MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Artikel indienen
  • Abonnementen
    • Abonneren
    • Proefabonnement
  • Over CDV
    • Redactie
    • Adverteren
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 2025 / nummer 4
PDF  

Rijk eerder remmende kracht dan bondgenoot

Jan Prij
9 december 2025

Samenvatting

Volgens Leonard Geluk, algemeen directeur van de VNG, is de rijksoverheid voor maatschappelijke organisaties en voor gemeenten eerder een hindermacht dan een bondgenoot. ‘Dit betekent dat ik permanent op mijn hoede ben voor de rijksoverheid. Zij is niet langer een schild waarop maatschappelijke organisaties kunnen vertrouwen, maar is een onzekere factor geworden. Ook het idee dat je samen één overheid vormt is weg. Terwijl we elkaar juist keihard nodig hebben.’

Leonard Geluk is sinds 2020 algemeen directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Eerder was hij voorzitter van het college van bestuur van ROC Midden Nederland (2009-2014) en van De Haagse Hogeschool (2014-2020), en daarvoor CDA-wethouder in Rotterdam (2004-2009). Tevens was hij onder meer lid van de Onderwijsraad (2008-2011) en voorzitter van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (2013-2014). Hij was ook voorzitter van de commissie die in 2020 namens het Wetenschappelijk Instituut het rapport Zij aan zij samenstelde.1 Onlangs verscheen, van een denktank die is ingesteld op initiatief van De Argumentenfabriek en de VNG, en waar Geluk deel van uitmaakte, het rapport Nederland 2040. Een toekomstbeeld.2 Recent rondde Geluk ook zijn proefschrift af, getiteld Moeilijke omstandigheden, makkelijke oordelen? Bouwstenen voor een beoordelingsmodel voor onderzoekscommissies.3 Genoeg redenen voor een gesprek met Leonard Geluk over zijn christendemocratische drijfveren, de VNG-agenda voor de toekomst en zijn verwachtingen van het komende kabinet.

We spreken Geluk aan de vooravond van de verkiezingsuitslag in zijn VNG-kantoor. Hij is hoopvol, ondanks een waarschijnlijk opnieuw grote PVV. ‘Ik zie onder Henri Bontenbal een krachtige CDA-agenda ontstaan, en D66 ontwikkelt onder Rob Jetten een interessante en hoopvolle koers voor Nederland. Het zou zomaar kunnen dat er onder aanvoering van deze twee partijen een krachtig en koersvast kabinet komt, gebaseerd op een collectieve missie. Dat is hard nodig, want Nederland staat stil.’

Daarnaast ziet Geluk voor het nieuwe kabinet een cruciale opgave in het herstellen van de relatie tussen rijksoverheid en gemeenten, een relatie die volgens hem de afgelopen jaren moedwillig is verwaarloosd. ‘De publieke zaak vraagt om een zorgvuldige omgang met hardnekkige, complexe en met elkaar verweven problemen die zich niet zomaar laten oplossen.’

Precies dat besef van meerduidigheid en weerbarstigheid ziet hij verdwijnen, en dat baart hem zorgen. Die zorg vormde ook een van de drijfveren achter het schrijven zijn proefschrift over het werk van door de overheid ingestelde onderzoekscommissies, die zijns inziens te snel op basis van achteraf oordelen bestuurders van maatschappelijke organisaties op de vingers tikken. ‘Een van de stellingen uit mijn proefschrift luidt: “Het volatiele beleid van de rijksoverheid is het grootste risico voor maatschappelijke organisaties.” Je weet vaak niet waar je aan toe bent – en dat geldt net zo goed voor gemeenten. Net als maatschappelijke organisaties ben ik als VNG-bestuurder permanent op mijn hoede voor de rijksoverheid. Dat moet, en kan, echt anders.’

U bent al vroeg gefascineerd geraakt door de publieke zaak. Hoe zit dat?

