Er is geen angst meer voor een boze God, maar voor het boze volk
Samenvatting
De menigte is aan de macht en niemand die nog leidinggeeft. Jaap Smit hekelt het gebrek aan leiderschap in het huidige politieke klimaat. Er is geen angst meer voor een boze God, maar voor het boze volk. Bij gebrek aan een gedeeld verhaal over de grote moraal, resteert alleen de kleine moraal van het opgeheven vingertje: ‘We zijn niet meer het land van de koopman en de dominee, maar dat van de kruidenier en de farizeeër.’
In zijn woonkamer in het voormalig zendingshuis in Oegstgeest kijken we met Jaap Smit terug op zijn veertig jaar lange loopbaan: van dorpsdominee en legerpredikant, via organisatieadviseur en directeur van Slachtofferhulp Nederland, tot vakbondsleider op het Malieveld, de voortuin van zijn laatste werkplek, het Provinciehuis Zuid-Holland, waar hij als commissaris van de Koning afgelopen september na bijna elf jaar is gestopt. Hij schreef over die periode het boek Zonder kompas geen koers. De theoloog als bestuurder in een zoekende samenleving.1
Het bijzondere van het boek is de centrale plaats die theologie inneemt. Smit stelt dat begrippen als schuld, boete, vergeving en genade helaas in onbruik zijn geraakt. De grote richtinggevende verhalen en begrippen zijn we kwijtgeraakt en er is een benauwde afrekencultuur voor in de plaats gekomen. Zonder een onderliggend verhaal lijkt politiek te zijn verworden tot procesmanagement en het zo veel mogelijk pleasen van het volk.
Welke lessen trekt Smit uit zijn loopbaan? Hoe kijkt hij aan tegen de huidige rol van het CDA, en hoe beziet hij de huidige toestand van de wereld?
‘We hebben een kompas nodig om in deze tijd van verwarring en boosheid elkaar weer op te zoeken, om zaken te herstellen waar nodig en te vernieuwen waar wenselijk. We hebben inspirerende voorgangers nodig met een aansprekend en overtuigend verhaal dat iets anders vertolkt dan het sluiten van de ramen en deuren, de terugkeer naar tijden die voorbij zijn.’ Het is al met al tijd voor wat Smit een ‘omgekeerd populisme’ noemt – niet het volk naar de mond praten, maar het een spiegel voorhouden: ‘Mensen, zullen we eens stoppen met al dat oppervlakkige gewauwel? Weten we wel waar we mee bezig zijn en wat we op het spel zetten?’
U bent naar eigen zeggen prettig synodaal gereformeerd opgevoed en hebt bepaald geen last van Wolkers-achtige complexen. Waarom is theologie volgens u zo belangrijk?
‘Het helpt bij de vorming van een richtinggevend kompas. Mijn kompas is gevormd door de traditie waarin ik ben grootgebracht, maar ook veel andere religieuze tradities kunnen je boven jezelf uittillen. Het begrip voor het belang van de bijbehorende verhalen, de rol van religie en rituelen is helaas grotendeels verloren gegaan en er is niets voor in de plaats gekomen. Ik zie, samen met bijvoorbeeld Hans Boutellier, een leegte op dat punt, pure armoede. Daarmee zeg ik niet dat we terug moeten naar de tijd van mijn jeugd, maar wel dat het ons ontbreekt aan een groot gemeenschappelijk verhaal dat de samenleving richting kan geven in deze woelige, barre tijden. Dat is de grondzorg geweest bij het schrijven van mijn boek. We komen niet veel verder dan wat ik “krabbelen aan de oppervlakte” noem; we komen niet meer aan het echte fundamentele gesprek toe. Er is een kakofonie aan geluiden. Er doen allerlei verhaaltjes de ronde. Als mensen nergens meer in geloven, zijn ze in staat alles te geloven, en dat zie ik op dit moment gebeuren. In lege hoofden is ruimte voor een hoop gevaarlijke onzin.’
