Bezinning
Samenvatting
Een van de meest bediscussieerde teksten van Aristoteles handelt over de ziel: De Anima 3.5. Wat is er in de ziel van de mens te zien? Die ziel heeft meerdere componenten. Er is het deel dat kenmerkend is voor een plant, een deel dat een dier tot dier maakt, én er is de ‘denkziel’, die mensen kenmerkt. In die denkziel schuilen de problemen
Het begint al met de betekenis van het begrip nous dat Aristoteles hanteert. Dat is een ingewikkeld begrip. Betekent het (hier) intellect? Of God? De tekst suggereert dat er twee intellecten zijn. Na Aristoteles krijgen die twee een ‘naam’: het actieve intellect en het passieve intellect. De eerste is dan goddelijk, de tweede niet-goddelijk, sterfelijk. En wat betekent dat voor de mededeling van Aristoteles dat die ‘eerste’ nous de tweede tot denken wekt, precies in? Sommigen vinden deze interpretatie wat al te theologisch en menen dat Aristoteles hier niet zo’n scherp onderscheid maakt tussen menselijk en goddelijk.
Er is nog een tekst die voor discussie zorgt: De generatione animalium. Daarin wordt gezegd dat het kenmerkende van de mens tijdens het wordingsproces (als foetus) ‘van buiten komt’. Wat is dat ‘van buiten’? Ook het goddelijke?
De discussie lijkt inhoudelijk achterhaald: volgens breindenkers á la Swaab bestaat de ziel immers niet – ze is een slechts een soort voortbrengsel van elektrochemische processen. En we zijn aan het goddelijke voorbij sinds de mens zichzelf autonoom noemt.
De theologische interpretatie van de teksten van Aristoteles volgend, lijkt het begrip autonomiedenken een tegenspraak in zichzelf. Het goddelijke, ‘van buitenaf ’, is wezenlijk voor de mens. En die is dus niet autonoom.
Zo biedt de bezinning op Aristoteles een interessante confrontatie over de vraag: wat is de mens?
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.