Borg-staan: het begin van een politiek van de hoop
Samenvatting
De christelijke politiek lijkt niet in staat om voorbij te komen aan een cultuur van angst en om een politiek te voeren die verbindend werkt. Dat hangt samen met het feit dat ze een belangrijk punt heeft laten versloffen: haar toekomstverwachting, de hoop op een beloftevolle werkelijkheid. Nodig is een politieke tegenbeweging die niet met verhullende schijnbeelden de werkelijkheid overschreeuwt, maar die een beweging van ‘borg-staan’ voor elkaar, het zich belangeloos inzetten voor anderen, op gang brengt. Want wie nu borg durft te staan voor een ander ontvangt misschien niet het oude ‘godsloon’, maar wel een ander geseculariseerd, immaterieel loon: toekomst, ontwikkeling, humanisering en bevrijding.
BESCHEIDENHEID OVER, MAAR OOK VERLEGENHEID met de christelijke identiteit maken dat we grote moeite hebben om zoiets als een politiek van de hoop te formuleren. Het is alsof de christelijke traditie – net als alle moderne ideologieën – sprakeloos geworden is en geen steun en beschutting meer kan bieden aan een politiek die verbindend kan werken en het individu kan bevrijden uit de gevangenschap van de angst.1 Het is alsof er een doodstille gedaante door onze werkelijkheid gaat, die overal een grauwsluier overheen trekt. En God, God is allang niet meer ‘een vaste burcht’ of ‘een toevlucht voor de zijnen’ (zoals Luther het krachtig verwoordde).
Het kan verdrietig maken en sommigen verlangen daarom ook terug naar de tijd van de verzuilde samenleving. Toen was identiteit nog duidelijk en het individu werd geborgen in instituties en maatschappelijke netwerken. Met een zacht verdrietige stemming is echter natuurlijk niemand gediend. Weemoed is niet creatief. Weemoed maakt traag en traagheid werd door de oude kerk al als doodzonde gedoodverfd. Daar komt bij: het christendom is wel een heel eind gekomen als het gaat om identiteit en hoop. Er is heel wat bereikt: kathedralen en bibliotheken, Martin Luther King en Moeder Teresa. Op een belangrijk punt heeft het christendom, en vooral de christelijke politiek, de zaak echter laten versloffen, namelijk op het punt van de toekomstverwachting. In de theologie heet dat: het eschatologisch perspectief. Eschaton heeft te maken met de laatste dingen en is in de christelijke traditie altijd verbonden met de verwachting van het koninkrijk van God. Dat is een beloftevolle toekomst die niet alleen door mensenhanden gemaakt kan worden. Het is een werkelijkheid die ons ten diepste geschonken wordt. Een werkelijkheid waardoor mensen niet alleen begrepen worden vanuit hun verleden, maar vooral vanuit de toekomst waarnaar zij denkend, dromend en handelend op weg zijn. Een werkelijkheid waarbinnen de mens niet ten onder gaat in statistieken en analyses, maar uniek is en beelddrager van God. Het zicht op die andere werkelijkheid is in het politieke discours van vandaag volledig verdwenen. Niet alleen de verwachting van het koninkrijk Gods, maar ook de liberale utopie en de socialistische heilstaat zijn bevrijdingsperspectieven die als achterhaald worden beschouwd. Daarmee en daardoor is er een politieke praktijk ontstaan die het vooral moet hebben van het hier en nu.
Is er ook een mogelijkheid om de eschatologische perspectieven opnieuw levend te maken en zo de politiek als verbindende kracht opnieuw te introduceren? In dit artikel wil ik voorbij aan een politiek van angst en inzetten op een politiek van de hoop aan de hand van de notie van borgstaan zoals deze door de oecumenisch theoloog Ernst Lange (1927-1974) is ontwikkeld. Ernst Lange was een van de theologen die in de spannende zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw, in bondgenootschap met de moderniteit, heeft geprobeerd om de mondiale verschuivingen, de secularisatie van cultuur en de tanende invloed van christelijke structuren positief te verwerken. Hij deed dit in aansluiting op theologen als Bonhoeffer, Gogarten en Cox en leunde daarbij zwaar op de sociologie als crisiswetenschap. Het denken van Lange houdt zeker ook verband met de ingrijpende oorlogservaringen, die hem gedreven hebben tot een radicale uitgangspositie. In de Tweede Wereldoorlog werd hij geconfronteerd met het naakte aangezicht van de wereld, haar volstrekte godloosheid, en de verlatenheid en angst van de mens na de-dood-van-god. Alleen vanuit die existentiële ervaring wilde hij de werkelijkheid begrijpen als object van belofte.