Als mensen nergens meer in geloven, zijn ze in staat alles te geloven
U haalt er zelfs Horkheimer en Adorno bij, die met hun boek Dialectiek van de Verlichting (1947) fundamentele kritiek op de moderne samenleving leverden.2
‘Dat geschrift heeft tijdens de theologiestudie in Leiden grote indruk op mij gemaakt. We moesten het lezen van mijn hoogleraar en leermeester praktische theologie Ted van Gennep. Kort en goed en in mijn eigen woorden samengevat: de verlichte mens heeft God met pensioen gestuurd, en van de weeromstuit schept de mens zichzelf waarden die zich als ideologieën doorzetten en de mens gevangenhouden. Wat ons heden ten dage daarvan nog rest, is niets anders dan een nietsontziende kapitalistische ideologie. De verlichte, zogenaamd bevrijde mens, verzuipt in de eindeloze zee van zijn vrijheid. Het is een vrijheid die hem ook in zichzelf gevangenhoudt.’

Jaap Smit
Foto: Dirk Hol
‘Van Van Gennep leerde ik ook dat de theologie niet opgesloten hoort te zijn in een kerk, maar de samenleving veel te bieden heeft. Dat inzicht dreigt verloren te gaan. Sterker nog, ons land is doorgeschoten in een dogmatisch secularisme. Hierin wordt het “ik” tot het middelpunt van het universum en de geschiedenis gemaakt, maar dat is simpelweg een grote leugen. Je bent, hoe je het ook wendt of keert, onderdeel van een groter geheel. Als dat besef verloren raakt, dan draait alles om mij als individu. Dan is mijn medemens geen metgezel, maar een concurrent of een sta-in-de-weg, of in het ergste geval een vijand. Dan hebben we geen samenleving meer, maar enkel een set losstaande individuen die geen boodschap aan elkaar hebben. Ik zet het zwaar aan wellicht, maar dat is wel wat ik zie gebeuren.’
‘In Seedorf, waar ik als legerpredikant naartoe ging, was mijn eerste verhaal voor de toehoorders dat van Kaïn en Abel, met de klassieke vraag: “Ben ik mijn broeders hoeder?” Ik wilde ze meegeven om vooral een beetje te letten op elkaar: een essentiële deugd, ook en juist als militair. Er is een groter belang dan je eigen belang en dat van je bubbel. Het probleem van de politiek van deze tijd is dat zij “verbubbeld” en versplinterd is tot niet meer met elkaar communicerende eenheden. We kunnen niet meer luisteren, en zijn voortdurend ons eigen verhaal aan het rondtoeteren. In het leger, maar ook elders, proefde ik de schreeuwende behoefte aan richtinggevende verhalen. In een volstrekt seculiere omgeving was ik de “man Gods” binnen een geweldsapparaat waarheen ik gezonden was om de humaniteit te bewaken.’
Aloude religieuze verhalen laten ons weten wie we zijn en wat we kunnen worden
Naast de schreeuwende behoefte aan zingeving signaleert u aan de andere kant juist ook een religiestress en onvermogen om zelfs op herdenkingen met religieuze teksten om te gaan.
‘Ja, dat klopt. Ik zag bijvoorbeeld bij de herdenkingsdienst voor de MH17-slachtoffers een enorme verlegenheid om met religieuze teksten om te gaan, en angst om deze te gebruiken, omdat het vooral geen kerkdienst mag worden. Het “gewone” Onzevader mag dan dus niet, maar in een exotische taal gezongen, dat kan dan weer wel. Ik zag het ook als vicevoorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, en ook als voorzitter van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO), de branchevereniging van kerk- en geloofsgemeenschappen. Maar als er niet meer uit die religieuze bronnen geput mag worden, vervlakt ons spreken over de moraal enorm en kunnen we elkaar als medemensen niet meer boven de diepste wanhoop uittillen.’
‘Het spreken over de grote morele vragen is noodzakelijk. We hebben een nieuw dragend verhaal voor de samenleving nodig. Ik wil daarbij niet terug naar vroeger, maar ben op zoek naar nieuwe bakens voor de samenleving. Precies daarvoor zijn de aloude religieuze verhalen geschikt. Ze laten ons weten wie we zijn en wat we kunnen worden.’
Wat heeft de eerste tijd van predikant zijn voor verschillende gemeentes u gebracht?
