Je weet niet waar je voor kiest: over kinderen krijgen en levensvertrouwen
Samenvatting
Om dalende geboortecijfers te keren worden in verschillende Europese landen financiële prikkels ingezet om ouders te bewegen voor kinderen te kiezen. Maar ouders weten helemaal niet waar ze voor kiezen op het moment dat ze een kind willen. Daarom is het de vraag hoe zinvol het dominante, economisch gekleurde keuzediscours is om vat te krijgen op dit terrein van het leven. In plaats van wikken en te wegen en te denken in termen van win-winsituaties, moeten we op zoek gaan naar een taal van levensvertrouwen, moed, verantwoordelijkheid en verbondenheid.
De cijfers liegen niet: in 2013 waren er in Nederland vijfduizend geboorten minder dan in het jaar ervoor. Niemand twijfelt over hoe we dat moeten duiden. Het dalend geboortecijfer sinds 2010 is een direct gevolg van de economische crisis, meldt het cbs, en de meeste stemmen in de media sluiten zich daarbij aan. Er is wel twijfel over de vraag hoe erg dit eigenlijk is. Moeten we ons er zorgen over maken, omdat er anders straks te weinig sterke schouders zijn om de lasten van de vergrijzing te dragen, zowel financieel als aan het bed? Of is het juist goed, gegeven de overbevolking en de nu al veel te zware belasting van het milieu? Evenmin is duidelijk of de politiek er iets mee moet. België, Frankrijk en Duitsland kennen bonussen voor kinderen. Het effect ervan wordt betwijfeld, maar het idee dat erachter zit vind je net zo goed in ons land: kinderen krijgen is iets waar je tegenwoordig een zetje voor nodig hebt. Het spreekt niet meer voor zich.
Reden voor het NRC Handelsblad om er het katern Opinie & Debat van het weekend voor kerst aan te wijden.1 Daarin vertellen een paar jonge journalisten over de lastige discussies die je krijgt als je te kennen geeft geen kinderen te willen. Wie wel kroost heeft, voelt zich meteen beledigd of aangevallen. De bewust kinderloze wordt gestigmatiseerd tot kinderhater. Terugkerende conclusie: vermijd het onderwerp op feestjes, en laten we, als we het er toch over hebben, iets realistischer spreken over de voors en tegens van kinderen krijgen, en elkaar uiteindelijk vooral vrijlaten in de keuze. Want je kunt het iemand toch niet aanpraten. Het is het gevoel dat uiteindelijk je keuze bepaalt.
Wie de discussie over kinderen krijgen aangaat, moet inderdaad niet als doel hebben de argumenten voor en tegen af te wegen om dan tot een plausibele slotsom te komen. Maar moeten we er dan maar het zwijgen toe doen en ieder aan zijn eigen gevoel overlaten? Nee, het is van belang om een andere manier te vinden om erover te praten. Niet omdat de huidige bedachtzaamheid bij het kinderen krijgen per definitie een probleem is, maar wel omdat die een opvallend kenmerk is van onze tijd. We moeten het erover hebben om onszelf te begrijpen. En de duiding ervan is nog niet zo gemakkelijk.
Duiding
Zoals gezegd, doorgaans is er geen twijfel over die duiding. Alle berichtgeving over teruglopende geboortecijfers kent een zekere gealarmeerdheid. Minder kinderen is een probleem, en het wordt standaard verhelderd in economische termen. Minder bestaanszekerheid, minder kinderen. Je zult zien dat als de economie weer aantrekt, ook de kinderen komen. Ondertussen moet de politiek de potentiële ouders tegemoetkomen met vertrouwenwekkende financiële gebaren. Deze economische duiding is het meest basale interpretatiekader dat we aangereikt krijgen bij het nadenken over dit vraagstuk.
