Focus op gedeelde belangen in samenwerking met Afrika
Samenvatting
De focus op kortetermijneigenbelang is weer terug, maar ontwikkelingssamenwerking gaat vaker fout als regeringen de hulp directer koppelen aan het directe nationale kortetermijnbelang. Dat betekent niet dat Nederland belangeloos hulp moet geven – zeker niet! Er moet echter sprake zijn van ‘verlicht eigenbelang’. Dat betekent dat internationale samenwerking zich moet richten op gezamenlijke internationale uitdagingen, zoals mondiale gezondheid en klimaat, in plaats van op het hier en nu in Nederland.
Ten tijde van de Koude Oorlog werd ontwikkelingssamenwerking veel gebruikt om bevriende regimes aan de macht te houden en communistische invloeden te verminderen. Zo bleef de Amerikaanse overheid de Congolese president Mobutu met miljarden dollars steunen, terwijl duidelijk was dat hij dit geld, ten koste van zijn bevolking, onder andere gebruikte om een paleis te bouwen op de plek in de jungle waar hij geboren was. Hij liet daar bovendien een landingsbaan voor Concordes aanleggen, zodat hij en zijn vrouwen snel in Parijs konden shoppen. Amerikaanse diplomaten zeiden: ‘We know he is a son of a bitch, but he is our son of a bitch.’ Dit was op korte termijn slim en handig met een geopolitieke tunnelvisie, maar op lange termijn een ramp.
Kortetermijnblik en tunnelvisie werken vaker contraproductief
Het geld dat Mobutu ontving om zijn gezondheidszorg te versterken, gebruikte hij om zijn dictatuur te verstevigen. In de tussentijd verslechterde de primaire gezondheidszorg en kon hiv/aids zich onder de radar langzaam ontwikkelen tot de wereldwijde pandemie die uiteindelijk ook in Europa tot 300.000 doden leidde. Dus, op de korte termijn leek het wellicht in het westerse belang om types als Mobutu te ondersteunen, maar uiteindelijk schoot het Westen zichzelf daarmee in de voet.
Het is van belang dat we hier nu naar kijken, want de focus op het kortetermijneigenbelang is terug. Aan beide zijden van de Atlantische Oceaan stellen regeringen dat ontwikkelingssamenwerking direct moet bijdragen aan de nationale belangen. Voor de Amerikaanse Secretary of State Marco Rubio houdt dat in dat alle internationale samenwerking direct moet leiden tot een ‘veiliger, sterker en rijker Amerika’. Voor minister Klever in Nederland betekent het dat samenwerking direct een van de drie kernbelangen van Nederland moet dienen, dat wil zeggen ‘veiligheid, verminderde migratie of meer handel’.
In mijn boek Foreign aid and its unintended consequences geef ik een top tien van de belangrijkste bijwerkingen van internationale samenwerking.1 Op drie daarvan is er een verhoogd risico nu regeringen ontwikkelingssamenwerking direct koppelen aan het kortetermijneigenbelang van de donorlanden, en haar bijvoorbeeld instrumentaliseren voor geopolitieke doeleinden. Het gaat dan om effecten op kwaliteit van bestuur, effecten op lokale productiecapaciteit, en zogenoemde backlasheffecten. Deze drie effecten werk ik hierna kort uit.
Nederland en de Europese Unie dragen onbedoeld bij aan autoritaire regimes en slecht bestuur
1. Onbedoeld versterken van autocratische krachten
Waar Mobutu een pion van het Westen was in de strijd tegen de Sovjet-Unie, zo zijn de presidenten van Tunesië, Libië en Egypte pionnen in de strijd tegen irreguliere migratie. Dit houdt in dat deze leiders met meer mensenrechtenschendingen en autoritaire trekken wegkomen dan anders het geval zou zijn. Dit blijkt ook uit de recente mensenrechtenevaluatie van het IOB: Nederland en de Europese Unie dragen onbedoeld bij aan autoritaire regimes en slecht bestuur.2 Op de lange termijn creëren slechter bestuurde landen minder economische groei en stabiliteit, wat juist weer tot meer irreguliere migratie kan leiden.
2. Risico op ondermijning van lokale productiecapaciteit
Als handelsbelangen van donorlanden de belangrijkste drijfveer van ontwikkelingssamenwerking zijn, kan dat de lokale productiecapaciteit in ontwikkelingslanden ondermijnen. Vroeger was veel van de voedselhulp afkomstig van rijke landen; het betrof overproductie en het was een gesubsidieerde manier van westerse boeren om van hun surplus af te komen. Deze voedselhulp had als bijwerking dat lokale boeren ondermijnd werden omdat hun producten duurder waren dan het gedumpte voedsel. Ten tijde van het ‘einde van de geschiedenis’ werden serieuze stappen gezet om dit type voedselhulp te vervangen door het stimuleren van lokale productiecapaciteit. En met succes: zo kocht het World Food Program steeds meer lokaal in, wat een steun in de rug was voor vele Afrikaanse boeren. Nu echter de belangen van westerse en Nederlandse boeren centraler komen te staan, moet we erop letten dat dit niet tot de oude patronen van marginalisatie leidt.
