Wereldwijde duurzame gerechtigheid als christelijk-sociale uitdaging
Samenvatting
In westerse landen is sprake van een ‘globaliseringsconflict’. De oude tegenstelling tussen kapitaal en arbeid is vervangen door een nieuwe tegenstelling tussen mondialisering en nationale afbakening. Dat biedt de christelijk-sociale en christendemocratische beweging een geweldige kans. In haar denktraditie is altijd geprobeerd om tegenstellingen voorbij te komen. Paus Franciscus heeft met de zorg voor onze aarde als ons gemeenschappelijk huis de nieuwe sociale kwestie onder woorden gebracht. Het CDA doet er goed aan zich radicaal te vernieuwen en zich te beijveren voor deze integrale ecologie. Een beleid dat inzet bij een globalisering met een menselijk gezicht en bij de zorg voor de aarde kan rekenen op meerdere bondgenoten.
DE NEGENTIENDE-EEUWSE INDUSTRIëLE REVOLUTIE impliceerde een razendsnelle verandering. In korte tijd groeiden veel steden uit hun voegen. Grote groepen arbeiders ontbrak het aan alles. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het anarchisme, het socialisme en het communisme de wind in de zeilen kregen. Maar ook vanuit christelijke kring kwam er, overigens vrij laat, een antwoord op de nood van de tijd. In Amsterdam werd in 1891 het Christelijk-Sociaal Congres gehouden. In datzelfde jaar publiceerde paus Leo XIII de eerste moderne sociale encycliek, Rerum Novarum. Het Congres en de encycliek vormden belangrijke inspiratiebronnen voor christelijk-sociale leiders als Kuyper, Talma, Ariëns en Poels. Belangrijk thema was de bescherming van de waardigheid van de arbeiders en de ‘kleine luyden’. In plaats van de socialistische klassenstrijd stond de klassenharmonie centraal. Groepen met verschillende sociaal-economische belangen kunnen beter onderling samenwerken dan elkaar bestrijden, was het parool.
De centrale noties van het christelijk-sociaal denken hebben hun wortels in de Bijbelse traditie. De intrinsieke waardigheid van iedere mens als schepsel Gods is gebaseerd op de overtuiging dat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis (Genesis 1: 26-28). Wie dus het schepsel schendt, schendt de Schepper. Daarnaast wordt er in de Heilige Schrift vooral ook over collectieven gesproken, die zich in relatie tot God bevinden. God sluit een verbond met deze wereld en in het bijzonder met het volk Israël. Jezus spreekt over het Koninkrijk en de eerste leerlingen spreken over de Kerk als een lichaam en een tempel. Er zijn veel ledematen nodig om een lichaam te vormen, en wat is één steen binnen het geheel van de grote tempel? Dit verbondsdenken bepaalt ook de Bijbelse toekomstverwachting. Het gaat om de verkondiging van Jezus om de voltooiing van het Koninkrijk; om de komst van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Vanuit het Bijbelse verbondsdenken zijn het christelijk-sociaal gemeenschapsdenken en de notie van onderlinge solidariteit goed te plaatsen. Het spreken van de Bijbelse profeten en het onderwijs van Christus vormen belangrijke voedingsbronnen voor het verlangen naar sociale gerechtigheid en de inzet voor het bonum commune, het algemeen welzijn.
Ieder jaar bezoek ik eind augustus het Christelijk-Sociaal Congres in Doorn. Een groot aantal organisaties met protestants-christelijke dan wel katholieke wortels komt dan bijeen. De inleidingen en gesprekken zijn altijd boeiend, maar tonen veelal ook de worsteling die christenen kennen als het gaat om hun missie in de samenleving en hun identiteit. Alleen als er voldoende dragers van de identiteit zijn, kan een christelijk-sociale organisatie immers op koers blijven. Is met de terugloop van het aantal christenen ook een verdere marginalisering van christelijk-sociaal denken onontkoombaar? Nu is het zo dat wie zijn hoofd op het hakblok legt, dat hoofd automatisch kwijt is. Moed verloren is al verloren. Juist nu is het belangrijk om alle krachten te mobiliseren en binnen de organisaties nadruk te leggen op de vorming van nieuwe dragers van het christelijk-sociaal denken. Belangrijke vraag moet zijn wat het christelijk-sociaal denken voor de missie van de verschillende organisaties actueel betekent. In 1891 ging de sociale kwestie over het overbruggen van de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal; anno 2015 heeft paus Franciscus in Laudato Si’ de sociale kwestie in samenhang met het ecologische vraagstuk onder woorden gebracht: de zorg voor onze aarde als ons gemeenschappelijk huis.
