Michel Foucault (Poitiers 1926-Parijs 1984)
Samenvatting
Michel Foucault (1926-1984) is bekend en omstreden vanwege zijn kritiek op het humanisme, zijn indringende analyses van de moderne machtssystemen en zijn filosofie van de levenskunst. Hij is een typisch Parijse topintellectueel. Filosofisch geschoold begeeft hij zich zonder enige gêne en vlijmscherp in allerlei wetenschappelijke en maatschappelijke discussies, maar baseert zijn interventies wel op grondige tekststudies – de bibliotheek is zijn werkplaats. Hij is zeer betrokken bij de politieke en artistieke ontwikkelingen in Parijs en van daaruit in de hele wereld – zo brengen de gevangenisopstanden begin jaren zeventig in Frankrijk en de Verenigde Staten hem tot zijn studie over de gevangenis – en laat zich daar via interviews, radiolezingen en krantenartikelen graag over uit.

Over zijn privéleven wil hij zich niet uitlaten; hij poseert steeds opnieuw als anoniem denker die achter zijn boeken zou moeten verdwijnen. Maar tegelijk heeft hij een direct herkenbare zeer persoonlijke stijl van schrijven en redeneren. Misschien wel juist daardoor is hij razend populair en trekken zijn lezingen en colleges overal drommen mensen. Als actief homoseksueel leidt hij allesbehalve een huisje-boompje-beestjebestaan, maar in Frankrijk praat men daar niet over. De laatste acht jaar van zijn leven doceert hij geregeld in Berkeley (Californië). Waarschijnlijk heeft hij daar een hiv-infectie opgelopen; in 1984 sterft hij aan aids.
***
Foucault begint zijn carrière, begin jaren zestig, als wetenschapshistoricus van de psychiatrie en geneeskunde. De moderne leer van de (geestes)ziekte ziet hij niet als wetenschappelijke vooruitgang, maar als het invoegen van de medische kennis, ervaring en behandelingen in een systeem van normaal versus pathologisch functioneren. Later gebruikt hij dat ook om moderne macht te analyseren als normalisering of normering. Hij wordt populair met een geschiedenis van de menswetenschappen, eigenlijk een geschiedenis van de moderne filosofie, De woorden en de dingen (1966), waarin hij de gebruikelijke opvatting van de mens als een zelfdenkend en zichzelf bepalend wezen, als autonoom subject, volkomen onderuithaalt. In de maatschappijkritische jaren zeventig ontwikkelt hij zich tot de filosoof van de macht. In zijn studie Discipline, toezicht en straf zet hij de gevangenis en de gevangenisstraf neer als prototype van het moderne machtssysteem van disciplinaire controle en normalisering. Als klap op de vuurpijl kondigde hij direct daarna, in De wil tot weten, een groot onderzoek aan naar seks en seksualiteit als producten van een typisch modern mengsel van normaliserende, controlerende en pastorale zorgmacht. Deze macht dwingt ieder individu om zijn persoonlijke seksleven en begeerten op te biechten (denk aan de psychoanalyse), en zoekt tegelijk als biomacht het voortplantingsgedrag en het gezonde leven van de bevolking te controleren en reguleren. In een uitvoerige, steeds verder teruggaande studie van de bekentenis en het opbiechten van wie je zelf nu eigenlijk bent, komt hij via de christelijke biechtpraktijken uit bij de stoïcijnse en epicuristische technieken van zelfonderzoek en zelftraining (ascese). In die technieken benadrukt hij steeds meer het spreken van de waarheid (de parrèsia), vooral over jezelf, en de moed die daarvoor nodig is, want die waarheid blijkt altijd net anders uit te pakken, omdat ze, zoals Foucault op het einde van De moed tot waarheid zegt, ‘alleen in de vorm van de andere wereld en het andere leven kan bestaan’.1 Seks is dan inmiddels grotendeels achter de horizon verdwenen, macht staat aan die horizon, levensstijl staat op de voorgrond. Dit praktische, ethische zelfonderzoek en waarheidspreken is, na Foucaults vroegtijdig overlijden in 1984, al snel beroemd geworden als de filosofie van de levenskunst en heeft zich inmiddels tot een complete industrie ontwikkeld van filosofische raadgeving, zorg voor en om de individuele persoon, en al of niet wijze leef- en denkregels.
***
Maar het is niet vanwege deze levenskunsten dat ik Michel Foucault als actueel denker aan u wil voorleggen. Het gaat om Foucault als analyticus van de moderne machtspraktijken. Op dat punt is hij nog steeds actueel en wordt hij steeds opnieuw actueel, naargelang de voorstudies van zijn boeken (dat zijn de colleges die hij voorafgaand daaraan gegeven heeft) de afgelopen twintig jaar uitgegeven worden. Zij maken duidelijk dat zijn machtsanalyses en de daarmee samenhangende analyse van het zelfonderzoek en van het opbiechten of bekendmaken van wat je doet en bent, perfect aansluiten bij, of beter gezegd anticiperen op, de macht van het internet, de datamacht en de macht van de sociale media.
