Religie en internationale politiek: een politiek-realistische benadering
Samenvatting
De gedachte dat met het voortschrijden van de moderniteit religie vanzelf zou verdwijnen, vertroebelde het zicht op het belang van religie in de internationale verhoudingen. Religie is echter allerminst verdwenen, zowel in positieve als in negatieve zin. In de internationale politiek is daarom een politiek-realistische benadering van de rol van religie nodig. Zo’n benadering heeft er oog voor dat een geloofsovertuiging voor veel mensen van fundamentele betekenis is, beziet godsdienst niet uitsluitend positief of negatief en maakt scherp onderscheid tussen de verschillende verschijningsvormen van religie.
Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zijn politici, beleidsmakers en wetenschappers ervan overtuigd geraakt dat de rol van religie in internationale aangelegenheden niet genegeerd kan en mag worden. Een mooi voorbeeld van een politicus die tot dat inzicht kwam is voormalig minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright: ‘Net als vele anderen die zich beroepshalve bezighouden met buitenlandse politiek, heb ik de lens waardoor ik de wereld bekijk moeten bijstellen om een situatie te kunnen bevatten die leek op een nieuwe realiteit, maar die in feite al enige tijd evident was. De jaren negentig van de twintigste eeuw waren jaren geweest van globalisering en spectaculaire technologische vooruitgang; de informatierevolutie heeft onze manier van leven totaal veranderd, het werk getransformeerd, en geleid tot de ontwikkeling van een geheel nieuwe woordenschat. Maar er was tegelijkertijd ook een andere kracht actief. Praktisch overal is er sprake van welig tierende religieuze bewegingen.’1
Een voorbeeld van een wetenschapper die eveneens tot de ontdekking kwam dat religie een niet te onderschatten rol speelt in de internationale verhoudingen is Samuel Huntington. Dat begon in 1993 met het artikel ‘The clash of civilizations’, dat hij later uitwerkte tot een boek.2 Huntingtons stelling was dat de internationale politiek in steeds verdergaande mate zou worden gedefinieerd door botsende beschavingen. Opvallend aan zijn betoog was dat hij deze beschavingen voornamelijk definieerde aan de hand van en langs de lijnen van de heersende religies.
Huntington en Albright zijn illustratief voor de houding van veel beleidsmakers en wetenschappers ten aanzien van religie sinds de jaren negentig. Het laat zien dat de rol van religie in de internationale verhoudingen niet kan worden genegeerd. Tegelijkertijd is er onder beleidsmakers, politici en wetenschappers verwarring over hoe om te gaan met dit gegeven. In dit artikel wordt gepleit voor een politiek-realistische benadering van de rol van religie in de internationale politiek. Daartoe wordt eerst uiteengezet tegen welke twee obstakels politici, beleidsmakers en wetenschappers aan lopen. Aansluitend zal worden betoogd hoe het politiek realisme hierop een antwoord biedt.
De wederopstanding of terugkeer van religie
Het eerste obstakel waar beleidsmakers en wetenschappers tegenaan lopen is hoe de invloed van religie moet worden ingeschat. Voor veel mensen is het duidelijk dat religie een belangrijke rol speelt in de internationale verhoudingen. De terroristische aanslagen van 11 september 2001 waren een eerste wake-upcall voor het grote publiek. Sindsdien is met name door terroristische aanslagen en het optreden van ISIS gebleken dat religie allerminst irrelevant is. Ook het optreden van de voormalige presidenten Bush en Ahmadinejad liet zien dat religie een rol speelt. Bush kwam er openlijk voor uit dat Jezus zijn favoriete filosoof was en dat het gebed en geloof voor hem erg bepalend zijn geweest tijdens zijn presidentsperiode.3 President Ahmadinejad sloot in 2005 zijn toespraak bij de Verenigde Naties af met een oproep aan God om de verschijning van de twaalfde imam Mahdi te bespoedigen, omdat die de wereld zal ontdoen van onrecht.4 In 2008 beweerde Ah madinejad dat imam Mahdi de dagelijkse werkzaamheden van zijn regering ondersteunt.5 Het feit dat Ahmadinejad geld reserveerde voor de terugkeer van de twaalfde imam liet zien dat hij bereid was religieuze ideeën in daden om te zetten. Het is onloochenbaar dat 11 september 2001, de daaropvolgende terroristische aanslagen, het optreden van de presidenten Bush en Ahmadinejad en de gruweldaden van ISIS wijzen op een toenemende invloed van religie in de internationale politiek.