‘Die fascinatie heeft deels met mijn opvoeding te maken. Ik kom uit een nest waarin christelijke inspiratie centraal stond: het idee dat je niet alleen voor jezelf leeft, dat er hogere idealen zijn om je op te richten. Die waarden hebben mij van jongs af aan nieuwsgierig gemaakt naar hoe bestuur en politiek functioneren in complexe omgevingen. Toen ik op 15-jarige leeftijd van Krimpen aan den IJssel naar Rotterdam verhuisde, werd ik direct lid van het CDJA. Ik was eigenlijk te jong om onder de merendeels studenten gelijk mijn draai te kunnen vinden, maar zodra ik zelf bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit ging studeren, ging ik actief meedoen.

Bijeenkomsten met mensen als Wim van de Camp en Frans Jozef van der Heijden waren voor mij machtig interessant. Zij leerden me hoe politiek van binnenuit werkt, en dat wakkerde mijn belangstelling alleen maar verder aan. Vanaf toen heb ik mij vrij snel binnen het CDA kunnen ontwikkelen, en via het lijsttrekkerschap van het CDA in Rotterdam in het jaar dat ik afstudeerde, werd ik ook raadslid en vervolgens wethouder, en begon ook mijn werk in het openbaar bestuur.’

Leonard Geluk

Wat neemt u vooral mee, vanuit uw ervaring in Rotterdam als wethouder, en daarna uw jarenlange ervaring als onder andere onderwijsbestuurder, naar de VNG?

‘Vooral het aantal vlieguren. Ik ben nu 55 en werk al sinds mijn 23e. Die 32 jaar in de gemeentepolitiek en in het werken voor de publieke zaak neem je vanzelf mee: de jarenlange ervaring in de omgang met complexiteit, met diverse belangen, met situaties die nooit eenduidig zijn.’

‘De publieke zaak is door haar financieringsstructuur en het grote aantal verschillende belanghebbenden een van de meest complexe domeinen die je je kunt voorstellen.

Neem een school: je hebt te maken met studenten, ouders, medewerkers, interne toezichthouders, de Inspectie van het Onderwijs. De publieke zaak is nooit eenduidig. Gevoel voor die meerduidigheid is cruciaal voor goed bestuur, of het nu een school, een maatschappelijke organisatie, een gemeentebestuur of het rijk betreft.’

Gevoel voor meerduidigheid is cruciaal voor goed bestuur

Te snelle oordelen

In uw proefschrift stelt u dat de ruimte om die meerduidigheid te accepteren lijkt af te nemen. Wat bedoelt u daarmee?

‘Het begrip voor complexiteit neemt inderdaad af. Ik heb dat “de populistische reflex” genoemd: men weet precies hoe het zit, en de schuld ligt altijd bij de “elite” of bij de bestuurders die namens die elite aan de knoppen zitten.’

‘Er is te weinig aandacht voor pluriformiteit, voor de veranderende tijdgeest, voor politieke omstandigheden die verschuiven. Met de wijsheid achteraf is het makkelijk oordelen; vaak té gemakkelijk.’

Hoezo?

‘Neem alleen al het gegeven dat maatschappelijke organisaties door de jaren heen van karakter zijn veranderd. Een school was bijvoorbeeld in het verleden vooral een marktpartij die moest concurreren en presteren; tegenwoordig is het veel meer een maatschappelijke onderneming die werkt voor de publieke zaak.’

‘In mijn onderzoek, dat zich richt op de jaren 2005-2015, beschrijf ik die omslag in het domein van onderwijs, wonen en zorg. In die periode zette de beweging van markt naar publieke zaak zich sterk door. Maar achteraf worden organisaties beoordeeld op basis van normen van nu, niet op de normen die toen golden.’

‘In mijn proefschrift noem ik dat “normatieve willekeur”: handelen en oordelen zonder oog voor de veranderende context. Men zoekt morele zuiverheid, terwijl het zou moeten gaan om wat toen redelijk was om te verwachten, gegeven de situatie. In mijn onderzoek naar het functioneren van onderzoekscommissies – met als cases InHolland, Amarantis, ROC Leiden, Philadelphia, Meavita, het Ruwaard van Putten Ziekenhuis en de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties – zie je dat terug. Er is weinig oog voor verandering van de tijdgeest, voor systeemfalen of voor een ongelukkige samenloop van omstandigheden.’