Borg-staan
Lange beschouwt het menselijk bewustzijn als spiegel van sociale verhoudingen en ontwikkelingen. Zowel het ineenstorten van de tradities als de conflicten van de wereldsamenleving maken dat de moderne mens in de knel raakt. Het ideaaltype van de vrije, geëmancipeerde en verlichte mens krijgt daardoor binnen de verschillende contexten van de wereldsamenleving zijn negatieve tegenbeeld. In de westerse wereld is dat de teleurgestelde en geresigneerde mens die binnen de context van een vrijetijdssamenleving geen zin aan zijn leven weet te geven. In de niet-westerse wereld is dat de onderdrukte, die beroofd is van zijn eigen identiteit en die zelf is gaan geloven in de mythe van de superioriteit van zijn onderdrukker. De werelden van beide menstypen worden verbonden door een cultuur van het zwijgen waarbinnen en waardoor de eigenlijke conflicten van de wereldsamenleving latent blijven bestaan. Verborgen, omdat de drang tot emancipatie wordt getemperd door het verlangen naar bevestiging, en de behoefte aan vertroosting soms sterker is dan de wil tot bevrijding. De mensenwereld vertoont, gemeten naar de maat van de idealen van de verlichting, verschijnselen van regressie, depressie en apathie. Ze is vervolgens in een grote vluchtbeweging geraakt voor haar vrijheid en verantwoordelijkheid. Deze regressie ontstaat niet alleen door externe maatschappelijke factoren. Lange gebruikt ook antropologische inzichten om deze vluchtbeweging te verklaren. Van beslissende betekenis bij de keuze die de mens maakt is het historische karakter van zijn zelfbewustzijn. De mens is mens im Werden, nicht im Sein. Oftewel: op grond van zijn toekomstverwachtingen zal de mens kiezen voor socialisatie of emancipatie, voor geborgenheid of bevrijding. En vanuit dit temporele perspectief bezien overheerst, zolang de wereld verwarrend en bedreigend is, de behoefte aan socialisatie en geborgenheid.
Waardoor kan de cultuur van het zwijgen doorbroken worden en het ‘noodzakelijke woord’ gesproken? Hoe kan de toekomst opnieuw geopend worden? Hier introduceert Lange het begrip borg-staan. Belangrijk is dat het hier om een paradigma gaat waardoor de verschillende referentiekaders en taalvelden (theologisch, sociologisch, economisch, politiek) in één grondstructuur samenvallen. Dit paradigma wordt zichtbaar in een bepaalde vorm van economische ruil, waarbij het voor de totstandkoming van de transactie noodzakelijk is dat de één borg gaat staan voor de ander. De borg maakt, met zijn persoonlijke aansprakelijkheid voor de kredietwaardigheid van iemand anders, het tot stand komen van een zakelijke overeenkomst mogelijk. Deze transigerende werking van het borg-staan en het borg-zijn is onmisbaar voor alle vormen van menselijke communicatie en alle vormen van menselijk samenleven.2
Bij Van Dale heeft het begrip ‘borg’ meerdere betekenissen. Het heeft de betekenis van kredietwaardigheid, het wordt omschreven als een ‘eind touw of ketting dienend om het loswerken, uitschieten of verliezen van enig deel te beletten’, en ‘borg’ is bovendien – in de betekenis van ‘burg’ of ‘burcht’ – een ‘toevluchtsoord’, een ‘versterkte veste’. Het lijkt goed mogelijk om deze verschillende betekenissen aan dit sleutelbegrip toe te kennen. Zo wordt door de borg in feite de toekomst geopend. De borg biedt een schuilplaats, een plek om te staan, dat wil zeggen geborgenheid. Door het borg-zijn wordt dus niet alleen het bestaande, de traditie gedragen, maar wordt vooral ook de vernieuwing van die traditie mogelijk gemaakt. Het gaat er niet om mensen te dresseren, zodat ze het juk van het bestaande geduldig dragen, het gaat erom dat mensen voldoende basis hebben om de vrijheid aan te kunnen.