Toch is het belangrijk hier enige nuancering in aan te brengen. De terugkeer van religie is namelijk het gevolg van twee elkaar beïnvloedende ontwikkelingen die het moeilijk maken om een objectieve vaststelling te doen van de rol van religie. Ten eerste ontwaken wetenschappers en beleidsmakers in het Westen uit hun dogmatische sluimer, waarin lange tijd werd geloofd dat met de modernisering religie als vanzelf zou verdwijnen. De termen ‘geloof ’ en ‘dogma’ zijn hier van toepassing, omdat de secularisatiethese op den duur ging fungeren als een soort geloofsartikel. Na verloop van tijd bleek dit raamwerk niet langer houdbaar.6 Ten tweede manifesteert religie zich nadrukkelijker doordat ze een andere verschijningsvorm heeft aangenomen.7 De verhouding van religie tot allerlei andere maatschappelijke verbanden is veranderd; ze is prominenter aanwezig en oefent daarbij ook invloed uit. Deze zogenoemde wederopstanding van religie is niet gebonden aan een bepaalde religie, hoewel het voor veel mensen tegenwoordig wellicht het zichtbaarst is in de invloed van de islam.8
Deze twee ontwikkelingen betekenen dat beleidsmakers, politici en wetenschappers noch de wederopstanding van religie noch de secularisering moeten overdrijven. Het staat niettemin als een paal boven water dat de houding ten aanzien van religie zoals die in het verleden werd gebezigd niet voldoet en dat er een nieuwe visie nodig is.
Normatieve en empirische rol van religie
Het tweede obstakel waar politici, beleidsmakers en wetenschappers tegenaan lopen is onbekendheid met het onderscheid tussen de empirische en de normatieve rol van religie en de rol die hun eigen vooronderstellingen spelen. Om met het eerste punt te beginnen. De normatieve invloed van religie duidt op de normerende of formerende rol die religie heeft als wereldbeschouwing of basale overtuiging (bijvoorbeeld: alle mensen zijn voor God gelijk). De empirische of beschrijvende rol van religie refereert op zijn beurt aan religie als waarneembare actor of waarneembaar fenomeen in de wereld (bijvoorbeeld: religieuze leiders of religieuze organisaties).9 Heel concreet: betekent de scheiding van kerk en staat (normatieve religie) dat je als overheid niet mag samenwerken met religieuze actoren (empirische religie), en hoe zit dat met de samenwerking van de overheid met religieuze actoren in het buitenland? In de Verenigde Staten verscheen in 2010 een rapport waarin een reeks experts adviseerde hoe de overheid moest omgaan met religieuze actoren in het buitenland. De groep experts raakte verdeeld over de vraag in hoeverre de ‘establishment clause’, het artikel dat de scheiding van kerk en staat in de Verenigde Staten beschrijft, ook van toepassing is op het buitenlands beleid.10
Het ontbreken van het onderscheid tussen de normatieve en de empirische rol van religie leidt er al snel toe dat religie op één hoop wordt gegooid en als geheel wordt omarmd of verworpen. Het omhelzen of verwerpen van religie wordt vaak bepaald door de vooronderstellingen van de betrokken politici, beleidsmakers en wetenschappers. Dit is terug te zien in het debat tussen de zogenoemde religionisten – de wetenschappers die religie unverfroren verwelkomen en aanmoedigen – en de zogenoemde secularisten van de internationale politieke theorie. Beide groepen verwarren de toename van empirische religie vaak met een toename van normatieve religie, en dit wordt vanuit hun vooronderstelling van religie vervolgens omhelsd of verworpen. In het geval van de religionisten wordt meer empirische religie gezien als meer normatieve religie en dat wordt doorgaans uitsluitend als positief gewaardeerd. De secularisten hebben de neiging om vanuit hun angst voor de inmenging van normatieve religie met politiek ook de empirische rol van religie te negeren. De twee kampen in het debat over religie en internationale politiek lijden dus aan hetzelfde euvel: ze verwarren de normatieve en de empirische rol van religie en vanuit hun vooronderstellingen omarmen of negeren ze respectievelijk vervolgens de algehele rol van religie in de wereld. Maar het principe van de scheiding van kerk en staat betekent – in de woorden van Alexander Pechtold – niet de scheiding van kerk en straat. Je kunt onderscheid maken tussen de normatieve invloed van religie en politiek, terwijl je tegelijkertijd volledig waarde en ruimte toekent aan de betekenisvolle rol van religieuze actoren in je beleidsvorming en -uitvoering.