Wat voor conclusies verbindt u hieraan?

‘Het raakt wat mij betreft aan de fundamenten van de rechtsstaat. Het moet niet mogelijk zijn om bestuurders op basis van smal en oppervlakkig onderzoek zonder hoor en wederhoor aan de schandpaal te nagelen.

Onderzoekscommissies moeten geloofwaardig zijn, en dat waren ze in de meeste onderzochte cases niet. Als dienaar van de publieke zaak voel ik de verantwoordelijkheid om dat te benoemen en verbeteringen te suggereren. Ik pleit in mijn proefschrift voor algemene beginselen van behoorlijk onderzoek, naar analogie van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaraan onderzoekscommissies moeten voldoen om geloofwaardig te zijn.’

Wat betekent dit voor uw bestuursstijl?

‘Een van de stellingen uit mijn proefschrift luidt: “Het volatiele beleid van de rijksoverheid is het grootste risico voor maatschappelijke organisaties.” Je weet vaak niet waar je aan toe bent – en dat geldt net zo goed voor gemeenten. Voor mijn bestuursstijl betekent dit onder meer dat ik permanent op mijn hoede ben voor de rijksoverheid. Zij is niet langer een schild waarop maatschappelijke organisaties kunnen vertrouwen, maar is een onzekere factor geworden. Het betekent ook dat we als VNG

graag zelf een stap naar voren doen door met eigen ideeën te komen.’

Zegt u hiermee dat u permanent op uw hoede bent voor de willekeur van de overheid?

‘Ja, precies.’

Maar dat geldt toch vooral voor de afgelopen paar jaar?

‘Zeker, de relatie met de rijksoverheid was de afgelopen jaren abominabel. Maar het patroon is breder en al langer gaande. Dit komt doordat het rijk gemeenten vaak ziet als een uitvoeringsloket, waarnaar kan worden overgeheveld en waarop naar believen bezuinigd kan worden. Die relatie is ernstig verstoord. Herstel is cruciaal, want voor de uitvoering van de toekomstagenda voor Nederland hebben we elkaar nodig. Dat vraagt een respectvol gesprek over het versterken van regio’s. Als het CDA ergens een opdracht heeft, is het wel hier.’

De vertrouwensband tussen de overheden is weg en moet snel worden hersteld

Kunt u een voorbeeld geven van wat niet goed gaat?

‘Er worden taken in medebewind bij gemeenten neergelegd zonder de middelen om ze goed uit te voeren. Zodra ons een taak wordt gegeven, volgt bijna automatisch een greep in de kas. Dat is precies wat ik bedoel met willekeur.’

‘De spreidingswet is een ander voorbeeld: gemeenten voeren de wet uit, maar worden vervolgens willens en wetens in de steek gelaten, omdat de rijksoverheid niet achter de wet staat en eigenlijk moedwillig aanstuurt op chaos. De vertrouwensband tussen de overheden is weg en moet snel worden hersteld.’

Krachtiger, groener en menselijker

U heeft een toekomstvisie 2040 opgesteld voor een krachtiger, groener en menselijker Nederland. Kunt u dat advies toelichten? Waarom is het opgesteld en door wie?

‘Het rapport Nederland 2040. Een toekomstbeeld is opgesteld door de onafhankelijke denktank Nederland 2040, bestaande uit een breed samengestelde groep deskundigen, op initiatief van de VNG en De Argumentenfabriek. Waarom? Er ontbreekt een samenhangend langetermijnperspectief, een visie waar het met Nederland naartoe moet. Dat is wel nodig voor goed bestuur, voor het verstandig anticiperen op wat op ons afkomt. Hoe gaan we de grote uitdagingen aan op het terrein van klimaat, natuur, landbouw, vergrijzing en migratie?

