‘Veel stoer veiligheidsbeleid werkt averechts’
Samenvatting
Ze stelde zich kandidaat voor de CDA-Tweede Kamerfractie, omdat ze de veiligheidsaanpak van de overheid te veel gericht op de harde kant vindt. Een realistische aanpak vraagt om iets anders, en dat zou juist het CDA moeten beseffen. Liesbeth van der Heide werkt voor de gemeente Den Haag bij de directie Veiligheid, waar ze leidinggeeft aan het team Preventie, Polarisatie en Radicalisering. Daarnaast is ze universitair docent aan de Universiteit Leiden op het thema radicalisering en terrorisme, en raadslid in Leidschendam-Voorburg.
‘Veiligheid, wetenschap en politiek.’ Dat is naar eigen zeggen het veld van werkzaamheden waarbinnen Liesbeth van der Heide zich beweegt. Voor haar studie politicologie liep ze stage op het Binnenhof bij de ChristenUnie-fractie onder fractievoorzitter Arie Slob tijdens het kabinet-Balkenende IV met CDA, PvdA en CU (2007-2010). Daarnaast studeerde ze politicologie aan de VU en daarna internationale betrekkingen in Utrecht. Sinds 2022 is ze raadslid in Leidschendam-Voorburg voor het CDA, waarvan ze in 2013 lid werd omdat ze ‘meer gelooft in beginselpolitiek dan in getuigenispolitiek’. Samen met haar partner Hidde is ze ‘eerst en vooral ouder, moeder van twee kleine kinderen van 1 en 3’. Het ouderschap heeft ook haar blik op veiligheid veranderd. ‘Van een abstract onderwerp, waar je in boeken op kunt studeren, werd het vooral een concreet thema dat ingrijpt op je eigen leefwereld en die van kwetsbare mensen om je heen.’
Van der Heide vindt dat het thema veiligheid te veel en te lang is benaderd vanuit de ‘harde’ kant van de repressie, ook vanuit het CDA in de vorige kabinetten. ‘We moeten veel meer investeren aan de voorkant van veiligheid, de preventieve kant. Repressie zonder preventie werkt averechts.’ Het CDV-interview vindt plaats op de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden in een koffietentje dat daar, op de Turfmarkt 99, gehuisvest is. Ze begon op die campus in 2010 haar werkzaamheden en is er nog steeds werkzaam, tot volle tevredenheid. Van der Heide deed terrorismeonderzoek, promoveerde en is bestuurlijk beleidsmedewerker veiligheid voor de gemeente Den Haag, stad van vrede en recht en tevens een knooppunt van radicalisering (Hofstadgroep, uitreizigers) en protest tegen de regering.

Liesbeth van der Heide
Kunt u vertellen met wat voor soort onderzoek u begon?
‘Hier in het hart van Den Haag is de Universiteit Leiden gestart met het opzetten van diverse onderzoekscentra. Destijds met hoogleraren Edwin Bakker en Beatrice de Graaf begon dat met het Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme (CTC). Ik ben daar in 2011 als junior onderzoeker gestart, toen nog in die lelijke flat boven Den Haag Centraal, dicht tegen de departementen en de politiek aan. Het onderzoek was vooral gericht op beleid en uitvoering. Ik kon gelijk beginnen met een onderzoeksproject voor de Nationale Politie naar de profielen van zogeheten lone wolves, de terroristen die als eenling opereren. Daarna werkte ik ongeveer een jaar aan een opdracht voor de AIVD over de communicatie rondom incidenten waarbij mogelijk terrorisme in het spel is, zoals de aanslag van Karst T. op Koninginnedag in 2009 en de Damschreeuwer in 2010. Ook onderzocht ik voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) of de re-integratie van jihadisten in Nederland werkt. In 2014 kwam ik in dienst van Clingendael bij het International Centre for Counter-Terrorism (ICCT), mede opgericht door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daar hield ik me bezig met training en onderzoek in het buitenland, vooral in landen als de Filippijnen, Pakistan, Nigeria en Mali. Dat liep uit op een promotieonderzoek gebaseerd op interviews met terroristen in de gevangenis in Mali. De kernvraag van mijn proefschrift1 was: hoe raken mensen betrokken bij terroristische groeperingen?’
