Hoe zou een hoopvolle politiek er in de praktijk uit moeten zien volgens burgers?
Samenvatting
Achter onvrede onder burgers over politiek schuilen, anders dan vaak gedacht wordt, vooral hoge verwachtingen over hoe politici zich zouden moeten gedragen en hoe de politiek zou moeten werken. Om een hoopvoller beeld van politiek te geven is het van belang dat politieke ambtsdragers zich van die morele bril bewust zijn. Dat vraagt om een andere communicatiewijze: minder technocratisch en met meer aandacht voor ethiek en de eigen normen, waarden en deugden. Van politici wordt verlangd dat ze burgers deelgenoot maken van hun overwegingen en motivaties en dilemma’s. Zij dienen in hun doen en laten de morele dimensie van hun vak zichtbaar te maken en geloofwaardig te belichamen.
WAAR ZIJN BURGERS ONTEVREDEN OVER IN DE POLITIEK? En wat verwachten ze van hun politieke ambtsdragers? In deze bijdrage vat ik een deel van mijn (promotie)onderzoek naar de huidige politieke onvrede in Nederland samen.1 Ik ga specifiek in op de kritiek en verwachtingen die leven bij politiek ontevreden burgers. Daarbij baseer ik me op twintig diepte-interviews die ik heb gevoerd met burgers die als politiek ontevreden aangemerkt kunnen worden.2 Vervolgens reflecteer ik kort op de verwachtingen en eisen die in deze tijd aan politieke ambtsdragers gesteld worden. Ik sluit af met een aantal aanbevelingen en vervolgvragen.
Waar zijn burgers ontevreden over in de politiek?
Vrijwel alle personen die ik tijdens mijn onderzoek sprak, uitten in meer of mindere mate kritiek op de politiek, maar de objecten van kritiek verschillen, alsook de intensiteit ervan. Ik onderscheid grofweg vier typen onvrede. Ten eerste komt in de interviews een duidelijke frustratie naar voren over het reilen en zeilen van ‘de politieke klasse’ in Nederland en de individuele politici en partijen daarbinnen. Deze onvrede is vrij consistent en komt in bijna ieder interview op eenzelfde wijze ter sprake. De geprivilegieerde uitzonderingspositie van politici en het nastreven van (financieel) eigenbelang zijn daarbij de voornaamste mikpunten van kritiek. Bij die vermeende privileges van ‘de hoge heren in Den Haag’ wordt er geregeld verwezen naar de vriendjespolitiek en banencarrousel in de politiek. Een quote: ‘Als je eruit gegooid wordt kun je nog burgemeester hier of daar worden.’ Of er wordt gerefereerd aan genereuze wachtgeldregelingen, terwijl gewone mensen het bij het verliezen van hun baan – tijdens de crisis natuurlijk uiterst actueel – moeten doen met een uitkering of WW. Ten tweede zijn de personen die ik sprak ontevreden over beleid, zowel over huidig regeringsbeleid als over langer lopend overheidsbeleid. Daarbij komt een waaier aan beleidsthema’s aan bod, waarbij onvrede over het beleid rondom (ouderen)zorg en politie en justitie domineert. Het zijn vooral de vermeende onrechtvaardigheid van het beleid en de verkeerde inzet van middelen waar men zich druk over maakt. Ten derde zijn de geinterviewden geregeld ontevreden over de werking van het politieke partijsysteem, met name over de hoeveelheid politieke partijen die in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn. Naast onvrede over beleid, politieke klasse of partijsysteem komen bij de beschouwingen over overheid en politiek geregeld zorgen naar voren over de hedendaagse maatschappij; deze vierde vorm van kritiek richt zich op het egoïsme en het gebrek aan solidariteit dat men bij de mensen om zich heen ziet.