Waar werken straks de tien miljoen mensen die kunnen werken? Hoe is de zorg georganiseerd? Hoe verdienen we ons inkomen op een duurzame manier? Die vraagstukken moeten in onderlinge samenhang worden bekeken, gegeven de schaarste aan geld, menskracht, ruimte en grondstoffen. Als je die samenhang niet ziet, kun je wel druk bezig zijn, maar schiet je voor geen meter op. Sterker nog: uiteindelijk val je stil.’

Dat Nederland ‘op slot zit’, zoals dat heet, komt dus door ad-hocbeleid?

‘Ja. Iedereen is het erover eens dat er keuzes nodig zijn rond waterbeheer, woningbouw, landbouw, klimaat, economie. Al deze thema’s hangen met elkaar samen en zijn van elkaar afhankelijk. Maar omdat beslissingen niet in samenhang worden genomen, gebeurt er niets. Bestuurlijke apathie is het gevolg. De besluitvorming is nu te veel ingericht in afzonderlijke kokers.’

Hoe verhoudt de visie op 2040 richting een krachtiger, menselijker en groener Nederland zich tot het christendemocratische rapport Zij aan zij?

‘Zij aan zij was een aanval op het neoliberalisme en het individualisme, vanuit het besef dat we elkaar weer nodig hebben. Dat gedachtegoed zie je inmiddels terugkeren in het debat. De visie op een menselijker Nederland is in feite een actualisatie van dat Zij aan zij-gedachtegoed. Niet omdat ik dat erin heb gestopt, maar omdat de eerdergenoemde groep deskundigen tot dezelfde conclusie kwam: een toekomstbestendig, groener en krachtiger Nederland vraagt om een verantwoordelijke samenleving, vanuit het besef dat we elkaar nodig hebben om de uitdagingen van deze tijd goed aan te kunnen.’

Omdat beslissingen niet in samenhang worden genomen, gebeurt er niets

Krachtiger, groener en menselijker: mooie idealen – daar kun je bijna niet tegen zijn –, maar de vraag lijkt mij wel: hoe kom je daar?

‘De weg naar een menselijker samenleving komt in feite neer op een pleidooi voor de verantwoordelijke samenleving, met minder regelzucht. Groener vraagt om een steviger inzet op de verduurzaming, vanuit het besef dat mensen prettiger en beter leven in een schone omgeving, met schoon water en voldoende groen. Krachtiger betekent dat we investeren in hoogwaardige verdiencapaciteit, een economie die rendeert, toekomstbestendig en robuust is.’

‘En we moeten realistisch zijn. We kunnen niet drie miljoen mensen in de zorg laten werken. Twee miljoen misschien, maar drie miljoen niet. We hebben ook mensen nodig in het leger of in andere economische sectoren die de economie draaiende houden.’

Welke keuzes maakt de denktank dan?

‘Sinds 2000 groeien de zorguitgaven jaarlijks met acht procent. Vooral de jeugdzorg explodeert.

Ons doel is dat de zorg niet harder groeit dan de economie. Dat vraagt om een economie met hoge toegevoegde waarde, een fors kleinere overheid – niet als doel op zich, maar omdat het kan door minder controledruk –, en het besef dat er naast een begroting in geld als het ware ook een begroting in menskracht nodig is.’

Dat klinkt erg planmatig. Zoiets leg je toch niet van bovenaf op?

‘Dat klopt. Je kunt niet bepalen wie waar gaat werken. Maar je kunt wél richting geven, normeren en kaders stellen. Bijvoorbeeld op de manier zoals de Staatscommissie Demografie dat doet met migratie. We kunnen paal en perk stellen aan de zorgkosten en de overheid verkleinen, en zo mensen vrijspelen voor andere sectoren.’

Een kleinere jeugdzorg? Hoe bereik je die?

‘De sleutel ligt niet bij VWS, maar bij onderwijs en de sociale infrastructuur in gemeenten, de leefomgeving van kinderen, bij een bredere sociale agenda. We geven nu negen miljard uit aan jeugdzorg; dat kan niet. Er zijn veel te veel kinderen in de jeugdzorg; er is een andere aanpak nodig. We moeten normaliseren, en niet onze toevlucht nemen tot het overorganiseren en overaanbieden van zorg.’