En? Wat was daarop uw antwoord?
‘Vanuit de wetenschap is het antwoord vaak: “Terrorisme is het vanuit ideologische motieven legitimeren en gebruiken van geweld.” Een ideologisch motief is dan de dominante factor als verklaringsgrond voor die betrokkenheid. De praktijk is echter een stuk weerbarstiger. Er zijn allerlei redenen voor mensen om zich aan te sluiten bij terroristische groeperingen. Ideologie is er daar slechts één van, en in mijn onderzoek vaak niet eens de bovenliggende. Soms is de ideologische component zelfs afwezig. In Mali gold dat veel mensen meededen met terroristische groepen omdat die iets konden bieden wat de overheid niet bood: veiligheid, voorzieningen als elektriciteit, of gewoonweg salaris. Ik heb daarom nog overwogen om mijn proefschrift Better than the alternative te noemen. Mensen die in het noorden van Mali leven merken: de overheid is er niet voor ons; ze levert eenvoudig niet. Sommige terroristen kleuren dat nog ideologisch in, bijvoorbeeld met een strijd voor het kalifaat of invoering van de sharia, maar de meeste niet.’
Hoe ontstaat radicalisering? Wat zorgt ervoor dat iemand zich niet verbonden voelt met de samenleving?
‘Het begint altijd met frustraties. Dat is op zich nog geen probleem, sterker nog, er gaat veel mis in de samenleving en het is vaak gerechtvaardigd om je daar kwaad over te maken. Een tweede stap is het aanwijzen van een schuldige voor de problemen, vaak de overheid of een specifieke politieke partij of publieke figuren. De derde stap, en dan ga je echt het pad van extremisme op, is dat die schuldige wordt gedehumaniseerd en geheel en al als drager van het kwaad wordt gezien. De vierde stap naar legitimering, dreiging of gebruik van geweld wordt vervolgens gezet als je jezelf als redder ziet die het kwaad uit de wereld kan helpen. Dan heb je de poppen aan het dansen. Belangrijk is dus daarop te letten: wanneer wordt de ander weggezet als vijand, met welke taal? En welke rol ziet iemand voor zichzelf als het aankomt op verandering?’
Belangrijk is daarop te letten: wanneer wordt de ander weggezet als vijand, met welke taal?
Zijn er randvoorwaarden die er juist voor zorgen dat het wel goed gaat?
‘Ja, als je het hebt over de preventie of het tegengaan van crimineel gedrag, en dus ook terrorisme, dan heb je het eigenlijk over een gezond en normaal leven. Praktisch hebben we het dan vaak over de drie W’s van Wonen, Werk en Wederhelft. Dat laatste kan ook goede relaties met een sociaal netwerk zijn. Deze drie samen zorgen voor de benodigde stabiliteit. Ze kunnen er ook aan bijdragen dat ontspoorde jongeren weer op het rechte pad komen. Interessant is dat Wonen, Werk en Wederhelft wetenschappelijk gezien algemeen erkende factoren zijn die voor een gelukkig leven kunnen zorgen.’
‘Een tweede randvoorwaarde als het gaat om extremisme en terrorisme, en één die de afgelopen jaren onder druk staat, is niet zozeer vertrouwen in de democratie, maar wel het oplossend vermogen van de politiek en het vertrouwen dat je kunt terugvallen op elkaar in de samenleving.’