Bij drie van de typen onvrede voeren morele bezwaren de boventoon: de politieke klasse, het gevoerde beleid en de maatschappij deugen niet in de ogen van burgers. De diepte-interviews laten daarmee een verhaal horen dat tot nu toe vaak achterwege blijft in de discussie over politieke onvrede. In de visie van burgers leven politici in een andere wereld, als een aparte klasse, waar ze kunnen rekenen op allerlei (financiële) privileges en de effecten van hun eigen politieke beslissingen niet voelen. Men vertrouwt er niet op dat politici de verdelingsvraagstukken in de maatschappij op een rechtvaardige en eerlijke manier behartigen. Eenmaal in de bevoorrechte machtspositie van vertegenwoordiger of bestuurder ontstaat er wantrouwen over de mate waarin zij besluiten kunnen nemen die voor iedereen rechtvaardig zijn. Politici worden er daarnaast om verfoeid als zij al ruziemakend de spotlights zoeken. Omdat politici besluiten nemen die alle burgers aangaan, omdat ze wetten maken waarvan de (financiële) consequenties door iedereen gevoeld worden, en omdat ze uit algemene middelen betaald worden, zo gaat de redenering, worden privileges en misstappen niet getolereerd en geaccepteerd. Degenen in een machtspositie worden op de voet gevolgd, niet alleen ter controle van hun technische optreden en vakkennis, maar juist ook ter controle van hun morele doen en laten. De negatieve beelden over politici sluiten nauw aan bij wat is beschreven in het Sociaal en Cultureel Rapport van 2014 van het SCP. Mensen ervaren dat politieke ambtsdragers in veel opzichten (en met name in moreel opzicht) helemaal niet superieur zijn.3
Hoge verwachtingen
Naast de gevoelens en objecten van onvrede worden tegelijkertijd de normen en verwachtingen zichtbaar die ontevreden burgers hanteren ten aanzien van hun politieke autoriteiten. De personen die ik sprak formuleren tussen de regels door voortdurend normen, verlangens en idealen waaraan politieke autoriteiten en het beleid dat ze voeren naar hun idee zouden moeten voldoen. Dat gebeurt in spiegelbeeld als zij aangeven wat ze afschuwelijk vinden: ‘al dat geharrewar’, ‘de zwartmakerij’, gedrag dat ‘goedkoop’ is, en beleid dat ‘oneerlijk’ of ‘onrechtvaardig’ wordt genoemd. Het gebeurt ook als ze omschrijven wie ze een sympathieke politicus vinden: ‘beschaafd’,‘eerlijk’, ‘oprecht’ of ‘sympathiek’. Vrijwel geen van de geïnterviewden had werkelijk alleen maar negatieve verwachtingen van de politiek en politici in het algemeen. Integendeel, de geïnterviewden hadden juist hoge verwachtingen van hoe politici zich zouden moeten gedragen en hoe de politiek zou moeten werken. In het ideale geval zouden politici zich volgens deze burgers moeten bekommeren om een rechtvaardige en eerlijke samenleving, waarin gelijke behandeling en het algemeen belang vooropstaan. Van politici wordt verwacht dat ze zich aan gangbare fatsoensnormen houden: dat ze, ook als ze het met elkaar oneens zijn, openstaan voor elkaars mening; dat ze elkaar op een hoffelijke manier en met inlevingsvermogen bejegenen; dat ze de bereidheid hebben in te schikken als dat nodig is om tot een besluit te komen; maar ook dat ze open en eerlijk communiceren met burgers en motiveren wat ze gedaan hebben en waarom. Ze kijken vooral met een morele blik naar politieke ambtsdragers en verwachten dat politici in alle opzichten het goede voorbeeld geven.
Gevraagd naar wat politici zouden kunnen doen om hun oordeel over de politiek milder te stemmen, variëren de antwoorden. De meeste mensen noemen als oplossing het verminderen van het aantal politieke partijen, het vergroten van het inlevingsvermogen van de politieke klasse, en het veranderen van de politieke en overheidscommunicatie: eerlijk en open zijn over hoe dingen zitten en gaan, duidelijkheid bieden en zaken simpel uitleggen. Iets minder vaak worden concrete beleidsmaatregelen genoemd, bijvoorbeeld voor een gelijkere verdeling van inkomens, betere ouderenzorg, het verbeteren van veiligheid, en strenger straffen. Slechts in een enkel geval draagt men het vergroten van de zeggenschap van burgers aan als oplossing: invoering van het referendum en invoering van een gekozen burgemeester en een gekozen minister-president. In de verhalen van burgers is niet zozeer een verlangen naar meer persoonlijke politieke zeggenschap of directe democratie te herkennen, maar veeleer een verlangen naar invoelende, betrouwbare en resultaatboekende politieke autoriteiten en naar deugden in de politiek. Hun opvattingen sluiten eerder aan bij theorievorming waarin gesteld wordt dat burgers zich niet zelf willen mengen in het politieke werk, maar met name verlangen naar een betrouwbare, controleerbare politieke klasse en de nodige checks-and-balances willen zien om een politieke cultuur van eigenbelang en nepotisme in te dammen.4
Kan het negativisme ook worden begrepen als een kenmerk van verweesde burgers die de moderne tijd niet kunnen bijbenen?5 De interviews leveren wat dat betreft een gemengd beeld op. De variatie tussen hoe men in het leven staat is groot: sommigen noemden zichzelf gekscherend ‘alleen op de wereld’ en worden opgeslokt door een enkele activiteit zoals ziekenhuisbezoek, anderen vertelden zichtbaar genietend over de rijkdom van hun sociale leven en bezigheden. Hoewel een enkel persoon zich wel buiten de maatschappij voelt staan, is dit niet het overheersende beeld dat de interviews oproepen. Hoewel veel mensen negatief oordelen over het optreden van politici, zijn zij tevreden over hun eigen leven, vindt men de buurt waarin men woont over het algemeen fijn, en prijst men zich tevreden met het wonen in een relatief ‘goed geregeld en rijk land als Nederland’. Dat men tevreden is met het eigen leven maar niet met het functioneren van politiek en maatschappij, is al eerder naar voren gekomen in surveyonderzoek6 en wordt in de interviews bevestigd. Opvallend is wel dat vrijwel alle geïnterviewden een vrij negatieve verwachting ten aanzien van de toekomst hebben. Allen zijn angstig over wat de toekomst hun brengt.