3. Antiwesterse gevoelens aanwakkeren
Ten slotte zien we dat de meer geopolitieke hulp ook kan bijdragen aan meer weerstand bij burgers in het mondiale Zuiden richting het Westen. In tegenstelling tot de Chinese overheid, die altijd al sprak over win-winpartnerschappen, presenteerden Europese overheden en organisaties zich nog te vaak als ‘witte redders’. Hoewel de steun uit Europa net zo – en in toenemende mate – gericht is op gedeelde belangen met Afrika, presenteert onze huidige regering die juist als hulp. De naamsverandering van het ministerie van ‘ontwikkelingssamenwerking’ naar ‘ontwikkelingshulp’ is daar een goed voorbeeld van – met het risico juist weerstand te creëren.
Niet iedere vorm van Nederlandse solidariteit dient in het hier en nu meteen terugverdiend te worden
Wat werkt wel? Gelijkwaardige en transparante partnerschappen
De Adviesraad Internationale Vraagstukken deed in 2022 iets heel simpels in zijn advies Urgentie van een nieuwe Nederlandse Afrikastrategie.3 De AIV maakte een overzicht van de centrale Afrikaanse belangen, en legde uit dat de Nederlandse Afrikastrategie deze Afrikaanse belangen net zo serieus moest nemen als de Nederlandse belangen: juist door raakvlakken tussen deze belangen te vinden kunnen regeringen duurzame, effectieve en gelijkwaardige partnerschappen starten. Zo hebben veel Afrikaanse regeringen meer belang bij het stimuleren van meer mogelijkheden tot legale migratie dan bij het tegengaan van illegale migratie. Veel Afrikaanse regeringen hebben meer belang bij het zelf verwerken van grondstoffen en industrialisering dan bij het zelf exporteren van ruwe grondstoffen. In de Afrikastrategie van de Nederlandse regering uit 2023 neemt ze het AIV-denken over en wordt een hoofdstuk gewijd aan ‘samenwerking vanuit gezamenlijke doelen en wederzijdse belangen’.4
Helaas was de inkt van de Afrikastrategie nog niet droog of de verantwoordelijke minister, Liesje Schreinemacher, leek het idee van gelijkwaardigheid alweer vergeten te zijn. In het Algemeen Dagblad verviel ze in reflexen die doen denken aan de ‘ethische politiek’ ten tijde van het kolonialisme: ‘Er is een inhaalslag nodig om grondstoffen voor Europa veilig te stellen. Er zit nog heel veel in de Afrikaanse grond.’ Ze stelt voor dat het kabinet eraan gaat werken dat Nederlandse bedrijven zonder te veel risico’s aan de slag kunnen in de Afrikaanse mijnbouw, maar wel op een duurzame manier. ‘En we willen niet dat kindjes in de kobaltmijnen in Congo werken. De Chinezen hebben daar minder moeite mee, ze stellen ook geen milieueisen.’5 Dergelijke narratieven kloppen niet – Chinese bedrijven hebben die wel degelijk, en er gaat ook veel mis met Europese bedrijven6 – en geven Afrikaanse counterparts het gevoel dat Europese partijen hen met een onterecht superioriteitsgevoel blijven bejegenen, zonder in te gaan op wat Afrikaanse regeringen echt interesseert: industrialisering.
Transparantie: het beste middel tegen neveneffecten
Uit de Afrobarometer, een representatieve steekproef van Afrikanen van het hele continent, blijkt dat Afrikanen bovenal betere overheden willen hebben.7 De rapporteurs stellen: ‘Het versterken van de transparantie van de overheid en het opbouwen van een samenwerkingsrelatie tussen burgers en de staat kan aanzienlijke opbrengsten opleveren.’8 Internationale samenwerking met Afrikaanse regeringen kan die band tussen Afrikaanse burgers en regering zowel versterken (als de regering als gevolg van de internationale steun meer rekenschap richting haar burgers moet afleggen) als verzwakken (als de regering zich door internationale steun minder van haar bevolking hoeft aan te trekken). De rapporteurs over de Afrobarometer lichten ook toe wat dat betekent voor Europa: ‘Openheid en transparantie zouden ook kernprincipes moeten worden die verweven zijn in alle EU-overeenkomsten en -betrokkenheid in Afrika. Transparantie – zowel tussen de EU en overheids- of niet-overheidsontvangers van haar steun, als tussen Afrikaanse regeringen en hun burgers – zou een vereiste moeten zijn die in elke transactie en uitwisseling is ingebouwd.’9 Op die manier kan de bevolking zien of de regering het ontvangen geld of de andere voordelen die voortkomen uit de internationale samenwerking, goed aanwendt of juist niet.
