Weg van de ‘snoep-trommeldemocratie’
Samenvatting
Het huidige politieke bedrijf heeft veel weg van een ‘snoeptrommel’ waaruit burgers naar believen kunnen kiezen om gelukkig te worden. Het volop meedraaien met deze ongezonde en op onrealistische verwachtingen gebaseerde snoepcultuur past niet bij het CDA. De partij zal op tal van gebieden hiervan afscheid moeten nemen; ook van het daarmee verbonden politiek centralisme. Het CDA zal meer ruimte moeten geven aan indivduele en groepsverantwoordelijkheden. Alleen dan zal het de eigenlijke publieke overheidstaken gezaghebbend kunnen uitvoeren.
Wanneer we de laatste verkiezingscampagne in herinnering roepen, dan komt een typering als ‘snoeptrommeldemocratie’ op mijn netvlies. Partijen die welhaast over elkaar heen buitelden met beloften over ‘bestaanszekerheid’ om kiezers te paaien. Het politieke bedrijf als een ‘snoeptrommel’ waaruit burgers naar believen kunnen kiezen om gelukkig te worden.
Wij moeten vrezen dat het CDA de laatste jaren in deze maalstroom is meegezogen en geen kans heeft gezien daartegen voldoende weerstand te bieden. De kiezer voelt dat natuurlijk aan: vijf zetels voor een volkspartij! Een pijnlijke afstraffing. Het CDA heeft geen bestaansrecht in een politiek centralistische arena die vrijwel uitsluitend wordt beheerst door een wedloop in het aanbieden van materiële voorzieningen. Eigenlijk moet het CDA blij zijn met zo’n evident signaal.
Henri Bontenbal heeft als nieuwe politiek leider zaadjes geplant voor een nieuwe koers. Dat is ook buiten CDA-kring niet onopgemerkt gebleven. Maar de tijd die hem gegeven was tot 22 november 2023 was te kort. Hoe dan ook: de politiek leider is voor het CDA de komende jaren het probleem niet; wél de politieke koers die uitgewerkt moet worden. Daarover wil ik het hierna hebben.
Het gaat dan om de inhoudelijke koers van het CDA en om zijn politieke organisatie. Inhoud en vorm horen bij elkaar. Want ook de partijorganisatie behoeft ingrijpende vernieuwing om een relevante partijpolitieke organisatie te kunnen worden in een tijd die nogal is veranderd ten opzichte van 1980, toen het CDA werd gevormd en het zijn organisatievorm kreeg. Hoofdelement in mijn betoog is dat het ‘snoeptrommelbeleid’, inclusief het politiek centralisme vanuit Den Haag dat daarmee verband houdt, op tal van gebieden niet is vol te houden. De overheid vertilt zich inmiddels zodanig dat haar eigenlijke taken worden verwaarloosd. En haar soms niet te stuiten bemoeienis met het doen en laten van burgers en hun maatschappelijke verbanden, ontmoedigt over een brede linie dat burgers zélf hun bestaan vormgeven.
Bestaanszekerheid
‘Bestaanszekerheid’ kreeg voor de verkiezingen een welhaast heilige status. Wie kan daar nu tegen zijn? Wel, mij dunkt, al diegenen die zich realiseren dat ‘bestaanszekerheid’ niet bestaat. Daarom zet ik het ook steeds tussen aanhalingstekens. Het bestaan is niet zeker, maar onzeker. Iedere burger ervaart voorspoed en tegenslag; mooie momenten en ongelukkige. Dat is inherent aan het gebroken menselijke bestaan. Maakbaarheidsfilosofieën die het tegenovergestelde suggereren bevatten loze beloften en krijgen snel totalitaire trekken. Burgers zullen steeds teleurgesteld worden, waarop de overheid zich steeds weer opnieuw verplicht zal voelen nog meer in de ‘snoeptrommel’ te stoppen. Overigens valt mij op dat het sinds de verkiezingen opvallend stil is in Den Haag over ‘bestaanszekerheid’. We horen het woord vrijwel niet meer. Vermoedelijk omdat inmiddels doordringt dat de budgettaire situatie van de overheid allerminst rooskleurig is. Wat men trouwens ook vóór de verkiezingen wel wist, maar toen paste het even niet in de ‘snoeptrommel’.
