Burgers in een vrije democratische samenleving moeten zich zorgen maken over een machtige overheid
Samenvatting
Het lekken van geheime informatie over de Amerikaanse National Security Agency (NSA) door Edward Snowden is waarschijnlijk de opzienbarendste uiting van transparantie geweest van de afgelopen jaren, zo niet het afgelopen decennium. In De afluisterstaat gaat de journalist die de desbetreffende informatie publiceerde, Glenn Greenwald, uitgebreid in op de onthullingen. Ik geef in deze recensie een korte synopsis van het boek en vervolgens een reflectie op de betekenis van de NSA-onthullingen voor overheidstransparantie.

Glenn Greenwald
De afluisterstaat. Edward Snowden, de NSA en de Amerikaanse spionageen afluisterdiensten
Lebowski Publishers | 2014 | 336 pp. | € 18,90 | ISBN 9789048819409
***
Om dit boek beter te kunnen plaatsen is het goed om eerst iets over de auteur te zeggen. Greenwald was in de tijd van de onthullingen journalist voor The Guardian en kwam via documentairemaakster Laura Poitras in contact met Edward Snowden. Hij stond altijd al bekend als een activistische en zeer kritische journalist, en is duidelijk in zijn mening dat ‘gewone’ journalisten te volgzaam zijn tegenover de (Amerikaanse) overheid, onder meer omwille van angst voor rechtszaken en het onderhouden van goede contacten met voorlichters en politici. Dit is ook relevant in de Nederlandse context; zie bijvoorbeeld de portee van Joris Luyendijks boek Je hebt het niet van mij, maar…, waarin hij een beeld laat zien van interne codes over geheimhouding en verstrengeling van politici, voorlichters en journalisten aan het Binnenhof.1
De afluisterstaat bestaat uit meerdere – zeer uiteenlopende – delen. Deel 1 leest als een spannende spionagethriller, maar dan is het echt gebeurd. Dit deel gaat over hoe het contact tot stand kwam, hoe de onthullingen werden gebracht en hoe Snowden en Greenwald de mediastorm beleefden. De paranoia is voelbaar tijdens hun gesprekken op de hotelkamer in Hongkong en wordt aan de hand van intrigerende details uit de doeken gedaan. Zo weet ik nu dat als ik zeker wil zijn dat ik niet wordt afgeluisterd, mijn mobiel in de vriezer moet leggen. Daarnaast komen we meer te weten over Snowden en zijn motivaties.
Vervolgens gaat Greenwald in deel 2 uitgebreid in op de onthullingen zelf, met veel screenshots van gelekte sheets en documenten. Hoewel hier weinig nieuws in staat, blijft het schokkend om te lezen hoe vergaand de (geheime) bevoegdheden waren. Meest in het oog springend zijn nog steeds de onthulling van het bevel van de niet-openbare rechtbank die de NSA de bevoegdheid gaf om dagelijks informatie over telefoongesprekken van klanten van Verizon te vergaren en de onthulling van het bestaan van het PRISM-programma, waarmee metadata van miljoenen klanten van internetbedrijven als Yahoo!, Google en Microsoft kon worden verkregen.
De laatste twee delen van het boek zijn meer beschouwend van aard. Deel 3 gaat over het belang van privacy in een samenleving. Aan de hand van wetenschappelijke experimenten betoogt Greenwald dat mensen die geen privacy ervaren zich slechts aan de norm proberen te houden en doen wat zij denken dat van hen verwacht wordt. Dit kan leiden tot slaafs conformisme en het de-facto-einde van een vrije democratische samenleving. Deel 4 gaat over de media an sich. Volgens Greenwald is de journalistieke wereld – waarin hij zichzelf zoals gezegd ziet als buitenstaander – al te veel met de politieke wereld verweven. Dit is vaak ook een persoonlijk betoog. Je hoeft het niet altijd met Greenwald eens te zijn, maar hij laat wel de duistere zijde van een machtige overheid zien, met een duidelijke boodschap: ook wij, burgers in een vrije democratische samenleving, moeten ons zorgen maken over een te machtige overheid.