‘Ik werd in 1984 predikant in Ellecom en De Steeg, twee mooie kleine dorpen aan de Veluwezoom. Als beginnende dorpsdominee, ik was toen 27 jaar, werd ik gelijk in het diepe gegooid. Men verwachtte van mij in eerste instantie alle antwoorden op levensvragen. Maar ik heb hun verteld dat geloven voor mij niet is het kunnen beantwoorden van alle vragen, maar het vermogen om met die levensvragen te durven leven. Zo is dat voor mij gebleven. Daarom ook dat beeld van een kompas in mijn boek. Een kompas is niet een ding dat zegt: “Daar moet je zijn”; het geeft geen bestemming aan, maar het zegt wel: “In die richting zou je het kunnen zoeken.”’
‘In 1997 ging ik voor de eerste keer met pensioen. Ik was 40 jaar en legde mijn ambt als predikant neer in mijn toenmalige gemeente Heemstede. Ik ging met emeritaat, zoals dat in die kringen heet. In mijn afscheidsdienst heb ik gepreekt over de tekst “Gij zijt het zout der aarde” uit het evangelie naar Mattheüs. In mijn persoonlijke uitleg van die tekst betekende dat: ik ben als predikant op smaak gebracht en met die smaak ga ik naar buiten, de samenleving in. Daar heb ik gemerkt hoeveel zeggingskracht die verhalen hebben. Niet van: “Ik zal u even uit Mattheüs voorlezen, want daar staat precies in wat de Here Jezus van u wil”, maar: “Dit zijn verhalen uit het leven gegrepen over u en mij.” Het zijn verhalen van omzien naar elkaar, van uittocht en transitie – het Exodusverhaal, het beste verhaal over verandering dat er is –, van zorg voor de weduwe, wees en vreemdeling. Ze gaan stuk voor stuk over vraagstukken waar we nu middenin zitten en die ons helpen ons egocentrisme los te laten en onze blik te verruimen. Dat is heilzaam. Het is niet voor niks dat ik zelf nog geregeld preek; veel preekwerk is voor mij in eerste instantie ook jezelf toespreken.’
Wat is daarbij voor u de kern?
‘Dat is de Zuid-Hollandse wapenspreuk: “Wees waakzaam en vertrouw op God.” Als je dat laatste niet meer goed kunt, vertrouw jezelf dan toe aan een groter geheel. Vanuit het besef dat je deel uitmaakt van een geschiedenis die niet bij jou begonnen is en niet bij jou ophoudt. We hebben een andere levenshouding nodig dan de huidige dominante individualistische mentaliteit: “Ik ben het middelpunt van het universum en stoor me aan niets en niemand.” De nieuwjaarstoespraken die ik als commissaris gehouden heb zijn eigenlijk ook allemaal preken. Het zijn verhalen met een boodschap die sommigen niet altijd prettig vonden omdat zij zich aangesproken voelden. Wat zie ik in de samenleving, waar maak ik mij bezorgd over, waar ben ik blij om?’
Als je weet dat je kunt zwemmen, maakt het niet uit hoe diep het water is
Van consultant tot bestuurder
Wat mij opvalt, is dat u in alle professionele rollen die u vervuld hebt, in zekere zin de rol van buitenstaander had die de boel een beetje opfrist. Herkent u dat?
‘Ja, dat klopt. Ik geloof bijvoorbeeld niet dat ik een doorsnee dominee ben geweest. Daarna was ik een vreemde eend in de bijt van de consultancy, en werd ik zonder noemenswaardige bedrijfservaring directeur van Slachtofferhulp Nederland. Mijn motto was altijd: “Als je weet dat je kunt zwemmen, maakt het niet uit hoe diep het water is.”’
‘Ik heb overal met een kritische en naar ik hoop ook opbouwende blik gekeken naar wat er op dat moment nodig was.’
U maakte na het predikantschap binnen een gemeente de overstap naar de advieswereld. In zekere zin werd u daar bij KPMG met de vaart der volkeren mee geschoold in het Angelsaksisch denken en het New Public Management. Wanneer ontstond de weerstand daartegen?
