‘Moslim zijn betekent voor mij een mens van het midden zijn’
Samenvatting
De bestuurlijke aanpak van terreurbestrijding slaat door, vindt de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb. Het kabinet koestert volgens hem de illusie dat extreme en radicale denkbeelden met wet- en regelgeving kunnen worden getackeld. ‘We moeten voorkomen dat we elke afwijkende religieuze overtuiging uit het publieke domein willen weren. De religieuze opvoeding is een zaak van ouders en van religieuze instellingen zelf.’
Zijn uitspraak ‘Rot toch op!’, naar aanleiding van de terreuraanslag op 7 januari van dit jaar op de redactie van Charlie Hebdo, maakte Ahmed Aboutaleb ineens bekend tot ver buiten de grenzen van Rotterdam. Aanvragen voor interviews kwamen van over de hele wereld. Op het Witte Huis mocht hij de Rotterdamse aanpak van misdaad en terreur komen uitleggen.
Hij deed zijn uitspraak niet alleen als burgemeester, maar ook als een ‘woedende moslim’, zoals hij het zelf zei. Hij riep zijn geloofsgenoten op om krachtig afstand te nemen van het geweld in Parijs.
Nu, een halfjaar later, zit Ahmed Aboutaleb (PvdA, 1961) in zijn werkkamer in het monumentale Rotterdamse stadhuis. Sinds 2009 is hij burgemeester van de havenstad. Zijn grootste zorg? Dat we met elkaar ‘in de overdrive’ gaan. ‘Het kabinet maakt wetgeving omdat 180 mensen zijn uitgereisd naar Syrië. Welke verworvenheden gooien we overboord door nieuwe wetgeving te gaan maken, omdat 180 mensen uitgereisd zijn? Omdat 180 mensen uitgereisd zijn! Is er ooit voor 180 mensen wetgeving gemaakt?’
De vrijheid voor burgers om vanuit hun identiteit, religieus of niet-religieus, de samenleving vorm te geven, staat op het spel, vindt Aboutaleb. Want wetgeving die door angstgevoelens of emotionele reacties en niet door een verstandige politiek wordt gemaakt, perkt ons nodeloos in. Dit dreigt juist ook op het gebied van vrijheid van godsdienst en meningsuiting. ‘Mensen moeten in de publieke ruimte uiting kunnen geven aan hun identiteit. Hun identiteit is niet los verkrijgbaar. Als een tramconducteur een kruisje wil dragen, een jood een keppeltje of een moslima een hoofddoekje, dan moet dat kunnen.’
Vindt u dat de huidige bestuurlijke beleidspraktijk afdoende is ten aanzien van het religieus extremisme?
‘De politiek en het bestuur moeten niet de illusie koesteren dat ze extreme en radicale denkbeelden met beleidsmaatregelen kunnen tackelen. Dat is echt een wezenlijk verschil tussen het kabinet en mij. We moeten de zaak wel in de juiste proporties blijven zien. De regering maakt speciaal beleid voor slechts 180 mensen die willen uitreizen naar Syrië. Als mensen met hun gezinnen naar Syrië willen vertrekken omdat ze graag willen leven in een omgeving waar wet- en regelgeving worden gedomineerd door het woord van God, en als ze geen terroristische aanslagen voorbereiden, zou ik niet weten waarom we ze zouden moeten tegenhouden. Omdat ze afwijkende religieuze opvattingen hebben? Afwijkende opvattingen zijn op zichzelf toelaatbaar.’
Foto: Marc Nolte
‘We moeten het hebben over de heel kleine groep die een stap zou kunnen zetten naar de rechtvaardiging en de inzet van geweld. Die lui moet je heel scherp in de gaten houden door inlichtingendiensten en politie en in de kraag vatten voordat ze de samenleving hier of een samenleving elders in de wereld kwaad kunnen doen. Maar we moeten voorkomen dat we elke afwijkende religieuze overtuiging uit het publieke domein willen weren. De religieuze opvoeding is een zaak van ouders en van religieuze instellingen zelf.’
Kan religieus extremisme wel worden bestreden met modern-seculiere middelen? Anders geformuleerd: in hoeverre kan religieus extremisme worden bestreden zonder een cultuur- en religiepolitiek, een politiek die erkent dat religieuze overtuigingen ten volle in het publieke domein aanwezig mogen zijn?
‘Het juiste antwoord is dat we niet de ruimte moeten beknotten, maar juist veel meer ruimte moeten geven voor de identiteitsbeleving van mensen, ook in het publieke domein. Wettelijke maatregelen of maatregelen die op een andere wijze die ruimte beknotten, zouden weleens een averechts effect kunnen hebben. Juist als de ruimte te beknellend wordt, kunnen mensen rare sprongen gaan maken.’