Nog los van de financiën: ‘bestaanszekerheid’ is illusoir. Beloof die dan ook niet. De kiezer prikt daardoorheen. En straft af. Zo hoort het ook in een echte democratie. De PVV heeft niet gewonnen vanwege haar opvattingen over ‘bestaanszekerheid’, maar vanwege haar consequente en eenduidige opvatting over migratie.
Het bestaan is niet zeker, maar onzeker
Geboorteakten van ARP, KVP, CHU en CDA
Ik bepleit het opnieuw doordenken en uitwerken van klassieke grondbeginselen van de christendemocratie en haar voorgangers. Deze klassieke uitgangspunten, verschillend verwoord en met ook onderlinge nuances, leggen het accent op onderscheiden verantwoordelijkheden van burgers individueel, van de verbanden die zij samen vormgeven en van de overheid. We moeten dus terug naar de geboorteakten van het CDA en de partijen die het in 1980 hebben gevormd om te bezien of het CDA voor de komende jaren nog bestaansrecht heeft.
Het kernbegrip in de ARP was ‘soevereiniteit in eigen kring’, in de KVP ‘subsidiariteit’ en bij de totstandkoming van het CDA in 1980: ‘gespreide verantwoordelijkheid’. Binnen deze begrippen lag besloten dat de overheid er is voor het ‘gemeenschappelijke’, dat de individuele en groepsverantwoordelijkheid overstijgt en nodig is voor een vreedzaam bestaan. Het overheidsoptreden is in dit verband tegelijkertijd essentieel en beperkt. Essentieel omdat er een instantie moet zijn die het ‘gezamenlijke’ bewaakt en in stand houdt, en beperkt omdat overheidsoptreden zich steeds rekenschap moet geven van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en van hun organisaties.
Dit zicht op onderscheiden rollen en verantwoordelijkheden is inmiddels in de huidige politieke cultuur vrijwel volledig verdwenen. Het lijkt wel alsof alles politiek is geworden, en of de politiek als eerste aan zet is bij welhaast elk probleem dat zich voordoet. Gelukkig zijn er budgettaire grenzen. Althans, dat hoop ik. Het feit dat enkele politieke partijen met enige trots aankondigden hun plannen niet te laten doorrekenen door het CPB, soms met verwijzing naar een ander beleid dan op basis van financiële modellen, stemt niet optimistisch.
Het CDA behoeft nu een periode van afstand tot het gangbare politieke beleidscircuit. Die vijf zetels komen dus goed uit, want het CDA is als regeringspartij even niet interessant. Die afstand is nodig, omdat de koers fundamenteel verlegd moet worden. Ik doe enkele suggesties voor deze nieuwe koers; nieuwe beleidsrichtingen en enkele concrete uitwerkingen als illustratie. Koersverlegging begint bij een nieuwe stip op de horizon, niet bij iets meer van dit of iets minder van dat.