Na de afronding van uw proefschrift ging u werken bij de gemeente Den Haag. Eveneens op het snijvlak van politiek en beleid op het terrein van terrorisme …
‘Dat klopt. Het is heel bijzonder om dat vanuit deze unieke plek te kunnen doen. Hier komen alle vragen rond veiligheidsbeleid samen. Den Haag is niet alleen de stad van vrede en recht, maar heeft ook de twijfelachtige eer zo’n beetje de hoofdstad van het terrorisme in Nederland te zijn. Denk aan de moord op Theo van Gogh vanuit een terroristische groepering die niet voor niets de Hofstadgroep werd genoemd. De stad had het hoogste aantal Syriëgangers in 2010 en 2011, en de laatste vier à vijf jaar is de opkomst van radicaal complotdenken en soevereinen ook heel zichtbaar en aanwezig in Den Haag, omdat dit toch de regeringsstad is. En ook alle gebeurtenissen in de wereld hebben snel een weerslag hier en leiden tot spanningen en polarisatie. De oorlog in Gaza bijvoorbeeld, of de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Als het regent in de wereld, drupt het in Den Haag.’
Waaruit bestaat uw werk vooral?
‘Ik moet proberen een goed werkende mix te vinden van preventieve en repressieve maatregelen, met de nadruk op preventie. Het voorkomen van aanslagen is daarbij overigens niet onze kerntaak; daar zijn de inlichtingenen veiligheidsdiensten voor. Onze kerntaak is preventie. Samen met politie, OM en allerlei partners in de stad zoeken wij steeds naar hoe iemand of een groep mensen die dreigt te ontsporen en te radicaliseren, opnieuw de verbinding kan vinden met de samenleving.’
Hoe is die verbinding weer mogelijk?
‘Ik geef leiding aan het team Preventie, Polarisatie en Radicalisering. Dat werk steunt op vier pijlers. De eerste pijler is het werken aan weerbaarheid. Dan gaat het om de aanpak van online radicalisering van kwetsbare groepen en bijvoorbeeld om de rol die voorbeeldfiguren daarin in positieve en negatieve zin kunnen spelen. Via de tweede pijler brengen we in kaart wat er gebeurt in de stad. De derde pijler concentreert zich op formele en informele netwerken: het trainen van mensen bij de ggz en het Leger des Heils, maar ook het contact onderhouden met alle levensbeschouwelijke en religieuze organisaties in de stad, of andere organisaties die voor ons als aanspreekpunt kunnen dienen. En de vierde pijler is de persoonsgerichte aanpak radicalisering; veiligheidsrisico’s zijn daarbij het criterium.’
Als het regent in de wereld, drupt het in Den Haag
Is het potentieel van ingrijpen door het sturen op zo klein mogelijke risico’s dan niet eindeloos en mogelijk zelfs ineffectief? Er wordt wel gezegd dat een hard sturen op veiligheidsrisico’s met veel restrictieve maatregelen ons in een terreurspiraal brengt.
‘Daar ben ik het grotendeels mee eens. Een van de redenen dat ik mij kandidaat heb gesteld voor de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen is dat het thema veiligheid ten onrechte is gekaapt door rechtse partijen, waarbij “harder, langer, strenger” het stoer klinkende parool is. En inderdaad lijkt het dat steeds een tandje erbij de enig denkbare optie is. Niemand is immers voor minder veiligheid. Ik vind dat het thema veiligheid te veel en te lang eenzijdig benaderd is vanuit die harde kant, vanuit de repressie dus, ook door het CDA in de vorige kabinetten. Deze aanpak is nog steeds populair. Dat vertaalt zich in de praktijk bijna altijd in dingen als hogere boetes, lange straffen en meer beperkende maatregelen. De effectiviteit daarvan is vaak twijfelachtig, terwijl er juist een wereld te winnen is door te investeren in de preventieve kant, de weerbaarheid van mensen en groepen. Deze is, als puntje bij paaltje komt, veel belangrijker. Dan gaat het om sociale cohesie, kansen geven aan mensen, ook aan degenen die minder gezegend zijn dan jijzelf. De aanpak van een van onze grootste hedendaagse veiligheidsproblemen, de drugscriminaliteit en de rol van jongeren daarin, gaat echt niet slagen als we alleen maar focussen op harder aanpakken en langer straffen.’