Dilemma
Maar waarom zou de mens borg gaan staan voor een ander? Hier is sprake van een dilemma. Enerzijds kan de samenleving niet voortbestaan als er geen mensen zijn die dienstbaar zijn zonder daar een concrete, financiële beloning voor te krijgen. Anderzijds lijkt het onmogelijk dat ze mensen met deze bereidheid zelf voort zal kunnen brengen. Want het is een simpele grondregel van diezelfde maatschappij dat moeite en beloning, prestatie en vergoeding, bij elkaar horen. In de premoderne samenleving, die gekenmerkt werd door een religieus, metafysisch wereldbeeld, werd men door het vooruitzicht van een ‘eeuwig, hemels loon’ gemotiveerd om zich belangeloos in te zetten voor anderen. In de moderne samenleving ontbreekt deze motivatie. Het is echter ook een gegeven van het menselijk bestaan dat wij aangewezen zijn op de dienstbaarheid van de ander. Ieder kind ervaart immers al dat het leven niet anders ontvangen kan worden dan ten koste van de moeder, die het de vrijheid schenkt. De prijs voor het leven moet betaald worden. Ook in onze tijd heeft het borg-staan zijn prijs. Wie nu borg durft te staan voor een ander ontvangt misschien niet het oude godsloon, maar wel een ander geseculariseerd, immaterieel loon: toekomst, ontwikkeling, humanisering, bevrijding.3
Het is bijzonder om te zien dat in een tijd waarin banken nauwelijks kredieten verstrekken aan zelfstandig ondernemers en kleine bedrijven, veel (groot)ouders borg gaan staan en kredieten mogelijk maken voor hun (klein) kinderen, bijvoorbeeld voor een hypotheek. Weliswaar worden ze hierbij geholpen door aantrekkelijke belastingregels, maar toch: daar waar in de publieke sfeer het borg-staan nog als een groot risico wordt beschouwd, worden in de privésfeer mogelijkheden benut om de toekomst te ontsluiten voor nieuwe generaties. Onlangs is overigens de Rabobank een nieuwe campagne gestart onder het motto ‘een aandeel in elkaar’. ‘Wat vinden we echt belangrijk?’ vraagt men zich af op de officiële website. Het antwoord: ‘Dat is het realiseren van dromen en ambities, met en voor anderen.’
De weg die Jezus van Nazareth ging, steekt nog dieper af. Hij nam niet alleen een aandeel in het leven van anderen, maar volgde consequent een weg die het leven voor anderen mogelijk maakte: mors mea vita tua.4 Mijn dood, jouw leven. De levenspraxis van Jezus wordt verbonden met de mechanismen en structuren van de samenleving. In en met de consequente keuze van Jezus zijn ook aan de mens de mogelijkheid en de vrijheid geschonken om te kiezen voor de toekomst, om te kiezen voor de ander, om te kiezen voor de vrede, om zelf borg te gaan staan. Het geheim achter de keuze van Jezus, het antwoord op de vraag waarom Hij borg is gaan staan, moet daarbij niet alleen gezocht worden in de persoon van Jezus zelf. Want Jezus is zijn weg gegaan in het vertrouwen dat Gods heerschappij aan het licht zal komen in de harten van de mensen. In dit geloof, dit vertrouwen, is Jezus de wereld tegemoet getreden. Daarmee en daardoor is Jezus geen voorwaarde, geen metafysisch a priori, geen pakket waarheden waar je alleen maar ja of nee tegen kunt zeggen. Jezus is een consequente vraag voor christenen en niet-christenen. Bovendien: Jezus kan zichzelf niet legitimeren, de legitimatie moet van God komen. En zo moet ook het sterven van Jezus begrepen worden. Het is niet een sterven in godsvertrouwen maar een sterven aan godsvertrouwen. Met Pasen blijkt dat Jezus ook werkelijk de borg is die hij volgens de evangelische overlevering tot aan zijn executie was. Deze werkelijkheid staat niet los van deze wereld, maar breekt baan in de alledaagse werkelijkheid van mensen, in hun woorden en daden, daar waar mensen bevrijd worden van hun overbodige angst en durven vertrouwen op hun dromen. Wat in de levenspraxis van Jezus van Nazareth wordt volgehouden is in feite zichtbaar in alle bewegingen van bevrijding en emancipatie.
Politiek van de hoop
Het lijkt erop dat in de huidige samenleving dit eschatologisch perspectief volledig verdwenen is. De global society biedt wel een geseculariseerd eschaton, een beeld van gedeelde identiteit en leven in vrijheid en zonder angst – denk aan de reclame van Coca-Cola en McDonald’s –, maar dit eschaton bedekt een feitelijke tweedeling tussen arm en rijk en creëert uiteindelijk een wereldwijde onzekerheid.5 Wie zijn de happy few waarnaar de reclamebeelden verwijzen? De angst om niet mee te kunnen komen met het ideaalbeeld wordt door dit perspectief alleen maar vergroot.