‘Ik heb van meet af aan bezwaar gemaakt tegen de gedachte dat de relatie tussen burger en overheid er een is tussen klant en leverancier. De overheid is geen bedrijf waar je als klant diensten van afneemt.’
‘Ik heb dat ook in mijn CNV-tijd altijd geroepen als mensen klaagden over de overheid. Dan vroeg ik: “Van wie is de overheid?” Die is van ons, van jou en mij. Wij zijn er mede-eigenaar van. Overheidsdienaren regelen zaken voor mij waar ik geen zin in heb of geen verstand van heb. Het is niet een IKEA waar ik mijn spullen haal. Als je dat wel denkt, is het geen wonder dat mensen ontevreden gaan weglopen als er niet snel geleverd wordt wat mensen wensen.’
Vanuit uw rol als directeur van Slachtofferhulp Nederland bent u ook kritisch geweest over het spreekrecht voor slachtoffers. Waarom?
‘Ik ben zeer voor een sterkere positie voor het slachtoffer. Sterker nog, daar heb ik mij ook als directeur Slachtofferhulp voor ingezet. Maar het spreekrecht voor slachtoffers is daarbij niet het ei van Columbus. Het kan ook teleurstellingen in de hand werken, omdat mensen wel hun ervaringen en frustraties kunnen uiten, maar geen invloed op de uitspraak hebben. Veel beter is het om slachtoffers weer op eigen benen te zetten en te leren omgaan met het leed dat hun is aangedaan. Ik zei weleens: “Sta op en wandel; blijf niet hangen op het matje van je slachtofferschap.” En tegen nabestaanden van moord en doodslag: “Ik wil jullie helpen verder te kunnen leven met het leed dat je is overkomen.” Dat gaat verder dan het kunnen zeggen voor een rechtbank wat je is overkomen.’
‘Ik denk dat deze insteek vanuit betrokkenheid met mijn pastorale verleden te maken heeft. Als je een hulpverlener bent, blijf je aan de andere kant van de tafel zitten. Als pastor kom je van achter die tafel naar iemand toe, loop je een tijdje met mensen op, neemt zonodig even een deel van de last op je schouders of sla je een arm om iemands schouder heen.’
‘Ook maakte ik bezwaar tegen de sterk gejuridiseerde samenleving waarin we zijn terechtgekomen. Bij de nasleep van ongelukken ontstaan veel loopgravengevechten over het compenseren van de geleden schade en de gederfde inkomsten, terwijl het ook belangrijk is dat een veroorzaker van een ongeluk schuld en spijt betuigt. Maar dat vermogen lijken we een beetje te zijn kwijtgeraakt.’
Ik ben niet van de verworven rechten, maar van de verworven waarden
Ook bij het CNV kwam u, in 2009, als buitenstaander binnen als de opvolger van René Paas en liep u wat voor de troepen uit.
‘Mijn doel was, ook als CNV-voorzitter, om met de werkgevers, onze partner in de polder, on speaking terms te komen. Dat was in een spannende tijd: midden in de financiële crisis en met verstoorde verhoudingen in de polder. Dat betekende: niet blijven hameren op verworven rechten die contraproductief waren geworden. Ik begreep dat dat niet alleen voor werkgevers een probleem was, maar ook in toenemende mate voor werknemers, zeker voor de jongere generatie.’
‘Illustratief was een bijeenkomst over de toekomst van de vakbeweging met tachtig mensen in de zaal, voornamelijk oudere mannen. De toekomst van de vakbeweging, hun kinderen, zat er niet. Ik vroeg: “Waarom zijn uw kinderen hier niet?” En: “Wat voor contracten hebben ze?” Een flexcontract of nulurencontracten, zo luidde het antwoord. “Hoe zou dat komen?” vroeg ik. “Dat komt door jullie! De verworven rechten van vroeger werken niet meer in een veranderende wereld. Of het nu om ontslagrecht gaat of over pensioenen: wat jullie toen voor jezelf voor elkaar hebben gebokst is contraproductief geworden voor je eigen kinderen.” Het werd doodstil in de zaal. Mijn boodschap voor de aanwezigen was: “Denk bij alles wat je voorstelt ook aan het belang van je kinderen.”’