Universeel denken
Enkele jaren geleden schreef de Zwitserse politicoloog Hanspeter Kriesi over het ‘globaliseringsconflict’ in veel westerse landen. De oude tegenstelling tussen kapitaal en arbeid is volgens hem vervangen door een nieuwe tegenstelling tussen mondialisering en nationale afbakening.1 Deze heeft alles te maken met de versnelde globalisering van de laatste decennia. Die tegenstelling is ook in Nederland te zien. In het rapport Gescheiden werelden? signaleren het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid aan de ene kant een groep merendeels hoger opgeleiden die vol vertrouwen overdracht van bevoegdheden aan de Europese Unie en een verdere internationalisering steunt, en aan de andere kant een groep merendeels lager opgeleiden die deze ontwikkelingen met lede ogen aanziet en vreest voor de aantasting van de nationale identiteit.2 Voor het christelijk-sociaal denken en dus ook voor de christendemocratie ligt hier een geweldige uitdaging.3
Hoe moet men met dit globaliseringsconflict in het reine komen? Het rooms-katholiek leergezag, heel bijzonder paus Franciscus, biedt bij het beantwoorden van deze vraag een belangrijke oriëntatie. Op 13 maart 2013 presenteerde de nieuwe paus zich op het balkon van de Sint Pieter. Zijn naam Franciscus vormt een programma. Vanaf het begin van zijn pontificaat legt de paus een sterke nadruk op de waardigheid van de arme en de zorg voor de schepping. Dat vinden wij terug in de jongste encycliek van paus Franciscus, Laudato Si’, die in juni van dit jaar werd gepubliceerd. De titel van de rondzendbrief is genomen uit het beroemde Zonnelied van Sint Franciscus. De heilige van Assisi spreekt alle elementen van de schepping, zon, maan, water, wind en vuur, aan als broeders en zusters. Zo wil de paus tot uitdrukking brengen dat de mensheid ook met de natuur een relatie heeft, waarin respectvol met haar moet worden omgegaan. In de ondertitel van de encycliek spreekt de paus over de zorg voor onze aarde als ons gemeenschappelijk huis.4 De kracht van de encycliek is gelegen in het feit dat de paus economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in verband brengt én de mensen in de rijke landen inzicht in hun drijfveren wil geven.
De paus richt zich allereerst tot rooms-katholieken. Maar het spreken over ‘ons gezamenlijk huis’ maakt duidelijk dat de paus alle mensen wil aanspreken. De rondzendbrief vormt een nieuwe stimulans voor de inzet van katholieken, andere christenen en van alle mensen van goede wil voor een duurzamere en rechtvaardigere wereld. Het pauselijk denken heeft een universele implicatie. Er is immers maar één aarde en alle mensen vormen samen één mensenfamilie.
In de christelijke traditie is altijd grote nadruk gelegd op een levensstijl die tot verscherpt bewustzijn van de kostbaarheid van de natuur uitnodigt. Het Zonnelied van Franciscus getuigt er al van. Maar ik noem ook de rijke sacramentele traditie van de orthodoxie. Door de doop van Jezus in de Jordaan, zo leert de orthodoxe spiritualiteit, zijn alle rivieren geheiligd. Ik noem ten slotte de erfenis van de protestantse arts en theoloog Albert Schweitzer, met zijn motto ‘Eerbied voor alle leven’.
Het aanspreken van alle mensen, gelovig en ongelovig, impliceert dat het beste van de spirituele en ethische kracht van de wereldgodsdiensten en levensbeschouwingen moet worden gemobiliseerd en gebundeld. Zo kan worden gekomen tot een wereldomvattende scheppingsethiek. Gods Geest waait waarheen hij wil en kan mensen vernieuwen. De Geest doorbreekt lethargie en moedeloosheid en geeft vreugde en vrede.