Les 1: burgers zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk
Burgers, in welke hoedanigheid dan ook, zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun bestaan: als werkende, als leidinggevende, als leraar, als verpleegkundige, als arts, als sportbestuurder, als ouder. En vul verder maar in. Excuus voor het tamelijk obligate van deze eerste stelling, maar hier begint wél het denken over de politieke opdracht. Deze les 1 is inmiddels volledig ondergesneeuwd onder tal van goede politieke bedoelingen. De vraag ‘Van wie is dit probleem eigenlijk?’ wordt zelden gesteld. Veelal worden onmiddellijk tal van politieke instrumenten uit de kast gehaald, dikwijls nog los van de vraag of deze ook kunnen werken. Aandoenlijk vind ik hoe nieuwe Kamerleden in hun eerste interview zonder enige schroom dikwijls verklaren ‘wat ik allemaal wil gaan bereiken’. Hoezo? Om wie gaat het? Toch niet om jou als Kamerlid. Ik mag hopen om een beleid dat de eigen verantwoordelijkheid van burgers en hun organisaties ondersteunt in plaats van dat zij deze overneemt door steeds weer nieuwe Haagse regels op te leggen. De Haagse politieke arena is een ‘doe-arena’ geworden. Beleid wordt stelselmatig verward met meer nieuwe regels en meer publiek geld. Politiek activisme is de norm; bewust niets doen wordt als lui en oninteressant beschouwd. Ik vind deze huidige politieke cultuur naïef, niet duurzaam houdbaar én schadelijk voor een vitale samenlevingsopbouw. Meedoen aan deze overheersende politieke cultuur past niet bij het CDA en ondermijnt zijn reden van bestaan. Ik doe een paar suggesties voor koersveranderingen.
De huidige politieke cultuur is naïef, niet duurzaam houdbaar én schadelijk voor een vitale samenlevingsopbouw
In onze snel vergrijzende samenleving blijft onze creativiteit veelal beperkt tot het elke keer opnieuw meer professionele hulp aanbieden voor de groeiende groep ouderen. Dat is niet houdbaar. Wij moeten het beleid omgooien en ouderen onderling in staat stellen naar elkaar om te zien; ook ouderen en jongeren over en weer. Bijvoorbeeld door het individuele AOW-uitkeringsniveau voor iedereen als norm te nemen, zodat het gaan samenwonen van twee tot dan toe individueel wonende ouderen niet tot een korting leidt op hun individuele AOW. Dat is een kostbare verandering. Maar reken even uit wat dit oplevert aan beter beheersbare kosten van professionele ouderenzorg. We kunnen deze zorg dan concentreren op die ouderen die echt niet zonder professionele hulp kunnen.
Let ook op de (grote) woonhuizen die daardoor vrijkomen voor doorstroming. Stimuleer de eigen verantwoordelijkheid; vlucht niet steeds weer in kostbare professionele hulp.
Let ook op de factor tijd: er is een ongelofelijke haast en vluchtigheid bij jongeren en ouderen die tegelijkertijd heel veel ballen in de lucht moeten houden. Een beleid waarin verantwoordelijkheid voor elkaar wordt gestimuleerd moet ervoor zorgen dat men daar ook tijd voor heeft. Flexibele arbeidstijden; cao’s die rekening houden met werk-privéverhoudingen. Schep daar (tijd)ruimte voor, zodat er ook ruimte komt voor andere verantwoordelijkheden dan alleen die van de werkende. Inderdaad een tegengeluid in een tijd van krapte op de arbeidsmarkt. Niet bij brood alleen was in 1977 een trefzekere titel van het eerste CDA-verkiezingsprogram.
Maatschappelijke organisaties: laat ze leren van hun eigen fouten
Maatschappelijke organisaties, die burgers samen vormen, zijn essentieel voor een vitale samenleving. De mens kan niet alleen leven en staat er zo ook niet alleen voor. Maar intussen zien we dat de overheid zich bemoeit met tal van aspecten van deze organisaties. Bestuurders worden daar gek van. En raken ontmoedigd. Waarom moet dat? De overheid heeft niet eens menskracht genoeg om haar eigenlijke collectieve verantwoordelijkheden te behartigen, laat staan dat zij publieke eisen voor private maatschappelijke organisaties kan handhaven. Waarom mag een maatschappelijke organisatie geen fouten maken? Die afgestraft worden door de leden. Alsof publieke regelgeving die fouten kan voorkomen. Van fouten en verkeerde beslissingen leer je meer dan van het automatisch volgen van regeltjes. Die bovendien niet garant staan voor het voorkomen van verkeerde beslissingen in snel veranderende situaties. Begin met een nulsituatie en analyseer vervolgens de huidige regels op zin en noodzaak voor een maatschappijordening die begint met de erkenning dat burgers individueel en in hun maatschappelijke verbanden in eerste instantie zélf daarvoor verantwoordelijk zijn. En accepteer dat er dan ook foute beslissingen genomen worden, waarvoor burgers individueel of in groepsverband verantwoordelijk gehouden moeten worden. Overheidsregels verhinderen deze ook niet. De wereld is niet volmaakt en zal dat nooit worden. De regeldrift van Den Haag lijkt op het bouwen van steeds weer nieuwe torens van Babel; wij weten inmiddels hoe dat is afgelopen. Een politieke filosofie die erop uit is alle verkeerde individuele of groepsbeslissingen te voorkomen zal snel ontaarden in een totalitaire overheid.