Potentiële ouders kunnen daarom gemakkelijk de indruk krijgen dat dit de primaire voorwaarden zijn voor je aan kinderen begint: een baan en een huis. Dat zijn niet zulke vreemde voorwaarden. Ooit waren ze voorwaarde voor een huwelijk. Natuurlijk is het verschil met vroeger dat er tegenwoordig vaak meer tijd gaat zitten in een opleiding, en voor jonge mensen van nu ook zeker in het vinden van een baan met enige zekerheid. Bovendien spelen deze zaken voor beide ouders tegelijk. Het idee dat je opleiding of eerste baan zomaar kunt combineren met kinderen is bepaald niet wijdverbreid. De economische duiding reikt dus aan dat er een periode is waar kinderen nog niet bij passen. Maar daarna komt er een andere tijd, als de economie meezit. Deze onderscheiding van perioden zorgt er wel voor dat het keuzemoment benadrukt wordt. Kinderen krijgen spreekt niet voor zich, en uitstel kan gemakkelijk optreden als de voorwaarden nog niet zijn gerealiseerd.
Maar er speelt natuurlijk nog meer mee in de beeldvorming bij potentiële ouders. Om te beginnen het beeld van kinderen dat ze aangereikt krijgen. Kinderen zijn ‘heerlijke beesten’, stelt een van de journalisten in het NRC -katern. Ze zijn het mooiste wat je kan overkomen, maar ook onmogelijk, moeilijk te sturen, helemaal zichzelf. Het is opvallend hoe vaak ouders met een zekere distantie praten over hun kinderen als een vreemd fenomeen waar ze maar weinig vat op hebben. Daar lachen ze om, maar niet zonder ondertoon van ergernis. Misschien wordt deze manier van spreken wel versterkt doordat we steeds meer gedragsstoornissen bij kinderen op het spoor komen.
Deze beelden van kinderen beïnvloeden natuurlijk het beeld van opvoeding. Hoe vorm je zo’n hoogst eigenaardig wezen als een kind? De eigen waarde van opvoeding in het gezin, naast die op school en kinderopvang, wordt in onze tijd weer benadrukt. Dáár moet het gebeuren: het overdragen van de juiste waarden en normen, en deels zelfs het klaarstomen tot verantwoordelijke burgers. Aan de andere kant wordt verondersteld dat ouders daarbij vaak op problemen stuiten waarvoor ondersteuning van opvoedexperts nodig is. De indruk ontstaat dat een kind opvoeden iets is wat een ouder niet zomaar uit zichzelf kan.
Kinderen hebben komt kortom vaak ter sprake onder het voorteken ‘ingewikkeld’: het is de vraag wanneer je werksituatie het eindelijk toe zal laten en wanneer je zelf klaar bent voor het temmen van die ‘heerlijke beesten’. Hoe verandert de houding van een potentiële ouder dan van ‘wil ik het wel?’ in een positieve keus? Als we daar iets over horen, gebeurt dat vaak in termen van ‘verrijking van het leven’. Leven is goed, het dagelijks leven delen met anderen is beter. Je ontdekt andere kanten aan jezelf, wordt er een rijker mens door. Je ontvangt zoveel liefde en bevestiging. Samen kinderen hebben verdiept je relatie en geeft je een ander soort levensvervulling.
In onze tijd kleurt dit soort verrijkingstaal algauw naar het dominante economische discours: kinderen hebben is een win-winsituatie. Ieders belangen worden gediend, ieders behoeften bevredigd. De ouders worden meer mens, de kinderen hebben toegewijde ouders. En de samenleving wordt voorzien van het noodzakelijke verse bloed. Maar juist door de economiserende taal kunnen deze denkpatronen gemakkelijk bijdragen aan de versterking van de problematisering, van het afwegen. Wordt mijn leven er ook echt rijker van? Heb ik echt die behoeften die in het gezin bevredigd worden? Of vind ik meer vervulling in mijn nieuwe opleiding of mijn werk? Het problematiserende voorteken verdwijnt zo niet. Het blijft een vraag of je aan kinderen moet beginnen.