Een politiek-realistische benadering
Een politiek-realistische benadering komt tegemoet aan de twee geschetste obstakels. Deze heeft oog voor het gegeven dat religie voor veel mensen belangrijk is en probeert de vooronderstellingen van religionisten en secularisten te vermijden. Daarnaast is een politiek-realistische benadering huiverig voor grote verklarende schema’s, en ze zal dan ook terughoudend zijn om veel verklarende kracht toe te kennen aan de wederopstanding van religie. Ten aanzien van het onderscheid tussen normatieve en empirische religie heeft het politiek realisme van oudsher sterk de scheiding tussen de normatieve claims van religie en de eigenheid van de politieke sfeer verdedigd, terwijl het open wilde blijven voor de empirische vaststelling van reële machtsfactoren. Het politiek realisme verdedigt de autonomie van het politieke uit angst voor een utopische en onrealistische politiek, waarbij de machtsfactor wordt gereduceerd tot economie, moraal of recht.11 Ik bepleit een politiek realisme in de geest van onder anderen Hans Morgenthau (1904-1980) en Reinhold Niebuhr (1892-1971), waarin het onderscheid tussen de normatieve invloed van religie en politiek behouden blijft, maar geactualiseerd naar een situatie waarin de empirische rol van religie in de internationale politiek nadrukkelijk om aandacht vraagt.
Voor het onderscheid tussen normatieve religie en politiek is daartoe een drietal bouwstenen van belang. Ten eerste houdt politiek realisme vast aan het genoemde onderscheid tussen de religieuze en politieke sfeer en de autonomie van beide.12 Het is belangrijk dit onderscheid voortdurend te blijven herijken vanuit de christelijke traditie.13 Politiek realisme hanteert dit onderscheid onder andere omdat het religie wil behoeden voor de corrumperende werking die uitgaat van de vermenging met de politieke macht, en omdat het politiek wil behoeden voor ideologisering.14 Anders gezegd, politiek realisme erkent dat gerechtigheid leidend is in de internationale (machts)politiek; religie speelt ‘slechts’ een voorwaardenscheppende rol. Daarnaast is religie indirect van betekenis, omdat rechtsvorming en machtsuitoefening plaatsvindt onder invloed van de religieus geïnspireerde wereld- of levensbeschouwing van beleidsmakers en politici.
Ten tweede heeft politiek realisme oog voor het feit dat het onderscheid tussen religie en politiek zoals dat in het Westen vorm heeft gekregen niet de enige mogelijke succesvolle en vreedzame vorm is waarop religie en politiek zich kunnen verhouden. Het zal daarom terughoudend zijn om dit normatieve model dwingend aan andere landen op te leggen of door alles wat zich als alternatief voordoet af te doen als irrationeel of gevaarlijk. Politiek realisme is waakzaam voor zowel seculier als religieus heilstreven, want het seculiere en het religieuze streven om anderen te modelleren kunnen in de politiek een even desastreuze uitwerking hebben. Dit betekent bijvoorbeeld dat het Westen zijn analyse van het gevaar in Iran niet moet laten vertroebelen door een voor het Westen wezensvreemde manifestatie van religie. Dat neemt niet weg dat Irans optreden nog steeds gevaarlijk kan zijn, maar daarin is Iran niet anders dan welke andere staat ook.
Ten derde is politiek realisme zich bewust van de onvermijdelijke ambiguïteit van het politieke domein, wat betekent dat het soms de normatieve claims van religie nodig heeft om zijn standpunten van legitimiteit te voorzien: religie is immers een vorm van soft power.15 Om niettemin recht te doen aan het hiervoor geschetste principe, gebruikt het politiek realisme geen religieuze argumenten als minister of als regering in debatten in de (internationale) politieke sfeer, zoals het kabinet, het parlement of de Veiligheidsraad. In de (internationale) publieke sfeer is het juist van belang om in de gegeven ruimte ook religieuze overwegingen mee te laten klinken, omdat met en door woorden en argumenten niemand tegen zijn wil in gedwongen wordt daaraan gehoor te geven.16 Daarom geeft politiek realisme volledig ruimte aan religieuze argumenten in het (internationale) publieke domein.