Onderwijs en zorg: begin met de leerkracht, de verpleegkundige, de arts zélf de verantwoordelijkheid te geven waarvoor ze jarenlang hebben doorgeleerd. En stop met de doorgeschoten controledrift met alle administratieve verplichtingen, waardoor het werken in deze twee cruciale sectoren (en andere) wordt ontmoedigd, terwijl er grote krapte is.
Kijk naar recente berichten waarin we kunnen lezen hoe individuele juffen en meesters met nieuwe vormen van ‘begrijpend lezen’ kinderen weer aan het lezen krijgen, omdat ze lezen weer leuk gaan vinden. Daar komt geen overheid of onderwijsinspectie aan te pas. Laat leerkrachten elkaar inspireren en scherp houden. Houd de onderwijsinspectie op afstand.
Trouwens: Finland kent helemaal geen onderwijsinspectie; leerkrachten houden elkaar daar scherp. En zorgen gezamenlijk voor excellent onderwijs. Hebben wij ergens een afslag gemist?
Een suggestie: schrap alle bestaande regels en ga dan weer voorzichtig opbouwen met alleen regels die echt nodig zijn. Omdat het onderwijsveld daarin niet zelf kan voorzien. Een wilde gedachte, zeker. Maar de huidige administratieve last is gruwelijk en voor een groot deel zinloos. En inmiddels bedreigend voor de kern van het geven van goed onderwijs en goede zorg. Dan werken subtiele, genuanceerde benaderingen niet meer. Dat is inmiddels wel gebleken.
De overheidsverantwoordelijkheid: essentieel maar ook beperkt
Zoals gezegd: de overheid is er voor het ‘gezamenlijke’, waarin burgers niet individueel of in groepsverband kunnen voorzien. Een effectief publiek optreden op cruciale collectieve terreinen die essentieel zijn voor een vreedzaam samenleven. Focus en selectie; niet alles kan.
Het bewaken van de rechtsstaat, een toereikende defensie in een wereld met beangstigende ontwikkelingen. Het grip krijgen op een onbeheerste instroom van migranten. De overheid zal een strenge marktmeester moeten zijn die het maatschappelijk verkeer aan noodzakelijke spelregels bindt. Ze zal het bewerken en bewaren van onze aarde moeten normeren en beprijzen, in plaats van vooral met subsidies te strooien. Voorwaarden moeten scheppen voor een excellente onderwijsinfrastructuur gedurende het gehele arbeidzame leven; essentieel in een strategie gericht op voortdurende ontwikkeling van burgers. Ze zal ook garant moeten staan voor een basisniveau aan materiële zekerheden wanneer burgers daarin toch niet zelf kunnen voorzien; de overheid heeft een vangnetfunctie, zodat er niemand door een vloer zakt. Maar houd het daar dan ook bij. En maak duidelijk dat burgers en organisaties zelf, desgewenst, aanvullende voorzieningen treffen. Dan gloort er ook weer perspectief voor vakbonden, die nu dikwijls achter een wetgever aanhobbelen. Waarom zou men nog lid worden wanneer de overheid alles regelt? Werknemers die zich verenigen: we kunnen echt niet zonder, om de soms meedogenloze wetten van de markt te weerstaan.