Macht is voor Foucault iets wat werkt of meestraffunctioneert en nooit – net zomin als kennis, waarheid of moraal – het persoonlijke bezit, de persoonlijke handeling of beslissing of de persoonlijke kwaliteit van een of andere machtige of machthebbende persoon, partij of instantie. Hij beschrijft haar als een min of meer samenhangend overal werkzaam maatschappelijk, politiek systeem – dispositief noemt hij dat meestal, maar ook wel mechanisme of technologie – van kennis van, controle en toezicht op, en sturing van mensen, dat elke individuele mens en de bevolking als geheel organiseert, vormt en drilt, oftewel disciplineert. Moderne macht werkt niet negatief als dwang, geweld en onderdrukking door machthebbers, maar werkt anoniem en systematisch, overal in de samenleving op een positieve vormende, regelende, normaliserende manier. Zij produceert gevoeglijke, aangepaste en normale (genormaliseerde) onderdanen (in het Frans heten die: subjecten), en wel op zo’n overal in doordringende manier dat de subjecten denken dat zij er zelf, als moderne vrije en gelijke privépersonen of individuen, voor gekozen hebben.
Dit is Foucaults machtstheorie, ook wel politieke anatomie of microfysica van de macht genoemd, die hij in zijn boek over de gevangenis neerzet als disciplinering of disciplinemacht. In het kader van misdaad en straf bestaat deze disciplinemacht uit de gevangenisstraf, die als moderne straftechniek de oude straftechnieken (zoals verbanning, beboeten, confisqueren van bezit, en vooral lijfstraffen) volledig verdrongen heeft. De hoofdtitel van het boek is Surveiller et punir, bewaken en straffen, of beter gezegd toezicht houden (zoals in de Nederlandse titel van het boek: Discipline, toezicht en straf) en straffen. Maar eigenlijk gaat het in deze positieve disciplinemacht om straffen door toezicht, controle en normalisering.
***
De blauwdruk voor deze disciplinerende toezicht- en strafmacht is te vinden in de koepelgevangenis, of beter in het model daarvan dat te vinden is bij de Engelse utilitaristische filosoof Jeremy Bentham in zijn boek Het panopticum (1791). Een panopticum ziet er als volgt uit: een rond of halfrond gebouw waar in de buitenmuur rond een open middendeel in rijen boven elkaar cellen zijn aangebracht. In het hart van de cirkel staat een wachttoren van waaruit alle cellen kunnen worden gezien, de ‘kiosk’. In het oorspronkelijke ontwerp zijn de celdeuren van tralies voorzien en heeft elke cel een raam in de buitenmuur, zodat de bewakers altijd kunnen zien wat zich in de cellen afspeelt. Daarnaast moet de constructie van de centrale toren zo zijn gemaakt dat de bewakers daarin onbelemmerd naar buiten kunnen kijken, de cellen in, maar dat de gevangenen niet in de toren kunnen kijken. Zij weten nooit of zij nu wel of niet in de gaten gehouden worden, maar moeten de indruk krijgen dat ze onder permanent toezicht staan. Bovendien staat de wachttoren via een onderaardse gang in open verbinding met de buitenwereld, zodat het publiek altijd kan meekijken, meebewaken en meestraffen, zoals het dat ook bij de publieke executies deed. Zo is de transparantie – zoals we dat tegenwoordig noemen – van de macht gegarandeerd. Bentham schrijft ook voor dat er in iedere cel een spreekbuis moet zijn die met de centrale toren verbonden is, zodat de bewaker de gevangene direct vermanend kan toespreken als hij iets verkeerds doet.
Hiermee is in één klap het probleem opgelost hoe een of enkele personen het gedrag van een groot aantal personen perfect en permanent kan bewaken, controleren, onderzoeken en corrigeren. In fabrieken, ziekenhuizen, kantoren en scholen kan het ook prima worden toegepast. Bewaken en straffen, controle en toezicht, onderzoek en correctie zijn in elkaar gevlochten tot een alomvattend machtsmechanisme, de disciplinemacht.
Foucault laat in het laatste hoofdstuk van Discipline, toezicht en straf zien dat dit panoptische ontwerp, deze machine van macht en weten, overal in de moderne samenleving terug te vinden is. Er is weinig fantasie voor nodig om in te zien hoe dit systeem via de ontwikkeling van allerlei kijk-, luister- en waarschuwingsapparaten steeds verder geperfectioneerd is tot een bijna compleet netwerk van toezicht en controle van de publieke en de private ruimtes. George Orwell heeft dat in 1984 alvast voor ons opgeschreven.