Paus Franciscus spreekt primair als geestelijk en moreel leider. Zijn encycliek vormt een spiegel om ons eigen gedrag te toetsen en indien noodzakelijk te corrigeren. Niet voor niets spreekt de rondzendbrief over de noodzaak van een ‘ecologische bekering’. De paus benadrukt het belang van een ecologische spiritualiteit en een verandering van levensstijl. Laudato Si’ vormt een moreel kompas voor politici, ondernemers, wetenschapsmensen en technici om bij alle grote beslissingen een duurzame sociale gerechtigheid centraal te stellen.
De paus zal als eerste erkennen dat de vraagstukken complex en weerbarstig zijn. Er spelen grote belangen en problemen kunnen op verschillende manieren worden aangepakt. De Kerk stelt eerder indringende vragen dan dat zij stellige antwoorden geeft. Laudato Si’ schetst echter wel de nieuwe sociale kwestie voor vandaag.
Het cda en het christelijk-sociaal denken
Spannende vraag is natuurlijk of de Nederlandse christendemocratie de nieuwe sociale kwestie herkent en erkent. Wil het CDA de inzet voor een integrale ecologie een centrale plaats geven in het politiek beleid? Het is mijn overtuiging dat op deze wijze een marginalisering van het christelijk-sociaal denken kan worden omgebogen. Als de inzet voor een integrale ecologie werkelijk leidend wordt, kunnen nieuwe verbindingen worden gelegd en nieuwe bondgenootschappen worden gesloten. Onze wereld is misschien van God los, maar God laat deze wereld niet los. Christenen kunnen het ware, het goede en het schone ver buiten de christelijke gemeenschap herkennen als het werk van Gods Geest. In de christelijke traditie is sprake van algemene scheppingsgenade of, met de woorden van Abraham Kuyper, ‘gemene gratie’.
Voor het CDA zie ik wel meerdere hobbels opdoemen. Ik noem er drie. Allereerst de spanning tussen een universeel denken en de bescherming van de nationale belangen. Het denken van paus Franciscus is principieel universeel. Het gaat de paus om één mensenfamilie en de gehele aarde als ons gemeenschappelijk huis. Dat impliceert een sterke globale insteek bedacht op mondiale sociale gerechtigheid en duurzaamheid. Maar iedere partij, ook het CDA, is onderdeel van een nationale staat. Menig socioloog noemt het huidige Nederland een bang en boos land. Veel zaken (zorgen over het milieu, economische crisis, politieke verbrokkeling, vergrijzing en ontgroening, religieus geweld) hebben veel Nederlanders, ook in de achterban van de christendemocratie, onzeker en angstig gemaakt. Maar angstige mensen kunnen als het ware van schrik bevriezen en willen niet voor- of achteruit. In zo’n context is het niet verwonderlijk dat mensen, helaas ook christendemocraten, vooral willen vasthouden aan wat zij hebben. De uitdagingen van de nieuwe sociale kwestie worden dan helaas gemakkelijk genegeerd of zelfs ontkend.
Dit brengt mij bij een tweede thema: de achterban van het CDA en de openheid voor de nieuwe sociale kwestie. Ik kan veilig aannemen dat de grote meerderheid van de achterban op een of andere manier behoort tot de brede middenklasse. Een middenklasse die in Nederland het nodige te verliezen heeft. Tegen die achtergrond moet de potentiële visvijver voor de partij eerder aan de rechterkant (VVD en PVV) dan aan de linkerzijde van het politieke spectrum worden gezocht. Na de jaren van de wederopbouw (1945-1955) hebben de christendemocraten altijd een voorkeur voor regeren over rechts gehad. Voor samenwerking met linkse partijen bleef het oude adagium van de katholieke leider Nolens uit 1922 leidend: ‘Alleen in uiterste noodzaak.’