***
Volgens Greenwald is transparantie ‘het ultieme tegengif ’ (p. 23). Maar is dat inderdaad voldoende? Wanneer we kijken naar recent onderzoek naar transparantie in verschillende landen2 zien we dat de effectiviteit van transparantie afhangt van hoe wijdverbreid publieke misstanden in een land zijn én de mogelijkheden om uiteindelijk iemand ter verantwoording te roepen en iets aan de problemen te doen. Als er bijvoorbeeld zeer veel corruptie in alle lagen van het openbaar bestuur is, zullen mensen voelen dat zij hier niets aan kunnen veranderen. Of als er misstanden aan de orde komen maar er is geen verantwoordingsmechanisme om deze misstanden in te perken, dan leidt dit tot apathie en wantrouwen onder de bevolking en zal er ook weinig veranderen. Kortom, transparantie werkt alleen als er een mogelijkheid is om echt iets tegen misstanden te doen – bijvoorbeeld via publiek debat en verantwoording. De hoofdmotivatie van Snowden sluit hierbij aan: hij was er niet in de eerste plaats op uit om de bevoegdheden van de NSA in te perken (hoewel hij dat natuurlijk wel graag zou zien); het ging hem er vooral om een maatschappelijk debat en verantwoording mogelijk te maken. Als burgers massale staatssurveillance willen, dan moeten ze op zijn minst hierover een geïnformeerde keuze kunnen maken.
In die zin lijkt hier inderdaad sprake van effectieve transparantie. Als Snowden ergens in geslaagd is, dan is dat in het op gang brengen van een maatschappelijk debat – een prestatie van formaat. Er waren waarschijnlijk nooit een wereldwijde woedeuitbarsting en debat over staatssurveillance geweest zonder zijn daad. NSA-directeuren moesten toegeven dat zij tegen het Congres hadden gelogen, en in veel landen ontspon zich een debat over de mate van staatssurveillance aldaar. Volgens een rechtbank in de VS zijn de handelingen van de NSA ongrondwettelijk, en er worden strengere regels opgesteld voor het bespioneren van burgers. Ook in Nederland kwam Plasterk in de problemen, nadat bleek dat Nederland zelf gegevens van 1,8 miljoen telefoontjes had verzameld. Hoewel de staatssurveillance nooit helemaal zal stoppen, lijkt het er in elk geval op dat de geheime diensten wereldwijd in elk geval wat meer op hun tellen moeten passen.
***
De onthullingen laten zien dat twee factoren van belang zijn geweest voor de enorme uitbreiding van de bevoegdheden van geheime diensten: de aanvallen op 11 september 2001 hebben autoriteiten ongebreidelde bevoegdheden tot surveillance gegeven, en de digitale revolutie heeft ervoor gezorgd dat veel meer handelingen in ons leven in data kunnen worden gevangen en dus worden gevolgd. Het lijkt erop alsof de onthullingen van de afgelopen jaren (ook WikiLeaks moet hier genoemd worden) eindelijk het maatschappelijk besef hebben teweeggebracht dat deze twee zaken weleens een giftige cocktail kunnen vormen.
Wat hierin op zijn minst veranderd lijkt te zijn is een toegenomen bewustzijn van burgers over privacy – of het gebrek daaraan – in het digitale tijdperk in de digitale maatschappij. Zo weten we nu het belang van metadata (‘data over data’, bijvoorbeeld: met wie heb je contact gehad, hoelang, wanneer en waar?) en dat deze gegevens misschien nog wel meer over ons vertellen dan de data zelf. Hiervoor werd hierover nauwelijks gesproken en hebben weinigen de kracht van dergelijke gegevens onderkend.
Maar bewustwording alleen lijkt niet genoeg. Door onvermijdelijke voortschrijdende digitalisering zullen straks bijna al onze handelingen, nog veel meer dan nu, in data te vangen en uit te drukken zijn. Dit werpt enkele belangrijke vragen op: Kunnen we onze persoonlijke data überhaupt veilig opbergen, ontoegankelijk voor derden (niet alleen overheden, maar ook commerciële partijen)? Hoe zorgen we voor voldoende transparantie van en evenwicht binnen de bevoegdheden van geheime diensten? Kunnen en moeten we erop vertrouwen dat klokkenluiders ook in de toekomst de overheid weer terug in haar hok duwen? De afluisterstaat doet helaas niet echt een poging om dergelijke vragen te beantwoorden of om te kijken naar de manier waarop we werkelijk meer transparantie kunnen bereiken. Desondanks is dit boek aan te raden aan iedereen die geïnteresseerd is in overheidstransparantie en surveillance.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.