De afstand tussen verwachtingen en praktijk
Van politieke ambtsdragers wordt verwacht dat ze in alles het goede voorbeeld geven. Ik heb daarbij de morele dimensie uitgelicht. Dat laat onverlet dat er ook op andere vlakken verwachtingen bestaan. Van politieke ambtsdragers wordt immers in de huidige tijd verwacht dat zij voldoen aan alle normen van goed bestuur. Van hen wordt verwacht dat ze boven alles behoorlijk en integer zijn, maar daarnaast ook dat ze democratisch en responsief zijn en niet in de laatste plaats slagvaardig.
Iedere dimensie van dat goede bestuur vraagt daarbij om bepaalde kwaliteiten en vaardigheden. Zo wordt er aan de ene kant om gevraagd dat politieke ambtsdragers benaderbaar, herkenbaar, verantwoordelijk en democratisch afrekenbaar zijn en burgers betrekken bij hun beleids- en besluitvorming. Daarbij wordt verwacht dat ze in hun doen en laten tevens integer en onkreukbaar, doch menselijk en authentiek zijn. Daarnaast wordt verwacht dat ze weten wat er maatschappelijk speelt, de juiste feiten en cijfers paraat hebben, in geen geval belastinggeld verspillen en maatschappelijke problemen oplossen en voldoende lef en politieke visie tonen. Van politieke ambtsdragers wordt kortom verwacht dat ze op alle mogelijke fronten presteren. En dat in een glazen huis, waarbij het politieke ambt vierentwintig uur per dag doorgaat en een bepaalde handigheid vereist is in het omgaan met (nieuwe) media. Wat gevraagd wordt is niet onmenselijk, maar wel een opgave waarbij heel verschillende kwaliteiten en vaardigheden worden gevraagd.
Tegelijkertijd, zoals ik in deze bijdrage heb omschreven, is er een grote afstand tussen verwachtingen en ervaren praktijk. Er bestaat een hardnekkig beeld van een geprivilegieerde elite die uit is op haar eigenbelang. De bestaande politieke onvrede van burgers wordt daarbij door een steeds bonter gezelschap van (oud-)politici, columnisten, opiniemakers en burgers buitengewoon krachtig onder de aandacht gebracht. Politieke ambtsdragers bevinden zich daarmee in een lastige positie. Zoals Elco Brinkman, voormalig minister en fractievoorzitter van het CDA het treffend verwoordde in een gesprek met onderzoekers van het SCP, zit het negatieve beeld van politieke gezagsdragers hen geregeld in de weg. Een quote uit het onderzoek van het SCP: ‘Je moet nu eerst over het beeld heen: ah, hij hoort bij de elite, ja, hij hoort bij een bepaald netwerk, hij is rijk. Dat zet een horde in het debat. Je begint op achterstand.’7
Om de democratie in de praktijk te laten functioneren hebben we politiek en politici nodig. Maar, welke burgers durven – gezien de verwachtingen, het beeld en de complexiteit – nog het politieke podium te betreden? Het is in dit opzicht interessant om te weten dat geen van de politiek ontevreden burgers die ik tijdens mijn onderzoek sprak, overweegt om lid te worden van een politieke partij en zelf de politiek in te gaan. Men prefereert de traditionele rol van kiezer. Daarbij wordt overigens geregeld een tegenstem uitgebracht. Tegen een links of tegen een rechts blok, of tegen een bepaalde partij of politicus. Soms geven mensen aan niet de politiek in te willen omdat politiek niet hun voornaamste interesse is. Het komt ook voor dat mensen zich niet vaardig en zeker genoeg voelen om die stap te zetten. Daarnaast geven sommigen aan bang te zijn om in de politiek de eigen principes en idealen te moeten verloochenen. Het zijn dus zowel de verwachtingen alsook de eigen negatieve beelden die mensen ervan weerhouden om meer te doen dan te stemmen bij verkiezingen.
Aandacht voor ethiek en moreel leiderschap
Hoe kunnen politici tegemoetkomen aan de morele kritiek en verwachtingen van burgers? Hoe is het verschil tussen verwachting en rauwe werkelijkheid te overbruggen?