Religieus extremisme
Waar ligt volgens u de grens van godsdienstvrijheid ten aanzien van religieus extremisten?
‘Geweld, de grens ligt bij geweld, niet bij extremisme of bij radicalisering. Er worden in het huidige debat te veel termen door elkaar gehaald. We hebben ooit een politieke partij in de Tweede Kamer gehad die Politieke Partij Radikalen heette, en ik ken een zeer geaccepteerde partij die nog maar een paar jaar geleden opteerde voor het radicale midden: het CDA. De term radicaal duidt op een gevecht met de status quo, op een streven naar verandering door je op een heel scherpe, misschien wel grove manier te uiten. Dat mag, dat is legitiem. De grens ligt bij het willen bereiken van die doelen door geweld te gebruiken.’
Het Europese Hof heeft in 2003, bij de uitspraak over het verbod op de Turkse Welvaartspartij, Refah Partisi, de grens niet alleen bij geweld gelegd. Het Hof achtte het verbod terecht omdat de doelstellingen van Refah Partisi – het invoeren van een pluriform rechtsstelsel en de sharia – als zodanig indruisten tegen democratische principes.
‘Moet je iemand in Nederland die zegt “Ik ben tegen democratie”, opsluiten? Ik ga er eerlijk gezegd van uit dat de fundamentele waarden van de rechtsstaat zelfs door radicale lieden niet ter discussie worden gesteld. Waar het hun vaak om gaat is het vormgeven van de samenleving als het gaat om schaarse goederen van de samenleving, materiële goederen, sociaal welzijn en de rol van staat en markt. Neem de Griekse partij Syriza van Alexis Tsipras: dat is een linksradicale partij met radicale opvattingen en heeft toch de verkiezingen gewonnen. SP en PVV hebben in Nederland hun eigen radicale poten en hebben een behoorlijk kiezerspotentieel. Zijn ze daarmee niet passend in het democratisch bestel? Me dunkt van wel.’
‘Ik krijg soms het verzoek om bepaalde imams, die zijn uitgenodigd om te komen spreken in Rotterdam, de toegang te verbieden of een spreekverbod op te leggen. Dat is onzin. De vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst zijn grondrechten. Het is aan het Openbaar Ministerie om bij strafrechtelijke feiten op te treden, maar ik ga niemand tegenhouden die een onwelgevallige mening heeft.’
In hoeverre spelen sociaaleconomische factoren een rol bij het ontstaan van religieus extremisme? Of is veel meer sprake van een cultuurtheologisch probleem?
‘Er is niet één oorzaak aan te duiden. Soms zullen sociale aspecten een rol spelen. In het geval van de Parijse terreurplegers was het geweld religieus geïnspireerd. In hun geval had het niets te maken met de gedachte: “Ik ga solliciteren, ik krijg geen baan, ik pak een mes.” Deze lieden hebben binnen de islamitische theologie voor zichzelf een, niet algemeen gedeelde, waarheid geconstrueerd die hen legitimeert om anderen op deze manier te behandelen, namelijk met fysiek geweld uit te schakelen.’
‘Ik weiger ze jihadisten te noemen; die eretitel komt hun niet toe. De jihad kent 68 gradaties. Een daarvan is een gewelddadige vorm, een waarbij het is toegestaan geweld te gebruiken tegen hen die jouw land willen veroveren, jouw eigendom willen afpakken, je willen uitmoorden. In feite is het geweld uit zelfverdediging. Maar de echte vorm van jihad is hard werken. Sommige moslims in Nederland hebben twee banen: overdag een slechtbetaalde baan en ’s avonds een schoonmaakbaantje erbij. Ze zijn de hele dag bezig hun gezin te onderhouden, en van het weinige geld dat ze verdienen ondersteunen ze ook nog eens een opa en oma elders in de wereld. Dat zijn de echte jihadisten; zij verdienen die titel. Het gedrag van de terreurplegers is misdadig, is crimineel. Noem ze dan ook crimineel.’
Ze hanteren een verkeerde interpretatie van het jihadisme?
‘In elk geval niet mijn interpretatie. Onlangs was hier, in deze kamer, de grootmoefti van Egypte. Wij deelden de analyse dat de oplossing niet ligt in nog eens vijf wetten erbij voor 180 mensen. Het gaat echt om een andere religieuze opvoeding.’
Wat verstaat u precies onder een andere religieuze opvoeding?