Beeld van het leven
Dat was ooit anders. Ooit was kinderen krijgen gewoon. Waren er toen dan krachtiger redenen om potentiële ouders te overtuigen? Was kinderen grootbrengen toen gemakkelijker? Waarschijnlijk niet. Maar het hele leven was niet zo gemakkelijk of plezierig, dus kinderen hebben hoefde dat ook niet per se te zijn. Het idee dat er van alles te kiezen viel in het leven was niet dominant. Zo was het leven gewoon: trouwen, kinderen krijgen. Dat gewone is ervanaf, zelfs als het cbs morgen zou constateren dat de gemiddelde middelbare scholier van nu een partner en kinderen boven aan zijn lijstje met toekomstplannen heeft staan.
Maar is het een probleem dat het gewone ervanaf is, dat kinderen krijgen nu een keuze is, en iets waar velen over tobben? We hebben toch liever gewenste kinderen dan kinderen die gewoon maar komen omdat het er nu eenmaal bij hoort? Dat kun je inderdaad moeilijk ontkennen. Je kunt je echter wel afvragen of de taal van keuze en wens het passendst is om vat te krijgen op deze kant van het leven. Een goede manier om dat te bepalen zou zijn om na te gaan in hoeverre deze taal betekenis houdt als je eenmaal kinderen hebt. Het gewenste kind is er. Voldoet het aan de wensen? Vast niet voortdurend en op elk moment. Kinderen hebben is echt nederigheid leren, geduld opbrengen, over jezelf heen komen. Maar hebben mensen als gevolg daarvan vaak het idee de verkeerde keuze gemaakt te hebben? Denken ouders geregeld: is dit nu wat ik wenste? Ongetwijfeld doen ze dat af en toe, maar veel ouders zullen ook herkennen dat al het wikken en wegen voorafgaand aan de grote beslissing in geen verhouding staat tot wat het daadwerkelijk is om kinderen te hebben. Het is iets veel groters, iets van een totaal andere orde dan wat je ooit in je afwegingen kon betrekken. Je wist helemaal niet waar je voor koos op het moment dat je een kind wilde. Daarom is het de vraag hoe zinvol het dominante keuzediscours is voor dit terrein van het leven. En het is vooral de vraag of we een andere taal tot onze beschikking hebben om er wel betekenis aan te geven.
Wat we doen als we het krijgen van kinderen vooral als keuze zien, is een groot deel van het verhaal van het leven vergeten en buiten beeld laten. Dan hebben we ook weinig in handen om om te gaan met ervaringen die zich juist aandienen op dit terrein van het leven. Wat zijn dat voor ervaringen? De ervaring niet te maken maar te ontvangen, toekomst geschonken te krijgen, nieuw begin. De ervaring dat anderen compleet van je afhankelijk zijn, en jij op jouw manier van hen. Een sterk gevoel van verantwoordelijkheid voor het welzijn van de ander. Het geven van zorg, ook als je er zelf van alles voor moet inleveren. Een gevoel van verbondenheid dat niet te beredeneren is. Het besef dat het leven niet bij jou begint, maar er al voor jou was. Dat jij het aan anderen te danken hebt. Dat je daarmee in een geschiedenis staat. Dit zijn geen ervaringen die je kunt opsommen als promotiepraatje voor het gezin. Ze passen niet bij wikken en wegen en bij een beslissing nemen. Ze horen gewoon bij het leven. Zo dient het leven zich aan, is het gegeven. Ook als wij ons dat niet realiseren. Dat deel van het leven blijft dus buiten beeld als we in termen van keuze blijven denken. Misschien is dat wel veel meer iets om je zorgen over te maken dan het dalende geboortecijfer.