In mijn visie is het noodzakelijk dat politieke ambtsdragers en politieke partijen – juist vanwege hun lastige positie – aandacht besteden aan de ethiek van hun beroepsgroep. Zij zouden meer dan nu gebeurt als beroepsgroep kritisch kunnen reflecteren op hun eigen positie en de bijbehorende privileges, en onderzoeken en beslissen of en op wat voor manier modernisering van de positie van politieke ambtsdragers nodig is. Daarbij hoort ook de reflectie op hoe de ethiek van hun beroepsgroep naar eigentijdse standaarden vormgegeven en uitgedragen kan worden naar burgers. Politieke gezagsdragers als beroepsgroep kunnen de ook voor hen geldende Code Goed Bestuur verder uitwerken in integriteitsbeleid en een eventuele gedragscode voor politieke ambtsdragers, en daarmee aan burgers uitdragen hoe ze tegemoetkomen aan de vereisten van een behoorlijk en integer bestuur. Om een hoopvoller beeld van politiek te geven is het van belang dat politieke ambtsdragers zelf aangeven waarom zij de politiek, ondanks de negatieve beeldvorming en verhalen, een lovenswaardig vak vinden, hoe zij in hun dagelijkse politieke werk hun idealen trachten trouw te blijven, en hoe zij omgaan met de dilemma’s die onlosmakelijk met hun positie verbonden zijn. Juist omdat politiek en politici voor het functioneren van de democratie onmisbaar zijn, is het belangrijk dat zij een ander beeld plaatsen naast het negatieve stereotype van de machtsbeluste politicus. Daarmee kunnen ze in hun voorbeeldfunctie burgers inspireren om mee te doen en meer te doen dan bij verkiezingen een (tegen)stem uitbrengen.
Eveneens kunnen politieke ambtsdragers in hun doen en laten de waarden en deugden die voor hen belangrijk zijn laten doorklinken. Oog hebben voor de morele dimensie in de politieke oordeelsvorming van burgers betekent niet per se dat politici veel meer informatie of openheid zouden moeten geven over technische details van beleid of beleidsprocessen. Over de morele dimensie communiceren betekent anders communiceren: minder technocratisch en met meer aandacht voor ethiek en de eigen normen, waarden en deugden. Om politiek optreden en politieke besluiten meer dan nu te rechtvaardigen vanuit een morele invalshoek, vraagt van politici om steeds weer – bij ieder besluit en optreden – te motiveren waarom hun doen en laten redelijk, eerlijk en rechtvaardig is. En waarom hun besluiten en gedrag passen bij hun principes. Mensen snappen best dat politieke partijen en ambtsdragers – zeker als ze deelnemen aan een regeringscoalitie – soms moeten terugkomen op verkiezingsbeloften en compromissen moeten sluiten. Van hen wordt echter wel verlangd dat ze burgers deelgenoot maken van hun overwegingen en motivaties.
Noten
- 1.Claartje Brons, Political discontent in the Netherlands in the first decade of the 21th century. Proefschrift Tilburg University. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2014.
- 2.Dit in de zin dat zij sterk negatief antwoorden op verschillende stellingen die hun in 2010 in een tns Nipo-panel zijn voorgelegd. Deze stellingen zijn: (1) De overheid weet wat er leeft onder de bevolking; (2) Politici begrijpen de problemen waar burgers mee te maken hebben; (3) Kamerleden bekommeren zich niet om de mening van mensen zoals ik; (4) De politieke partijen zijn alleen maar geïnteresseerd in mijn stem en niet in mijn mening.
- 3.Joep de Hart en Pepijn van Houwelingen, ‘De eenzame elite’, in: Cok Vrooman, Mérove Gijsberts en Jeroen Boelhouwer (red.), Verschil in Nederland. Sociaal en Cultureel Rapport 2014. Den Haag: SCP, 2014, pp. 205-224.
- 4.John R. Hibbing en Elizabeth Theiss-Morse, Stealth democracy. Americans’ beliefs about how government should work. Cambridge: Cambridge University Press, 2002.
- 5.Gabriël van den Brink, Mondiger of moeilijker? Een studie naar de politieke habitus van hedendaagse burgers. Den Haag: Sdu/WRR, 2002; en Idem, Moderniteit als opgave. Een antwoord aan relativisme en conservatisme. Amsterdam: SUN, 2007.
- 6.Sociaal en Cultureel Planbureau, Sociale staat van Nederland 2007. Den Haag: SCP, 2007; Idem, Continu Onderzoek Burgerperspectief. Den Haag: SCP, 2008.
- 7.De Hart & Van Houwelingen 2014, p. 213.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.