‘Mijn vader leerde mij vroeger dat het moeilijkste van moslim-zijn is om iemand van het midden te zijn. Het midden, het gematigd zijn, is in de islam zo belangrijk. Je kunt in de Koran zelfs letterlijk lezen dat moslims gemaakt zijn tot volk van het midden, opdat ze naar anderen kunnen getuigen van het geloof. Alleen als je van het midden bent, kun je naar links en rechts een getuige zijn. In het gesprek met de grootmoefti heb ik gezegd dat hij een taak heeft in dezen. Het debat over opvoeding tot gematigdheid kan alleen in de islamitische gemeenschap zelf worden gevoerd. Anderen kunnen hun dat niet opleggen. Ik ben blij dat de Marokkaanse regering recent een groot aantal imams uit Europa heeft uitgenodigd om in Marrakesh bij elkaar te komen om over dit fenomeen te spreken. Het is een belangrijke eerste stap.’
U heeft weleens gezegd dat Nederland vierhonderd imams te weinig heeft. Wat bedoelde u precies?
‘We hebben natuurlijk wel vierhonderd functionerende imams, maar dat zijn niet altijd imams die in verbinding staan met de samenleving, die de samenleving begrijpen, die Nederlands spreken en die in dialoog met de gemeente en de buurt kunnen treden. In Amerika hebben ze wel zulke imams; in Nederland hebben we er veel te weinig.’
Hoe verklaart u dat?
‘In de eerste plaats ontberen we een goede infrastructuur om imams in Nederland op te leiden. De pogingen daartoe zijn steeds op een mislukking uitgelopen. Dat hing samen met de defensieve positie die we in Nederland innemen rondom de scheiding van kerk en staat. We willen dat imamopleidingen vooral door mensen zelf worden opgezet, zonder overheidsbemoeienis. Als de moslimgemeenschap dan zelf te weinig ruggengraat heeft om een opleiding op te zetten, zakt het als een pudding in elkaar. De overheid zou veel meer daadkracht moeten tonen. In de tweede plaats valt het de moslimgemeenschap zelf te verwijten. Moslimgemeenschappen slagen erin om in Nederland voor miljoenen euro’s aan moskeegebouwen neer te zetten, en tegelijkertijd is er niet een paar duizend euro om een imam op te leiden. Onbegrijpelijk. Ten derde blijft de taal een probleem. Imams moeten Nederlands gaan spreken, aangezien de tweede en de derde generatie gewoonweg geen of nauwelijks Arabisch spreken. Als ze werkelijk aansluiting bij de jongeren willen houden en hen in hun geestelijke noden willen kunnen bedienen, zullen ze Nederlands als voertaal moeten gebruiken.’
Is er ook een theologische noodzaak voor de komst van meer andersoortige imams?
‘Ik ga niet over de inhoud; ik ga niet over de vraag of moslims orthodox, vroom of gematigd moeten zijn. Het is aan mensen zelf om hun positie te bepalen. Ik praat nu als bestuurder en als bestuurder vind ik het ingewikkeld als een imam niet kan communiceren met een samenleving en in toenemende mate jongeren niet kan toerusten.’
Islam en rechtsstaat
In hoeverre kunnen we spreken over een ‘Europese islam’? Er wordt vaak een tegenstelling gecreëerd tussen de islam in het Midden-Oosten en de islam in Europa. Is dat een reële tegenstelling?
‘In Andalusië is eeuwenlang, tot eind vijftiende eeuw, sprake geweest van de vanzelfsprekende en vreedzame aanwezigheid van moslims, naast christenen en joden. In feite was dat een Europese islam. Ontegenzeglijk zijn er nog steeds verschillen tussen de islam zoals die aanwezig is in Europa en de islam in het Midden-Oosten. De Europese imams kennen een ander engagement dan de Arabische imams, en hun preken zullen ook anders gekleurd zijn dan de preken die in het Midden-Oosten worden gehouden. Dat brengt alleen al de aard van het conflict tussen Israël en Palestina met zich mee. De beleving van dat conflict is in het Midden-Oosten uiteraard anders dan in Europa.’
‘De moslimgemeenschap klaagt soms over de negatieve aandacht die ze krijgt als ze een imam met een bepaalde signatuur uitnodigt om te komen spreken. Dan denk ik: dat heeft ze aan zichzelf te wijten. De gemeenschap had zelf namelijk ook een andere imam kunnen uitnodigen.’
Wat kenmerkt die Europese islam? Is dat de vooronderstelling dat islam en rechtsstaat uitstekend samen kunnen gaan?
‘Ja. En hier, tegenover u, zit de belichaming van het feit dat het islamitische geloof en de Grondwet hand in hand kunnen gaan.’
In de christelijke denktraditie is het begrip vrijheid een kernbegrip. Binnen de islam zoals die zich heden ten dage manifesteert lijkt een geprononceerd vrijheidsbegrip te ontbreken. Hoe verklaart u dat?
‘In die vraag zit een vorm van superioriteit die mij niet bevalt. Alsof de cultuur en de geschiedenis van het christendom vrij zijn van elke vorm van dwang en geweld. De grootste menselijke vernietigingsmachine ever is ontstaan in een christelijke en niet in een islamitische omgeving. De Tweede Wereldoorlog was geen creatie van moslims of van de islamitische wereld. Miljoenen mensen zijn uitgemoord in het christelijke Europa, ik herhaal, in het christelijke Europa.’