Hoe kun je de verkokering tegengaan en de lange termijn meer centraal stellen?

‘Mijn eerste antwoord is: dat kan door collegiaal bestuur, zoals we dat bij de gemeenten kennen. Daar ben je als college gezamenlijk verantwoordelijk voor de resultaten. Zoiets zou ook voor het rijk raadzaam zijn. Naast ministeriële verantwoordelijkheid ook een vorm van collegiaal bestuur, zodat ministeries elkaar opzoeken op dossiers als jeugdzorg, wonen, energie-infrastructuur en landbouw.’

‘Mijn tweede antwoord is: we leven, om met hoogleraar transitiekunde Jan Rotmans te spreken, “niet in een tijdperk van verandering, maar in een verandering van tijdperk”. Dit denken in termen van transities heeft de denktank Nederland 2040 geholpen de langetermijnhorizon scherp te houden bij het nader handen en voeten geven van de visie. Transities roepen weerstand op en chaotische toestanden, waarin het nieuwe, zoals een duurzame economie, al van onderop begint te ontstaan, terwijl het oude, de fossiele industrie, nog volop aanwezig is. In die tussenfase moet je die chaos en weerstand accepteren. Het is dan zaak datgene te versterken wat de transitie richting groener, krachtiger en menselijker mogelijk maakt, en af te bouwen wat deze transitie in de weg zit. In die tussenfase moet vooral je zekerheid organiseren, en leiderschap bieden om dat proces te begeleiden.’

De overheid moet voorspelbare kaders bieden

Hoe bied je die zekerheid, ook aan bedrijven in de fossiele sector of de staalindustrie, en aan burgers?

‘Allereerst: noem fossiele industrie niet de vijand. We moeten van fossiel af, maar dat kost twintig tot dertig jaar. Ik erger me aan zwart-witbeelden over de industrie, bijvoorbeeld over Tata Steel, dat nu al te makkelijk in de beklaagdenbank zit, terwijl Hoogovens zoveel jaren essentieel was voor de Nederlandse economie. Essentieel is dat ook deze bedrijven hun nek uitsteken en dat ze geholpen worden de transitie richting de nieuwe economie te maken. Maar er moet wel een eerlijk gesprek komen over waar staalproductie zich het best kan ontwikkelen; zo is Zweden misschien goedkoper en duurzamer.’

‘Voor burgers geldt hetzelfde: prijzen worden hoger. Dan moet de boodschap zijn: we laten je niet vallen. De overheid moet voorspelbare kaders bieden om ook voor burgers, met name die met een kleine portemonnee, de transitie richting een duurzamer en groener Nederland aantrekkelijk te houden.’

‘Het is belangrijk dat de veranderingen in het klimaat die om een andere ordening van de samenleving vragen, mensen niet angst aanjagen, maar juist perspectief bieden op iets wat duurzaam aantrekkelijker is: in termen van ons rapport krachtiger, groener en menselijker. Vertrouwen in de overheid is essentieel; daar is de afgelopen jaren veel misgegaan wat mij betreft. Het bieden van bestaanszekerheid, een term waarmee Pieter Omtzigt school maakte, is wat mij betreft cruciaal, ook voor de christendemocratie.’

Is dat niet wat te veel gevraagd? Die zekerheid kun je als overheid toch niet bieden?

‘In existentiële zin natuurlijk niet. Shit happens. Wel als het gaat om het bieden van een vloer waar je niet doorheen kunt zakken. In woelige tijden waarin we niet alles kunnen voorzien, moeten we er wel voor zorgen dat je als burger niet door de bodem zakt. En bieden we bedrijven een helder speelveld op basis van een beperkte set regels waar je van opaan kunt, en die niet bij het minste of geringste veranderen.’

Er is volgens u leiderschap nodig én participatie. Waarom?