‘Voor een effectieve aanpak moeten we veel meer kijken naar de voorkant: naar de omgeving van de jongeren, zoals de rol van de ouders. We zien bij terrorisme, maar ook bij drugscriminaliteit, vaak dat er al van alles speelt op gezinsvlak: afwezige ouders, fysiek of mentaal; en ouders die het gedrag van hun kinderen vergoelijken of zelfs faciliteren. Je alleen maar richten op het straffen van die jongere mist balans. Juist het verbinden van strafrechtelijke kaders en repressieve maatregelen met preventie en investeren in weerbaarheid is voor mij de kern van een CDA-aanpak van veiligheid. De invulling van die drie W’s is ook een invulling van de gespreide verantwoordelijkheid die we met elkaar hebben. We verwachten daarin vaak te veel van de overheid op het vlak van de veiligheid, terwijl we weten dat juist de samenleving, dus de omgeving van mogelijke criminelen, een belangrijke rol kan spelen. Je hebt ouders die min of meer komen smeken om hun ontspoorde kinderen op het rechte pad te houden. Dan denk ik: waar is de verantwoordelijkheid van de ouders zelf gebleven? Eerst en vooral zijn zij aan zet, en niet de overheid. Tegelijk is het zo dat de overheid haar rol in sommige gevallen heel beperkt invult, via “harder, langer, strenger”. En daarmee brengen samenleving en overheid het slechtste in elkaar naar boven.’
Het thema veiligheid is eenzijdig benaderd vanuit die harde kant, vanuit de repressie, ook door het CDA in de vorige kabinetten
Er is beleidsmatig meer aandacht nodig voor de zachte kant van veiligheid? Zowel voor wat mensen zelf kunnen doen als voor de juiste randvoorwaarden voor menselijke ontplooiing?
‘Ja, ik noem het zelf overigens de “voorkant” van het veiligheidsbeleid. Als je het “zachte kant” noemt, is het tegenwoordig al helemaal moeilijk om er steun voor te verwerven, terwijl het wel cruciaal is voor een evenwichtige aanpak. Met beleid alleen gericht op de achterkant, als de misdaad eenmaal gepleegd is, kom je er niet. Dat is dweilen met de kraan open. Dat zie je bij uitstek bij de drugscriminaliteit, waar ook heel jonge mensen bij betrokken zijn.’
Wanneer we veiligheid als casus nemen: wat doet de overheid dan te veel en wat te weinig? Hoe is de balans?
‘Het is heel instructief om naar de betekenis van het woord “veiligheid” te kijken. Het Latijnse woord voor “veiligheid”, securitas, komt van se cure, “zonder zorgen zijn”. Zorgeloos zijn is vaak een startpunt om in positieve zin mee te kunnen doen aan de samenleving. We kennen allemaal de negatieve gevolgen van zorgen en stress. Tegelijk: helemaal zonder zorgen ben je nooit. Daar zit dus allereerst aan vast dat je nooit honderd procent veiligheid kunt garanderen, ook niet als overheid. Het is belangrijk deze disclaimer ook expliciet in het politieke en bestuurlijke debat te benoemen. Je ziet dat overigens ook bij het Duitse woord Sicherheit. Daar zit het woord “zekerheid” in dat we ook in “bestaanszekerheid” tegenkomen. Ook zo’n term die alomvattend is en al snel te grote verwachtingen wekt. We zouden dus veel meer aan verwachtingsmanagement moeten doen.’
‘Een louter repressieve aanpak van veiligheid doet geen recht aan de kerntaak van de overheid. Er zit net als bij vrijheid een negatieve en positieve betekenis aan het begrip “veiligheid”. Bij vrijheid wil je niet alleen vrij zijn van ellende, maar ook vrij zijn om het goede te doen. Zo is het ook met veiligheid. Negatieve veiligheid is het bestraffen van hen die anderen iets willen aandoen, en het beschermen van de maatschappij daartegen. Maar als je niet veilig bent komt er van de positieve invulling van je leven, waarin je de mogelijkheid hebt om mee te bouwen aan de samenleving, weinig terecht. Vervolgens moet je natuurlijk van de weeromstuit niet in de valkuil trappen het leven van mensen te willen overnemen.’