Helaas is die transparantie nog onvoldoende. Het eerdergenoemde IOB-rapport laakte het gebrek aan transparantie van bijvoorbeeld de mensenrechtenmaatregelen bij exportkredietverzekeringen.10 Ook de EU-grondstoffendeal met Rwanda maakt niet transparant hoe de EU gaat voorkomen dat deze onbedoeld bijdraagt aan de smokkel van grondstoffen (en landjepik) in Oost-Congo. Kortom, op het vlak van transparantie kunnen de EU en Nederland in hun relatie met Afrika nog een slag maken.
De quid-pro-quobenadering werkt vaak contraproductief, helemaal als we die serveren met een sausje van wittereddersmentaliteit
Hoe ziet die gelijkwaardigheid er dan uit?
Met het oog op de gezamenlijkheid van de mondiale uitdagingen, en ook met het oog op het draagvlak in de Nederlandse samenleving, is het goed dat Nederland en de EU meer investeren in de relatie met Afrika vanuit verlicht eigenbelang. Instabiliteit, ontbossing en slechte gezondheidszorg schaden ook de Nederlandse belangen op de lange termijn. Maar dat betekent nog niet dat iedere vorm van Nederlandse solidariteit in het hier en nu meteen terugverdiend dient te worden, hetzij in cash voor Nederlandse bedrijven, hetzij in stemmen in de Verenigde Naties. Laten we bijvoorbeeld de expertise van Nederlandse universiteiten en boeren gebruiken om ondervoeding op lange termijn tegen te gaan door lokale landbouw klimaatbestendig te maken (verlicht eigenbelang); dat is beter dan onze landbouwexportbelangen te laten prevaleren, die lokale landbouw kunnen ondermijnen (direct eigenbelang). Deze quid-pro-quobenadering werkt vaak contraproductief, helemaal als we die serveren met een sausje van wittereddersmentaliteit. Veel Afrikanen accepteren dat, totaal terecht, niet meer. De eenentwintigste eeuw vraagt om gelijkwaardige en transparante partnerschappen met ons buurcontinent. Laten we ons daarvoor inzetten.
Artikel in het kort:
- De teruggekeerde focus op kortetermijneigenbelang in ontwikkelingssamenwerking werkt averechts
- De belangrijkste negatieve effecten zijn: versterking van autocratische regimes, hetgeen kan leiden tot meer mensenrechtenschendingen en instabiliteit; ondermijning van lokale economieën; en het versterken van antiwesterse gevoelens
- Een effectieve ontwikkelingsstrategie vereist dat westerse landen de belangen van Afrikaanse landen serieus nemen, bijvoorbeeld door legale migratiekansen en industrialisering te ondersteunen in plaats van enkel eigen economische voordelen na te streven
- Westerse landen, zoals Nederland en de andere EU-landen, moeten transparanter zijn over de voorwaarden en impact van hun samenwerkingsprojecten, om ongewenste neveneffecten te voorkomen
Noten
- 1.Dirk-Jan Koch, Foreign aid and its unintended consequences. Londen: Routledge, 2024.
- 2.Martin van Vliet, Tussen papier en praktijk. Evaluatie van het Nederlandse mensenrechtenbeleid in een veranderende wereldorde (2017-2022) (IOB Evaluatie). Den Haag: Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB), december 2024.
- 3.Adviesraad Internationale Vraagstukken, Urgentie van een nieuwe Nederlandse Afrikastrategie (AIV Adviesbrief 36). Den Haag: AIV, 14 juli 2022.
- 4.Ministerie van Buitenlandse Zaken, De Nederlandse Afrikastrategie 2023-2032. Den Haag: Ministerie van Buitenlandse Zaken, juni 2023, pp. 22-43.
- 5.Hanneke Keultjes en Laurens Kok, ‘Afrika is een slapende reus die langzaamaan wakker wordt: in strijd met China voor bodemschatten’, Algemeen Dagblad, 30 mei 2023. Zie https://www.ad.nl/politiek/afrika-is-een-slapende-reus-die-langzaam-wakker-wordt-in-strijd-met-china-voor-bodemschatten~ac94bcff/
- 6.Sanne van der Lugt, ‘Six persistent myths about China-Africa relations’, Clingendael Spectator, 16 september 2020. Zie https://spectator.clingendael.org/en/publication/six-persistent-myths-about-china-africa-relations
- 7.E. Gyimah-Boadi en Joseph Asunka, The future Africans want. When optimism is power (EUISS Policy Brief 14). Parijs: European Union Institute for Security Studies, juni 2021. Zie https://www.afrobarometer.org/wp-content/uploads/2022/10/Brief_14_2021.pdf
- 8.Gyimah-Boadi en Asunka 2021, p. 1.
- 9.Gyimah-Boadi en Asunka 2021, p. 7.
- 10.Van Vliet 2024, p. 9.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.