‘Leiderschap om richting te geven, maar de weg ernaartoe is een gezamenlijke opgave. Daarvoor moet je uit de eigen bubbel komen. Gemeenten spelen hierin een sleutelrol: wij zijn de eerste overheid. De VNG-leden zullen ook de verantwoordelijkheid moeten nemen om verstandig voor te sorteren op de toekomst. Daarin passen gesprekken met eigen inwoners over de richting die Nederland moet inslaan. Maar het liefst straks ook weer samen met de rijksoverheid. Een gedeelde agenda over de inrichting van Nederland ontbreekt op dit moment totaal. Kijk naar het al eerder genoemde asieldossier: burgemeesters voeren de wet uit, maar worden door de regering voor de bus gegooid. Succes wil men niet zien. Het idee dat je samen één overheid vormt is weg. Terwijl we elkaar juist keihard nodig hebben.’

De grote vereenvoudiging

U bepleit in Nederland 2040 onder andere ‘een grote vereenvoudiging’. Waarom?

‘Die is vanuit twee perspectieven nodig. Allereerst vanuit burgers. Toeslagen durven zij vaak niet aan te vragen vanwege schuldrisico’s. We hebben een eenvoudiger systeem nodig, gebaseerd op een basisbaan. Landelijk grofmazig, lokaal verfijnd. De hersteloperatie toeslagen laat zien hoe bureaucratisch het nu is. Iedereen zegt dat het huidige systeem niet houdbaar is, zelfs de Belastingdienst beaamt dat. Ook vanuit ondernemers gezien is het essentieel. We hebben ondernemen bijna onmogelijk gemaakt. Toezicht, protocollen, formats: alles wordt gecontroleerd en nog eens gecontroleerd. We hebben becijferd dat de regeldruk met maar liefst negentig procent kan worden verminderd.’

Toezicht, protocollen, formats: alles wordt gecontroleerd en nog eens gecontroleerd

Kunt u voorbeelden noemen van het stapelen van controle op controle?

‘Denk bijvoorbeeld aan het aantal fte’s aan de kant van inspecties en toezichthouders, zoals de AFM en De Nederlandsche Bank. Ik wil het niet groter maken dan nodig, maar als commissaris bij de Bank Nederlandse Gemeenten zie ik dit van dichtbij. Die bank is in een paar jaar veel groter geworden qua fte’s – niet omdat het werk inhoudelijk is toegenomen, maar omdat er zwaardere toezichtseisen gelden. We vallen inmiddels onder het toezicht van de Europese Centrale Bank. Voor een kleinere bank gelden nu dezelfde regels als voor grote instellingen als ABN AMRO en ING, waardoor je een enorme hoeveelheid dossiers moet herzien. Dit patroon zie je overal in de samenleving terug. Ook als gemeenten zijn we voortdurend bezig uitvoering te geven aan nieuwe regelgeving, bijvoorbeeld rond de Wet open overheid. Er zijn zoveel wetten die leiden tot extra formatie; we zijn hierin echt doorgeschoten. Het grote nadeel is dat we hiervoor geen samenleving terugkrijgen die beter, krachtiger, menselijker of groener wordt; integendeel, het kweekt slechts chagrijn en stilstand.’

‘In mijn proefschrift noem ik dit de “risico-intolerante samenleving”: een samenleving waarin mensen geen risico’s meer durven nemen, niet meer ondernemen, of zelfs geen toeslagen meer durven aanvragen. Al die extra controles leveren slechts de schijn van risicobeheersing op. Nu kunnen we ons dit misschien nog veroorloven, maar straks niet meer. De overheid moet kleiner worden, zodat ruimte ontstaat voor andere kerntaken, zoals de zorg. Maar het vergt bestuurlijke moed om die weg daadwerkelijk in te slaan.’

Wat hoopt u met het rapport van de denktank vooral inhoudelijk te bereiken?

‘Op basis van dit rapport zie ik idealiter een mogelijke pacificatie rond klimaat en duurzaamheid voor me, een pacificatie die broodnodig is.’