vragen wat voor beeld van het leven we met elkaar creëren, komen we los van de simpele reactie dat de politiek moet zorgen voor financiële oplossingen voor dit praktische probleem. Veel belangrijker is de vraag wat voor beeld van het leven de politiek neerzet. Neem nu de participatiesamenleving waarin iedereen uit zichzelf zorg geeft, en actief burger is. Die participatiegedachte promoten zou een uitgelezen kans kunnen zijn om dat deel van het leven dat zo gemakkelijk uit beeld verdwijnt weer voor het voetlicht te halen. Samenleven is niet alleen maar kiezen wat jouw belang dient, of het geluk van jouw gezinnetje. Je huis moet openstaan voor die ander op wie je niet zat te wachten. Ja, misschien ook wel voor een kind. Onze rust wordt verstoord. Je moet iets met je schoonmoeder, omdat ze je schoonmoeder is. Maar zulke taal doet het niet goed als elke stem telt. Dus heeft de politiek het veel over dat we verantwoordelijke burgers moeten zijn, maar blijft het zorgen net zo verborgen en weinig erkend als voorheen. Wat is de status van de vrouwen die naast de zandbak zitten, of oude mensen wassen? En wie moet dat vrijwilligerswerk doen waar de fulltimers natuurlijk geen tijd voor hebben? De politiek moet eerlijk benoemen dat aan participeren en een gemeenschap vormen een ander beeld van het leven en van relaties tussen mensen ten grondslag ligt dan waar we misschien mee vertrouwd zijn.
Levensvertrouwen
Karl Barth is wel een mooie theoloog om eens na te slaan op kinderen krijgen. Als fel bestrijder van de natuurlijke theologie ziet hij niets in het idee dat kinderen krijgen op zich goed is omdat het iets van het leven zelf is. Er zijn volgens hem op basis van het geloof dus ook geen bezwaren te formuleren tegen geboortebeperking. Als hij er begin jaren vijftig over schrijft2 wijst hij erop dat de recentste oproep tot ‘meer kinderen’ een uitgesproken heidens-nationalistisch karakter had. Maar hij schenkt wel aandacht aan het hand over hand toenemen van bedachtzaamheid bij het kinderen krijgen – iets wat hij kennelijk ook al kenmerkend vindt voor zijn tijd. Hij duidt het als het ontbreken van levensvertrouwen en vraagt zich af waarom klaarblijkelijk zo veel mensen dat levensvertrouwen niet meer op kunnen brengen. En dan noemt hij toch even dat dit ook iets te maken heeft met een verarming van geloof – om daar vervolgens meteen weer aan toe te voegen dat het heidens zou zijn om te denken dat het geloof vanzelfsprekend, en onder alle omstandigheden, tot een moedig levensvertrouwen zou moeten leiden en dus tot minder bedachtzaamheid bij het krijgen van kinderen. Geloof en vertrouwen in het leven hebben echter dus ook bij Barth wel iets met elkaar te maken, al is het natuurlijke leven niet zomaar goed.
Dat woord ‘levensvertrouwen’ zet je op een ander been dan het denken in termen van keuze. Het honoreert dat je voor kinderen krijgen iets van moed moet opbrengen. En dat kan niet als je geen vertrouwen hebt. Vertrouwen is ook meer dan alleen maar een gevoel. Het heeft met geloof te maken, met hoe je naar het leven kijkt, met de zin van ons bestaan. Dit gebrek aan vertrouwen alleen duiden als iets wat wel weer terugkeert als de economie aantrekt, geeft aan hoe schraal we vaak over het leven denken, en hoe weinig dat denken past bij het volle leven dat we toch allemaal kennen en waarin we volop meedoen. Onze tijd heeft nood aan een taal die dat leven toont. Laten we in gesprek gaan over de vraag waarom het leven te vertrouwen is, ook met al dat ongewisse waar kinderen krijgen model voor staat. En dat niet alleen in het opiniekatern vlak voor Kerstmis.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.