Verbinden
U sprak al even over uw raadswerk. Hoe bent u in de lokale politiek terechtgekomen?
‘Na drie jaar in het lokale CDA-bestuur gezeten te hebben kwam ik in 2022 in de raad. Het is wat mij betreft precies de goede plek: ik geloof echt dat de politiek zo lokaal mogelijk georganiseerd moet zijn, zeker in tijden van polarisatie en wantrouwen ten opzichte van de overheid. De Haagse elite is vaak de kop van Jut. Vooral ook door de bovenmatige aandacht voor de Haagse politiek, terwijl mijn overtuiging is dat je op lokaal niveau echt het verschil kunt maken voor inwoners. Als gemeente ben je een cruciaal en vaak onderschat knooppunt in een globale samenleving. Dat zie ik dagelijks in mijn werk terug. Ik geloof in een politiek zoals geschetst door de Amerikaanse onderzoeker Benjamin Barber in zijn boek If mayors rule the world.2 Een politiek van de menselijke maat en benaderbaarheid, en dat begint lokaal.’
Ik geloof echt dat de politiek zo lokaal mogelijk georganiseerd moet zijn, zeker in tijden van polarisatie en wantrouwen ten opzichte van de overheid
Wat is uw inzet in uw werk als raadslid in Leidschendam-Voorburg?
‘Wat mij drijft in mijn werk voor de inwoners van Leidschendam-Voorburg – en dat reikt verder dan de inhoud van mijn portefeuille – is de vraag: hoe verbind je? We zijn een zeer welvarende gemeente, maar er is tegelijk een kloof met een aantal inwoners die het helemaal niet zo goed hebben. Dat zie je in heel Nederland terug, maar zeker ook in onze gemeente. De kerntaak van de overheid is “recht doen”. Dat betekent niet primair voor jezelf opkomen, maar voor degenen die het minder hebben en die minder kans hebben hun eigen levensplan te ontwikkelen.’
‘Niet het eigengerichte van de mens de ruimte geven – dat is ook de zonde van de mens –, maar zorgen voor datgene wat van gemeenschappelijk belang is. Mensen zijn relationele wezens, maar dat wil niet zeggen dat we als vanzelf op een goede manier in verbinding staan met anderen. Daar moet je wel de juiste voorwaarden voor scheppen. We zetten ons daarom als CDA-fractie bijvoorbeeld in voor betaalbare woningen en genoeg sociaal huuraanbod. Als je dat niet regelt als overheid, faciliteer je verdere segregatie. Daarnaast vinden we het vooral van belang te investeren in plekken waar verschillende mensen elkaar tegenkomen, zoals wijkverenigingen en kerken. Die zijn heel belangrijk voor de sociale cohesie. Inzet voor sociale cohesie gaat dus veel verder dan een bezoekje brengen aan mensen. Dat vergt maatregelen op institutioneel vlak, bijvoorbeeld op het terrein van het woningaanbod en het ondersteunen van wijkverenigingen.’
Wanneer we terugkeren naar het domein van veiligheid: kunt u aangeven waar het precies fout gaat in de balans van verantwoordelijkheden en taken?
‘De rijksoverheid heeft veel teruggelegd in de samenleving: er is veel over de schutting gegooid. De gemeenten moesten vervolgens de resterende problemen maar oplossen zonder de benodigde middelen. Ik heb het idee dat daarmee de overheid en de samenleving het negatiefste in elkaar naar boven halen. Een giftige cocktail van een terugtredende overheid die haar burgers als mondige klanten is gaan zien die het zelf wel kunnen rooien, heeft paradoxaal genoeg geleid tot een hijgerige politiek van toenemende verwachtingen. Dat zie je ook bij veiligheid. We eisen honderd procent veiligheid, terwijl dat helemaal niet kan. Wat willen we? Nul aanslagen. Het begint met veel eerlijker zijn en realistischer over wat je mensen kunt bieden.’
Kunt u voorbeelden noemen van hoe het fout kan gaan?