‘Ik had het tijdens mijn vakbondstijd niet vaak over de achterban, maar sprak steevast over het belang van het luisteren naar je “voorban”. Dat is een niet-bestaand woord, maar iedereen weet wat ik daarmee bedoel. Het gaat ook om de belangen van de velen die misschien niet lid zijn van een traditionele vakbond, maar die je als onderhandelingspartner in de polder ook vertegenwoordigt. Ik ben niet van de verworven rechten, maar van de verworven waarden, die steeds weer vertaald moeten worden naar de actualiteit. Denk ook maar aan dat CDA-visiestuk Nieuwe wegen, vaste waarden.’3
Leiderschap en het CDA
U bent, zo blijkt uit uw boek, tijdens uw CNV-periode door Maxime Verhagen gevraagd om u voor te bereiden op een mogelijk lijsttrekkerschap van het CDA. Had u ja gezegd als zo’n verzoek er was gekomen?
‘Ik kom niet verder dan dat ik dat niet uitsluit. Ik was zelf verrast door de vraag van Maxime. Ik weet nog precies waar het was: we waren in Oman, in het gevolg van koningin Beatrix op staatsbezoek. “Je moet je voorbereiden op het lijsttrekkerschap”, zei hij mij, toen we op een balkon van het hotel een sigaretje rookten, niet wetende dat niet veel later het kabinet-Rutte I zou vallen.’
‘Een paar weken later wist Frits Wester in een uitzending van Pauw & Witteman te melden dat ik een van de voornaamste kandidaten was. Het is er nooit van gekomen. Er werd uiteindelijk besloten leiderschapsverkiezingen binnen de partij te organiseren. Los van de uitslag van toen hebben dit soort verkiezingen vaak desastreuze gevolgen voor mensen en partij. Kijk naar de PvdA, de VVD en ook in het recente verleden onze eigen partij. Ik heb dat altijd “flauwekuldemocratie” genoemd en weigerde daaraan mee te doen. Als ik toen mijn vinger opgestoken had, was ik subiet weg bij het CNV, waar ik amper twee jaar zat, zonder te weten of ik het geworden zou zijn. Dat doe je niet. Zo’n verkiezing vond ik een uitermate slecht idee. Het is een grote verantwoordelijkheid van het partijbestuur om met een goede kandidaat te komen; het moet daar niet voor weglopen met dit soort verkiezingen.’
Er is behoefte aan leiderschap; niet dat van de grote mond, maar van het goede verhaal
Hoe kijkt u nu tegen het CDA aan?
‘Gelukkig is er nu een andere wind gaan waaien. Ik hoor terecht veel complimenten over het leiderschap van Henri Bontenbal. Ik ben blij dat hij van meet af aan verklaard heeft dat het CDA niet zal deelnemen aan een kabinet met de PVV, mocht die vraag opportuun zijn. Verlost van onzinnige kramp om de grootste te willen zijn, vertelt het CDA nu weer zijn eigen verhaal, een moreel verhaal en dat spreekt mij zeer aan. Ook hij raakt daarmee een snaar die te lang onberoerd is gebleven. Heel ingewikkeld is het niet vertrouwen in de politiek te herstellen. Het gaat om goed en betrouwbaar bestuur en het zorgen voor de primaire randvoorwaarden voor een gezonde samenleving.’
‘Er is behoefte aan leiderschap; niet dat van de grote mond, maar van het goede verhaal. Dat vergt moed, durf en besluitvaardigheid. Zeggen waar het op staat.’
‘Dat heb ik zelf ook geprobeerd te doen in mijn rol als commissaris van de Koning. We zijn met elkaar verantwoordelijk voor hèt aanzien van dé politiek. Ik heb daar regelmatig gemeenteraden over aangesproken in algemene zin en soms ingegrepen als men dacht een burgemeester zomaar naar huis te kunnen sturen of niet te herbenoemen, alsof je een auto inruilt. Zo gaan we niet met elkaar om.’
U bent kritisch over wat u de toverwoorden van de moderne tijd noemt, participatie, integriteit en transparantie. Waarom?
