ontplooien en hun verantwoordelijkheden te nemen, worden tenietgedaan. Het leidt op allerlei niveaus tot onverbondenheid: onverbondenheid met anderen, onverbondenheid met bedrijven en organisaties, en onverbondenheid met iets wat uitgedrukt wordt met ‘de publieke zaak’.
***
Het christelijk-sociaal denken biedt een andere manier van kijken. In dat gedachtegoed wordt een rijker, voller mensbeeld aangereikt: mensen zijn solidaire wezens die alleen samen, in lokale praktijken, betekenis geven aan wat ‘prestatie’ wordt genoemd. In dat gedachtegoed wordt de werkelijkheid niet versnipperd in specialistische disciplines, maar gaat het om de ‘heelheid van de mens en de schepping’.
De vraag is vervolgens wel op welke manieren de verbondenheid hersteld kan worden. In het derde deel van dit CDV-nummer, ‘Verbondenheid als uitdaging’, introduceert Luigino Bruni het concept van ‘civiele economie ’, dat de intrinsiek menselijke waarde van economische relaties erkent. En Gabriël van den Brink en Laurens de Graaf wijzen op het belang van zogenoemde ‘best persons’ als verbindende schakels tussen de systeemwereld en de leefwereld. Het zijn hoopvolle perspectieven die het gulden midden aanwijzen tussen een utopische beheersingspolitiek en een doorgeslagen autonomiedenken. Dat geeft moed, veel moed.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.