Is dat niet te gemakkelijk? Het is misschien preciezer te zeggen dat de opkomst van het nationaalsocialisme samenhangt met de invloed van de romantiek, het Duitse idealisme en seculiere ideologieën die de hemel op aarde beloofden.
‘Ik wil alleen maar zeggen dat een vorm van bescheidenheid past. Intellectueel kunnen we heel ver komen. De praktijk is echter vaak weerbarstig. Verheven menselijke idealen met betrekking tot vrijheid, tolerantie en diversiteit zijn nu juist geboren omdat de vrijheid niet werd gerespecteerd, omdat de diversiteit niet werd geaccepteerd – ten koste van joden, zigeuners en homo’s. En dat is nog maar zeventig jaar geleden.’
Het gaat nu niet zozeer om de weerbarstige praktijk, maar om het potentieel in de verschillende religieuze denktradities.
‘Intolerantie ligt besloten in alle vormen van religie waarbij mensen soms vinden dat zij de waarheid bezitten en die als zodanig ook uitdragen. Onze SGP-vrienden streven naar een theocratisch bestel in Nederland. Ze pleiten in hun verkiezingsprogramma voor minder moskeeën. Hoe is dat te rijmen met de Grondwet, waarin staat dat alle burgers door de overheid gelijk behandeld dienen te worden? Hoe is dat te rijmen met de vrijheid van godsdienst? En gemeenten met een sterke aanwezigheid van de SGP hebben geen koopzondag, zoals onlangs nog eens is bekrachtigd bij de uitkomst van een referendum in Ede over de koopzondag. Hoezo vrijheid? Niettemin respecteren we de SGP. En net zoals de staatkundig gereformeerden is er in Nederland een kleine minderheid van orthodoxe moslims die vinden dat het woord van God dominant zou moeten zijn bij het besturen van de samenleving. Ik kan en wil hun dat niet ontnemen.’
‘Het is belangrijk om niet te generaliseren. Religieuze intolerantie mag niet exclusief aan moslims worden gekoppeld. Er zijn moslims die moeilijk met de grondwettelijke vrijheden overweg kunnen, maar er zijn ook moslims die vechten voor een seculier publiek domein en die benadrukken dat het geloof een persoonlijke aangelegenheid is en dat dat niet opgelegd mag worden aan anderen.’
Waar liggen in de islamitische theologie aanknopingspunten voor een meer geprononceerd vrijheidsbegrip?
‘In de Koran staan voor mij twee mooie citaten. De profeet wordt op enig moment aangespoord om te luisteren naar de mensen en hen te consulteren. Dat is niet zomaar een vrijblijvende vraag, nee, hij wordt daartoe gedwongen. En later wordt hij nog eens aangezet tot overleg met mensen. Hij heeft op een gegeven moment het gevoel dat, ondanks zijn moeiten, zijn boodschap niet overkomt. En dan krijgt hij een openbaring en wordt hem verteld: je bent geen heerser over hen; je bent weliswaar verheven omdat je een bijzondere boodschap hebt, maar je mag niet heersen over de mensen. Hij wordt, met andere woorden, uitgenodigd om te dienen en de eerste te zijn onder de gelijken, de primus inter pares. Deze opdracht tot consultatie in de Koran is voor mij de democratie van nu. Ze is een aansporing om te streven naar democratie en overleg en om te ijveren voor vrijheid.’
‘Een ander citaat gaat over het moment dat de profeet met de joodse gemeenschap op het Arabische schiereiland over vrede wil onderhandelen. Het is een soort uitruil: de profeet zou een aantal joodse gebruiken overnemen en hij zou de joden zijn islamitische geloofsovertuiging meegeven. Dan komt er een openbaring die zegt: stop daarmee, jij een geloof en zij een geloof. Die zin duidt op volstrekte pacificatie, op het ideaal van “leven en laten leven”.’
‘Ik geloof echt dat er een Europese islam langs deze lijn gaat ontstaan. Ik ben daar ongelooflijk optimistisch over. Deze Europese islam zal een mooie mengeling zijn van religieuze en humanistische idealen, die de menselijke waardigheid boven alle tilt, en religie tegelijkertijd een volwaardige plek in het publieke domein geeft. Vergeet niet dat de toegang tot het onderwijs steeds beter wordt. De leerlingen van nu zijn soms nog geboren uit analfabetische vaders en moeders. Dat fenomeen zal langzamerhand verdwijnen. We zullen geduld moeten hebben, en af en toe helaas een klap moeten incasseren. Dat zal onvermijdelijk zijn.’
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.