‘Ik vind dat stuk voor stuk verlegenheidsoplossingen. Dat is krabbelen aan de oppervlakte om geen leiderschap te hoeven tonen en het werkelijke onderlinge gesprek over de problemen van de tijd niet aan te hoeven gaan.’
‘Het zijn een soort kunstjes die we met elkaar doen en daarmee denken we ten onrechte het vertrouwen tussen overheid en haar burgers te kunnen herstellen. Neem participatie en de roep om allerlei burgerberaden. Dat helpt niet voor het herstel van vertrouwen. Sterker nog: je kweekt er een participatie-elite mee van “beroepsparticipanten” die uit hun stoel komen om over een van alles en nog wat mee te praten, maar niet geïnteresseerden worden er domweg niet door gemobiliseerd. Kom op zeg, regel dat gewoon, neem als bestuurder zelf een besluit, daar ben je tenslotte voor aangesteld.’
En dat gebeurt nu niet?
Ik denk regelmatig dat wij als bestuurders op onze hurken zijn gaan zitten uit angst voor het volk. We zijn bang om leiderschap te tonen uit angst om de gunst van het volk te verliezen die tegelijkertijd vraagt om goed leiderschap. Het tamboereren op participatie, transparantie en integriteit versterkt deze afrekencultuur en het wantrouwen alleen maar en de angst van leiders om fouten te maken. Er is geen ruimte meer om eigen afwegingen te maken in de beslotenheid van de bestuurskamer. Mensen durven zich niet meer op glad ijs te begeven uit angst uitglijders te maken.’
Is het zo erg?
‘Ik vrees van wel. Ik zeg wel eens: vroeger was men bang voor de straffende God, nu is men bang voor de straffende publieke opinie. En we doen alles om die te pleasen. We gaan de straat op en zeggen: “Zeg maar wat u wilt, dan gaan wij dat voor u regelen.” Vervolgens worden mensen die dat moeten regelen, met de verdrongen realiteit van het keuzes maken geconfronteerd en blijkt dat wat het volk wenst helemaal niet kan. Maar ja, gaan we het volk dat vertellen? Dat is nogal een ongemakkelijke boodschap, dus we schuiven beslissingen op de lange baan. Of we laten welbewuste dingen in de soep lopen, want daar wordt de roep om een sterke leider alleen maar groter van. Precies wat nu daadwerkelijk aan de hand is. Dit is niet het aanpakken van een crisis, maar zelf een crisissfeer creëren.’
‘Velen in bestuur en politiek hebben met succes de cursus “Kreatief met Kurk” gevolgd. Ik verwijs dan naar het satirische programma van Arjan Ederveen en Tosca Niterink. “Altijd van je af snijden”, was daar de les. Met andere woorden: hoe kom ik hier zelf zonder kleerscheuren af? Voor een bestuurder wordt dat: Hoe kan ik de hete aardappel doorschuiven? Hoe kan ik anderen ervoor laten opdraaien? Ik zeg: werk nu eens naar jezelf toe. Neem je verantwoordelijkheid en zeg: ik ga proberen om dit probleem samen met anderen op een goede manier op te lossen.’
We doen alles om de publieke opinie te pleasen
Is er in dit klimaat nog toekomst voor een volkspartij als het CDA?
‘Jazeker! Juist nu. Toen ik in 2014 in Zuid-Holland kwam waren er tien fracties, toen ik wegging waren het er zestien. Waar mensen elkaar vroeger konden vinden binnen hun partij met tegenstellingen, is er nu iets anders aan de hand. Nu lijkt het er soms op dat de mentaliteit is: “Als ik mijn zin niet krijg, start ik wel een partijtje voor mezelf op.” Het zal duidelijk zijn: ik vind dat bepaald geen verbetering. Daarom ben ik nog steeds bij een partij als het CDA. Het is als een familie waar je deel van uitmaakt. Sommige leden spreken je niet aan, en andere juist zeer. Maar je hebt geschiedenis met elkaar; je gaat elkaar niet vermijden, maar je gaat het gesprek met elkaar aan. Ik mag hopen dat het niet passé is. Want dat is precies het ethos dat ook in de samenleving nodig is.’