Ten aanzien van de empirische rol van religie zijn de drie volgende houdingen van belang. Ten eerste erkent politiek realisme dat empirische religie vandaag de dag een machtsfactor is in de internationale verhoudingen. Deze kan alleen tot eigen schade genegeerd worden en vraagt daarom om een goed geïnformeerd buitenlands beleid met betrekking tot religie.17 Dit houdt in dat het personeel van het ministerie van Buitenlandse Zaken kennis heeft van religie en dat kennis van personeel dat terugkeert uit het buitenland, zoals diplomaten en veteranen, wordt benut.
Ten tweede worden politieke partijen op religieuze grondslag betrokken in het unilaterale buitenlandbeleid, ook wanneer zij er andere normatieve opvattingen op na houden. Ook in multilateraal verband, binnen de Verenigde Naties, de Wereldbank, de G20 en de G8 moet de betrokkenheid met religieuze actoren worden uitgebreid en verdiept.
Ten derde staat politiek realisme voor het belang van internationale godsdienstvrijheid, de bevordering van democratie en mensenrechten om zodoende ruimte te bieden aan de aspiraties van religieuze groeperingen. 18 De realisering van deze principes is echter afhankelijk van tijd en plaats. Kern van het politiek realisme is immers prudentie, ‘the supreme virtue in politics’.19
Noten
- 1.Madeleine Albright, De macht en de almacht. Over Amerika, God en de toestand van de wereld. Amsterdam: Ambo, 2006, p. 25.
- 2.Samuel Huntington, ‘The clash of civilizations?’, Foreign Affairs 72 (1993), nr. 3, pp. 22-49; Samuel Huntington, Botsende beschavingen. Cultuur en conflict in de 21ste eeuw. Baarn: Anthos, 1997.
- 3.Carter M. Yang, ‘Religion plays big role in Bush presidency’. Zie http://abcnews.go.com/Politics/story?id=121656&page=1.
- 4.The New York Times, 19 juni 2008.
- 5.Greg Bruno, ‘Religion and politics in Iran’. Zie http://www.cfr.org/publication/16599/religion_and_politics_ in_iran.html.
- 6.Zie: Peter L. Berger, The desecularization of the world. Resurgent religion and world politics. Washington, dc: Ethics and Public Policy Center, 1999. Vgl. Scott M. Thomas, The global resurgence of religion and the transformation of international relations. The struggle for the soul of the twenty-first century. Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2005.
- 7.Thomas 2005, pp. 26-27.
- 8.Ik ga hier nu niet in op de oorzaken van deze reactie, zoals modernisering, globalisering, secularisering. Zie hiervoor onder andere Jonathan Fox en Shmuel Sandler, Bringing religion into international relations. New York: Palgrave Macmillan, 2004, pp. 9-14; Thomas 2005, pp. 37-45; en Monica Duffy Toft, D. Philpott en Timothy Samuel Shah, God’s century. Resurgent religion and global politics. New York: Norton, 2005, pp. 13-16.
- 9.Het is belangrijk om in het oog te houden dat de normatieve rol van religie kan worden onderscheiden, maar niet gescheiden van de empirische rol van religie. Empirische religie en normatieve religie zijn de twee uitersten van een spectrum.
- 10.R. Scott Appleby, Richard Cizik en Thomas Wright, Engaging religious communities abroad. A new imperative for U.S. policy. Chicago: Chicago Council on Global Affairs, 2010, p. 84.
- 11.Hans J. Morgenthau en Kenneth W. Thompson, Politics among nations. The struggle for power and peace (zesde editie). New York: Knopf, 1985, pp. 13-17.
- 12.Vgl. Morgenthau & Thompson 1985, p. 16.
- 13.John Gray stelt dat wanneer joods-christelijke ideeën losgemaakt worden van hun oorsprong en bronnen, dat gemakkelijk tot misbruik kan leiden; John Gray, Black mass. Apocalyptic religion and the death of Utopia. Londen: Allen Lane, 2007, pp. 2-3.
- 14.Zie ook Simon Polinder, ‘Over de scheiding van politiek en religie’, Transparant 25 (2014), nr. 2, p. 11.
- 15.Fox & Sandler 2004, p. 35.
- 16.Ik ontleen dit aan het onderscheid zoals Henk Vroom dat introduceert: Henk Vroom, ‘Islam and Christianity in the public debate’, in: Berma Klein Goldewijk (red.), Religion, international relations and development cooperation. Wageningen: Wageningen Academic Publishers, 2007, pp. 217-233.
- 17.Vergelijk Eric Patterson, Politics in a religious world. Building a religiously informed foreign policy. New York: Continuum, 2011.
- 18.Appleby e.a. 2010, pp. 9-13.
- 19.Morgenthau & Thompson 1985, p. 12.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.