Maar waar bevinden de natuurlijke bondgenoten voor het aanpakken van de nieuwe sociale kwestie zich binnen het politieke spectrum? Het nieuwe christelijk-sociale denken lijkt mij een bondgenoot te kunnen vinden bij de kleinere christelijke zusterpartijen, maar ook bij de sociaal-democratie, met haar nadruk op bestaanszekerheid, verbinden en verheffen. Ten slotte noem ik ook groene partijen, met hun verzet tegen een samenleving van winnaars en verliezers en tegen het ‘economisme’ omschreven als het idee dat alle maatschappelijke problemen zijn terug te brengen tot een rekensom.5
Dat brengt mij als vanzelf bij het derde thema: waar staat het CDA in de discussie rond individu en gemeenschap? Wil het CDA primair een gemeenschapspartij blijven die er principieel voor kiest ieder mens te zien binnen een netwerk van relaties? Vanouds kent de christendemocratie een stevige inzet bij de gemeenschap. Dat geldt misschien nog meer voor het katholieke dan voor het protestantse smaldeel. In het protestantisme zit een individualistische component. De reformatie van de zestiende eeuw is zonder de renaissance en de herleving van het klassieke humanisme niet goed te begrijpen. Niet voor niets is de grote vraag van Luther: ‘Hoe krijg ik een rechtvaardig God?’ En in Zondag 1 van de Heidelbergse catechismus begint het antwoord op de vraag naar de enige troost in leven en in sterven met de zin: ‘Dat ik met lichaam en ziel zowel in leven als in sterven niet mijzelf toebehoor, maar het eigendom ben van mijn getrouwe Heiland Jezus Christus.’ Een katholiek is echter altijd katholiek in verbondenheid met andere katholieken. Vanouds wordt het katholicisme sterk door dit communio-denken bepaald.
Ik heb de indruk dat een deel van het CDA maar beperkt weerstand heeft kunnen bieden tegen de dominante liberale mens- en maatschappijvisie en de individualisering van onze welvarende en hooggeschoolde samenleving. Kortgeleden nog wekte de partijleider de indruk dat het CDA stond voor ‘minder overheid en lagere belastingen’. Mij lijkt dat een weinig adequate samenvatting van de christendemocratische traditie. Het katholieke sociale denken, toch een van de voedingsbronnen van het CDA, houdt afstand van het individualisme en spreekt liever over personalisme. Ieder mens is een unieke persoon die alleen in verbondenheid met anderen en God als dé Ander tot volle ontplooiing kan komen. Zowel nationaal als internationaal beseffen wij steeds meer de negatieve kanten van een doorgeschoten individualisme. Het gaat dan niet alleen om een bedreiging van de sociale samenhang in eigen land, maar ook van die op mondiaal niveau.
Als paus Franciscus met zijn encycliek werkelijk de nieuwe sociale kwestie op de kaart heeft gezet, heeft de (Nederlandse en internationale) christendemocratie nog veel denkwerk te verrichten. Vanzelfsprekend zal dat denkwerk dan ook moeten worden omgezet in nieuw beleid. Hopelijk zijn de eerder genoemde hobbels niet zo hoog dat alles dreigt vast te lopen. Naar mijn inzicht kan alleen door een radicale vernieuwing een isolement en verdere marginalisering van het christelijk-sociaal en het christendemocratisch denken worden voorkomen. Een beleid dat inzet bij een globalisering met een menselijk gezicht en bij de zorg voor de aarde als ons gemeenschappelijk huis kan, zo is mijn inschatting, rekenen op meerdere bondgenoten.
Noten
- 1.Hanspeter Kriesi, ‘West-Europa. Het toenemende belang van de culturele dimensie’, in: Mark Bovens, Paul Dekker en Will Tiemeijer (red.), Gescheiden werelden? Een verkenning van sociaal-culturele tegenstellingen in Nederland. Den Haag: SCP/WRR, 2014; Hanspeter Kriesi, Edgar Grande, Romain Lachat, Martin Dolezal, Simon Bornschier en Timotheos Frey, West European politics in the age of globalization. Cambridge: Cambridge University Press, 2008; Hanspeter Kriesi, Edgar Grande, Martin Dolezal, Marc Helbling, Dominic Höglinger, Swen Hutter en Bruno Wüest, Political confict in Western Europe. Cambridge: Cambridge University Press, 2012.
- 2.Bovens e.a. 2014.
- 3.Zie ook de bijdrage van Rien Fraanje in deze CDV-bundel.
- 4.Zie ook de bijdrage van Thijs Caspers in deze CDV-bundel.
- 5.Jesse Klaver, De mythe van het economisme. Pleidooi voor nieuw idealisme. Amsterdam: De Bezige Bij, 2015. Zie ook de boekbespreking van Frank van den Heuvel in deze CDV-bundel.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.