‘Ter toelichting: er waren lange tijd drie grote breekpunten in de politiek: migratie en asiel, Europa, en klimaat. Dankzij het werk van de Staatscommissie Demografische Ontwikkeling zijn de scherpe tegenstellingen op migratie in zekere zin geneutraliseerd.4 Europa is onder meer door geopolitieke ontwikkelingen niet meer controversieel. Ook met rapporten als die van Letta5 en Draghi6 achter de hand is er inmiddels veel meer draagvlak voor een sterk Nederland in een sterk Europa. Vrijwel niemand wil nog uit de EU, op misschien een verdwaalde PVV’er of FvD’er na. Het derde mogelijke breekpunt in de samenleving is het klimaat. Dat blijkt hardnekkiger en complexer. Op het terrein van duurzaamheid lopen de opvattingen nog sterk uiteen. De toekomstvisie Nederland 2040 kan in potentie net zo’n pacificerende werking hebben als de staatscommissie had op migratie en demografische ontwikkeling. Er is ook met net zo’n breed samengestelde groep aan het advies gewerkt.’

Ik zie een mogelijke pacificatie rond klimaat en duurzaamheid voor me, die broodnodig is

Is dit mogelijk in de huidige politieke constellatie? Veel aandacht is er niet voor het klimaat.

‘Ja, mits de vraagstukken in samenhang worden besproken. Dat vergt politieke moed. Met onder andere een sterk CDA kan dat. We werken met tal van andere koepels aan bouwstenen voor een regeerprogramma [deze zijn inmiddels naar informateur Sybrand Buma gestuurd; red.]. Nederland moet uit de stilstand worden gehaald.

Twee van de grote opgaven voor het komende kabinet zijn woningbouw en stikstof. Om op die terreinen vorderingen te realiseren, moeten er sowieso ook stappen worden gezet op het gebied van klimaat. Zonder pacificatie op dit terrein komen we dus niet uit de impasse.’

Trekt u dan samen met de rijksoverheid op?

‘Graag. Mits er ook stevig wordt ingezet op betrouwbaarheid, en er een duidelijke focus op de lange termijn en op uitvoerbaarheid is. Dat betekent óók een drastische vermindering van de regeldruk.’

‘Wij werken zoals gezegd zelf ook aan de bouwstenen voor een regeerprogramma, mede op basis van Nederland 2040, waarin we concrete stappen zetten op het terrein van economie, ruimte, migratie en bestaanszekerheid, gericht op een krachtiger, menselijker en groener Nederland. Wij nodigen het kabinet uit om daarin mee te bewegen.’

Noten

  • 1.Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Zij aan zij. Toekomstperspectief voor Nederland in 2030. Den Haag: WI, juli 2020.
  • 2.Kees Kraaijeveld, Dries Bartelink en Sanne Roessingh, Nederland 2040. Een toekomstbeeld. Keuzes voor de lange termijn. Den Haag: Nederland 2040, mei 2025.
  • 3.Leonard Kemp Geluk, Moeilijke omstandigheden, makkelijke oordelen? Bouwstenen voor een beoordelingsmodel voor onderzoekscommissies (proefschrift Erasmus Universiteit Rotterdam). Rotterdam, september 2025.
  • 4.Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, Gematigde groei. Rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. Den Haag: Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, 2024.
  • 5.Enrico Letta, Much more than a market. Speed, security, solidarity. Empowering the Single Market to deliver a sustainable future and prosperity for all EU Citizens, april 2024.
  • 6.Mario Draghi, The future of European competitiveness. Part A: A competitiveness strategy for Europe (September 2024). Luxemburg: Publications Office of the European Union, 2025.
Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Nummer 4, winter 2025

ABONNEER je nu Laatste editie VORIGE editie

Privacy policy

Algemene voorwaarden

© 2009-2025
Boom uitgevers Amsterdam

Redactieadres

Christen Democratische Verkenningen
t.a.v. drs. M. Janssens

Postbus 30453
2500 GL Den Haag

marc.janssens@wi.cda.nl

 

 

 

Administratie

Boom uitgevers Amsterdam B.V.

Postbus 15970

1001 NL Amsterdam

Nederland

088-0301000

klantenservice@boom.nl