Nodig is een politieke tegenbeweging die niet met verhullende schijnbeelden de werkelijkheid overschreeuwt, maar een beweging van ‘borgstaan’ op gang brengt. Let wel: het gaat mij hier dus niet om een evangelisatie van de politiek of om het organiseren van een restauratiebeweging tegenover de afbraak van het corpus christianum. De uiterste consequentie van het borg-zijn van Jezus Christus is immers dat de wereld zelf borg staat voor het doorbreken van Gods heerschappij. De wereld zelf is vol van de belofte, en men moet juist in die wereld, bij de werkelijkheid blijven om de onmiddellijke relatie tot de belofte te kunnen ervaren. Christenen zullen allianties moeten gaan vormen met andere mensen die vanuit hun eigen ideologie borg willen gaan staan voor een nieuwe toekomst. Het eschatologisch perspectief wordt per definitie bemiddeld door anderen; een kortsluiting met God buiten de wereld om is hier niet mogelijk. Het christelijke zit dus ook niet in allerlei vooronderstellingen waar eerst ja tegen gezegd moet worden voordat men aan de politiek toekomt. Het christelijke komt daar om de hoek kijken waar men tekenen van hoop kan aanwijzen. Het gaat hier om het voltrekken van een hermeneutisch proces waardoor de overlevering aangaande Jezus Christus opnieuw vloeibaar gemaakt wordt, met het oog op de wereld, in het licht van de belofte.
In de maatschappelijke en politieke discussie van vandaag is de notie van het borg-staan belangrijk om de kredietwaardigheid van nieuwe initiatieven en het vertrouwen in de toekomst te verstevigen. Denk aan de overgang naar een duurzamere economie en landbouw. De toekomst van de landbouw moet niet langer gaan over quota en Europese subsidies, maar over de vraag naar de toekomst van voedselverdeling en de mogelijkheden van agro in de nieuwe circulaire economie. In Bergen op Zoom heeft men met de sluiting van Philip Morris aan den lijve ervaren dat het onderdeel is van de global society. Maar tegelijkertijd zijn op de Green Chemistry Campus hoopvolle initiatieven te zien: een chemische multinational (Sabic) maakt het mogelijk dat kleine bedrijven, als loodsbootjes voor een grote olietanker, de mogelijkheden van de toekomst verkennen op het gebied van de biobased economy. Denk ook aan alle goede initiatieven in de participatiesamenleving. Burgers mogen de ruimte die ze hebben volop benutten voor initiatieven die het goede samenleven bevorderen, en de overheid moet deze initiatieven niet beperken. Denk ook aan het vrijwilligerswerk.
Eigenlijk is daarbij aan de politiek maar één vraag te stellen: durven wij borg te gaan staan voor al die nieuwe initiatieven en zo een beweging van vertrouwen op gang te brengen?
Noten
- 1.Zie L.A. Hoedemaker, Met anderen tot Christus. Zending in een postmissionair tijdperk. Zoetermeer: Boekencentrum, 2000.
- 2.Frank Petter, Profanum et Promissio. Het begrp wereld in de missionaire ecclesiologieën van Hans Hoekendijk, Hans Jochen Margull en Ernst Lange. Dissertatie Rijksuniversiteit Groningen. Zoetermeer: Boekencentrum, 2002, pp. 159-210.
- 3.Ernst Lange, Nichtan den Todglauben. Praktische Konsequenzen aus Ostern (bezorgd door R. Schloz). München, 1982.
- 4.Lange 1982, p. 62: ‘Ich kann ja entweder frei sein, indem ich meinen Nächsten unfrei mache, oder ich kann ihm helfen, frei zu sein, indem ich ihm diene, ihm neue Freiheit schenke. Hier gilt entweder die Regel “mors tua vita mea” (Dein Tod ist mein Leben) oder es gilt die Regel “mors mea vita tua” (Mein Tod ist dein Leben).’
- 5.Frank Petter, ‘De wereld als belofte. De waarde(n) van het wereldchristendom in een tijd van globalisering’, in: Gabriël van den Brink en Frank Petter (red.), Voorbij fatsoen en onbehagen. Budel/Nijmegen: Damon/Radboud Universiteit, 2005, pp. 73-91.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.