Voorbij de vanzelfsprekendheid
Er is al het een en ander tussen de regels door gepasseerd, maar toch nog even de expliciete vraag: hoe kijkt u naar het huidige kabinet?
‘Met grote zorg. Zie de wijze waarop asielzoekers als het overheersende probleem worden weggezet, zoals meesterlijk op de hak genomen door Arjen Lubach met zijn sketch over de “Toyota Yaris-crisis”.4 Er is wel iets aan de hand als mensen hun toevlucht zoeken tot dit soort zondebokpolitiek. We zijn niet meer het land van de koopman en de dominee, maar dat van de kruidenier en de farizeeër. Ik pleit weleens voor een soort “omgekeerd populisme” waarin je de andere kant laat zien. Mensen, zullen we er eens mee ophouden anderen de maat te nemen en anderen de schuld te geven van van alles en nog wat? Weten we wel waar we mee bezig zijn en wat we op het spel zetten?’
‘We leven wat dat betreft nu in een moeilijke tijd. Er zijn mensen die niet uit zijn op het slaan van een brug, of op het laten functioneren van systemen, maar op het bewust in de soep laten lopen ervan. Als je verschilt van mening en de ander is er niet op uit om tot een vergelijk te komen: wat doe je dan?’
En?
‘Je moet niet grof en onbeschoft worden, maar wel duidelijk zijn over wat niet kan. Er bestaat een uitdrukking: “If you can’t stand the heat, get out of the kitchen.” Ik zeg weleens: “If you only cook shit, don’t enter my kitchen.” We hebben lang geroepen: “Schenk er geen aandacht aan, want alles wat je aandacht schenkt groeit”, maar als je onkruid geen aandacht geeft, overwoekert het je hele tuin.’
Als je onkruid geen aandacht geeft, overwoekert het je hele tuin
Verwacht u van het CDA meer op dit punt? Het stelt zich als constructieve oppositie op. Is dat dan niet te weinig?
‘Voor zo’n constructieve houding is veel te zeggen. Dat kan heel effectief zijn. Maar samen met andere partijen een grens stellen is ook belangrijk, zoals dat bijvoorbeeld bij het tegenhouden van de asielnoodwet gebeurd is. Tot hier en niet verder. Voor mij is belangrijk wat de koning zei op 4 mei 2020: “Niet ‘normaal’ maken wat niet normaal is.”5 Dus ga niet een crisis noemen wat geen crisis is.’
‘Het gaat ook om het ontmaskeren van de verhalen die verteld worden. Het onthullen van een bestuurlijke leegte die zich vult met modewoorden als participatie, transparantie en integriteit. Het gaat om het tegenspreken van bestuurders en politici die zichzelf laten gijzelen door de vermeende wil van het boze volk. Om het aan de kaak stellen van praktijken waarin bevolkingsgroepen tegen elkaar opgezet worden en waarin bewust chaos en crisissfeer worden gecreëerd. We moeten het hebben over moraal én over het ontbreken van een moreel kompas bij huidige leiders. We kunnen niet zomaar laten gebeuren dat we afglijden naar een samenleving waarin we niet meer naar elkaar omzien en voor elkaar instaan, maar waar iedereen het voor zichzelf uitzoekt.’
Noten
- 1.Jaap Smit, Zonder kompas geen koers. De theoloog als bestuurder in een zoekende samenleving. Amsterdam: Prometheus, 2024.
- 2.Max Horkheimer en Theodor W. Adorno, Dialectiek van de Verlichting. Amsterdam: Boom, 2021.
- 3.CDA, Nieuwe wegen, vaste waarden. Aanzet tot een strategisch beraad binnen het CDA. Den Haag: CDA, 8 november 1995.
- 4.Zie De Avondshow met Arjen Lubach, uitzending van 24 oktober 2024. Zie YouTube, ‘Migratie is niet hetzelfde als asiel’, https://www.youtube.com/watch?v=B_KeqpWL9TM (vanaf 7:37).
- 5.Toespraak van Koning Willem-Alexander, Nationale Herdenking, 4 mei 2020. Zie https://www.koninklijkhuis.nl/documenten/toespraken/2020/05/04/toespraak-van-koning-willem-alexander-nationale-herdenking-4-mei-2020
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.