‘Het intrekken van het Nederlanderschap is een voorbeeld van een specifieke en controversiële maatregel in mijn vakgebied. Mensen die in Nederland veroordeeld zijn voor terrorisme en die een dubbele nationaliteit hebben pakken wij het Nederlanderschap af. Dat is een stoere strafmaatregel die in de praktijk niet of zelfs averechts werkt. Want wat gebeurt er? Mensen wier paspoort is ingetrokken kunnen feitelijk niet terug naar het land van herkomst. Landen zoals Marokko zeggen eenvoudigweg: “Nee, dank u.” Mensen verliezen hun rechten in Nederland, en kunnen niets meer. Het is formeel zelfs strafbaar om ze te helpen. De kans dat ze op Nederlands grondgebied verder radicaliseren wordt daarmee vele malen groter. Dit is een voorbeeld van een landelijke maatregel waar diverse kabinetten met het CDA altijd vóór waren, terwijl je weet dat het in de praktijk niet uitvoerbaar is en averechts werkt.’
Een terugtredende overheid die haar burgers als mondige klanten is gaan zien, heeft geleid tot hijgerige politiek van toenemende verwachtingen
‘Ik zie dezelfde perverse dynamiek optreden rond verwarde personen (of zoals we ze tegenwoordig noemen: personen met onbegrepen gedrag) die worden opgepakt. Dat zijn vaak mensen met psychische of psychiatrische problematiek die door bezuinigingen op straat zijn beland en vaak geen sociaal netwerk hebben om op terug te vallen. Idem dito de bezuinigingen op de bejaardentehuizen. De gedachte is dat mensen het zelf moeten kunnen, maar ondertussen belanden de kwetsbaarste mensen gewoon op straat.’
‘Voor de landelijke politiek betekent dat: blijf zo veel mogelijk contact houden met mensen uit de praktijk, en blijf hen actief bevragen. Niet alleen op wat werkt, want dat verschilt overal, maar op waar ze tegenaan lopen en wat mogelijke oplossingen zijn. De politiek valt tenslotte nooit over beleid, maar altijd over uitvoering.’
Hoe keer je de boel om?
‘Door bij veiligheid te proberen aan de voorkant te komen en dat zo lokaal mogelijk te doen, want de voorkant gaat altijd over de directe omgeving van een persoon. Een voorbeeld: in Den Haag is in januari de eerste wijkrechtbank van start gegaan, waarbij de Haagse rechtbank één dag per week zitting houdt in een wijkcentrum in Zuidwest. Daarbij worden strafzaken behandeld, maar ook huurschulden of leerplichtzaken. Mensen moeten vaak lang wachten op een zitting voor kleine dingen, terwijl je vaak ziet dat een huurschuld of schoolverzuim te maken heeft met meer problemen die spelen in een gezin of familie. Deze aanpak is een perfect voorbeeld van de preventieve aanpak: in de buurt, dus laagdrempelig, informeel, en oplossingsgericht, waarbij de omgeving van de persoon zich ook medeverantwoordelijk voelt. Je moet daarin juist met de kalkoen over kerstmis willen praten.’
Interview in het kort:
- De overheid heeft, mede op instigatie van het CDA, een veiligheidsbeleid ontwikkeld dat te veel op repressie en te weinig op preventie is gericht
- Hierdoor is er onvoldoende oog voor de omstandigheden waarin iemand tot misdaden en zelfs tot terrorisme overgaat
- Het leidt tot ‘stoere’ maatregelen voor de bühne, zoals het afnemen van het Nederlanderschap, die voor de veiligheid echter averechts werken
- Met dit beleid suggereert de overheid dat ze veiligheid garandeert, maar ze treedt in de praktijk juist terug, met frustraties en valse verwachtingen als gevolg
- De overheid doet er beter aan om, zeker vanuit de lokale politiek, mensen in de gelegenheid te stellen naar tevredenheid te werken, te wonen en relaties aan te gaan
- Een CDA-aanpak van veiligheid moet uitgaan van gespreide verantwoordelijkheid: de overheid doet recht en bestraft waar nodig, maar zet ook in op weerbaar heid, samen met de samenleving
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.