Maar dit is maar de helft van het verhaal. Er gebeurt meer in deze koepelgevangenis. De ruimte boven de wachttoren moet goed zichtbaar zijn; daarom brengt men er een centrale lichtkoepel aan. Boven op de wachttoren wordt een altaar ingericht, zodat de gevangenen godsdienstoefeningen kunnen bijwonen zonder hun cel te moeten verlaten. Zo’n altaar is belangrijk, omdat dat model staat voor de vervlechting van inkeer, berouw en zelfonderwerping met redding en genezing van de zonden.
Moderne gevangenisstraf bestaat niet allereerst uit vrijheidsberoving door opsluiting, maar is van (fysieke) tuchtiging en boete doen omgevormd tot zelfcorrectie. Gevangenen moeten verbeterd worden of van hun misdadigheid ‘genezen’, om na hun straf weer als normale mensen in de maatschappij terug te keren. Een cruciaal punt daarbij is echter dat elke bewaker, leraar, therapeut of raadsman weet en zegt: de gevangenen moeten dat wel zelf doen. In het panopticum met altaar is dat idee van zelfcorrectie ingebouwd.
Zo’n zelfcorrectie veronderstelt dat je tot zelfbezinning en zelfkennis kunt komen. De gedachte alleen al, zegt Bentham, dat de gevangene weet dat hij permanent geobserveerd wordt, zal voldoende zijn om hem tot zelfbezinning te brengen. De bekering en belijdenis van zijn zonde voor het altaar maakt dat proces af. Zelf weten wat anderen van je weten of zouden kunnen weten zorgt ervoor dat mensen hun eigen gedrag zelf zullen beoordelen (gewetensonderzoek) en dat ook zullen tonen (opbiechten, bekennen), om zo zichzelf aan te passen aan de regels die ze geschonden hebben. Kortom, het panopticum zorgt ervoor dat de gevangene het toezicht op zijn ziel en zijn gedrag, en de beoordeling en de correctie daarvan, zelf voltrekt. Het is dit laatste inzicht dat Foucault steeds bezighoudt in zijn onderzoeken naar de bekentenis, de biecht en het waarheidspreken; zijn late studies over zelfvorming en levensstijl zijn eigenlijk een lopend commentaar op de idee van zelfcorrectie.
Deze analyses van positieve macht (eerst gepresenteerd als disciplinering, later ook als biomacht en bestuurstechnologie, en als zelfmacht) gaan steeds uit van een koppeling of verweving van macht en weten, en wel op een driedubbele manier. Ten eerste zijn de macht en het algemene, genormeerde weten van de overheid (of van God, of van de leraar, arts, wetenschapper of directeur) direct aan elkaar gekoppeld: zonder algemeen weten wat er moet gebeuren en zonder kennis van wat macht kan bereiken is positieve machtsuitoefening doelloos – dan wordt ze terreur. Ten tweede kan de overheid (of God, of …) zonder directe concrete kennis van wat de betrokken personen denken, weten en doen of gedaan hebben, geen gerichte beoordeling, sanctie en behandeling vaststellen. Daarom zijn dossiervorming, rapporten en examens onmisbaar voor de bestuursapparaten, maar ook voor het onderwijs, de geneeskunde, het management. Maar, ten derde, kan macht nooit positief werken zonder publiek gemaakte zelfkennis, zonder de waarheid over jezelf spreken, zonder zelfcorrectie en leren van je fouten; anders blijft zij alleen maar onderdrukking.
***
Internet is inmiddels een totale dataverzameling geworden van algemene kennis, maar juist ook van geïndividualiseerde kennis van het gedrag van privépersonen. Overheden en de ICT-bazen zijn datamachten: ze kijken constant mee, slaan alles op, en gebruiken deze kennis graag om hun maatregelen te nemen. De sociale media zijn één groot forum van zelfrapportage en zelfbekentenis geworden: ziel en zaligheid staan er permanent te kijk. Al dat weten, is dat geen almacht?
Foucault is actueel omdat hij ons analyses, interpretaties en ontmaskeringen voorhoudt die we nu nog direct kunnen gebruiken. Of hij ooit van internet of Facebook had durven dromen? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat hij overal waar hij van macht spreekt ook altijd van verzet daartegen spreekt. Totale almacht, alles weten, totale controle, volledige zelfkennis zijn voor hem absurde ideeën. Waar macht is, is verzet; waar kennis is, is kritiek; waar zelfonthulling is, blijft ook altijd iets verborgen en blijkt dat ‘waarheid alleen in de vorm van de andere wereld, een ander leven kan bestaan’.
Noot
- 1.Een citaat van de laatste woorden van Foucault in Moed tot waarheid, uitgesproken in een college op 28 mei 1984 (Amsterdam: Boom, 2011, p. 386). Foucault zou nog geen drie maanden later overlijden, op 25 juni 1984.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.