Waarom zou men nog lid worden van een vakbond wanneer de overheid alles regelt?
Deze benadering legt het volle accent niet op een eindsituatie (‘bestaanszekerheid’), maar op het toerusten van burgers en maatschappelijke organisaties om zélf hun leven vorm te geven. Met onderscheiden accenten die iedereen daaraan zelf zal willen geven. Een ontwikkelingsmotief in plaats van de ‘snoeptrommel’. In die zin zijn christendemocratische partijen nog steeds volop emancipatiepartijen. Nu, anders dan vroeger, niet meer voor ‘de kleine luyden’ van de gereformeerde gezindte of voor de katholieke minderheid, maar niet minder relevant, gegeven nieuwe maatschappelijke verhoudingen en groeperingen, nieuwe omstandigheden en uitdagingen. Daar ligt de actuele relevantie van de geboorteakten van het CDA en de partijen die het nu ruim 40 jaar geleden gevormd hebben.
Het is noodzakelijk de omvang van het overheidsapparaat bij een nieuw regeerakkoord op voorhand te beperken met een taakstelling van min 10% over de gehele kabinetsperiode. Een paardenmiddel; jazeker. Maar je moet eens opletten hoeveel creativiteit hiermee wordt uitgelokt en hoe snel robuuste regelgeving ermee wordt afgedwongen. Het zal een enorme steun in de rug zijn voor bewindspersonen om tot zinvolle begrenzing te komen. Te vergelijken met de budgettaire grenzen onder krachtige ministers van financiën zoals Onno Ruding, Gerrit Zalm en Jeroen Dijsselbloem. Overigens: de afgelopen 4 jaar (sept. 2019 tot sept. 2023) is het aantal werknemersbanen bij de overheid gestegen met ruim 75.000 naar bijna 599.000. Dat is in 4 jaar tijd met ruim 14%. Een taakstelling van min 10% is nog te mild.
Verwantschap buiten het CDA
Buiten CDA-kring zijn soortgelijke analyses op te tekenen. Ik verwijs naar de WRR-studie Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle van eind november vorig jaar. De auteurs bepleiten, kort gezegd en in mijn woorden, het ondersteunen van de persoonlijke ontwikkeling van burgers centraal te stellen in plaats van allerlei beloften te doen over materiële voorzieningen: kansloos en onbetaalbaar.1
Ik verwijs voorts naar twee columns van Stephan Sanders in de NRC. Op 18 september vorig jaar stelde hij dat de belofte van ‘bestaanszekerheid’ zo groot is dat de politiek die praktisch gesproken niet kan waarmaken. Ook omdat het begrip ‘zwanger gaat aan het oeverloze en in die zin een recept is voor gefrustreerde verwachtingen’.2 En in een column van 8 januari jl. vertelt hij van een bevriend kunstenaar die bij hem langskwam. Zijn werkgever had hem de vraag gesteld waarom hij niet meedeed om stelling te nemen in het conflict Israël-Hamas. Sanders legt vervolgens rustig en overtuigend uit dat een kunstinstelling er niet is om politiek stelling te nemen; een universiteit evenmin.3 Kijk eens hoe aldus in een liberale krant, uit ‘onverdachte hoek’, en in andere bewoordingen, de kern van ‘soevereiniteit in eigen kring’ met een dwingende logica wordt uiteengezet.
In het CDA is de top-down bestuursstijl de laatste jaren dominant geweest
Consequenties voor de organisatie van het CDA
Deze lijn van denken vraagt om een partijorganisatie die dit accent op onderscheiden verantwoordelijkheden weerspiegelt. Dat raakt aan de positie van burgers/kiezers en van maatschappelijke organisaties binnen het CDA. Zit ik er ver naast wanneer ik stel dat in het CDA de top-down bestuursstijl wel heel dominant is geweest de laatste jaren? En dat een systematisch overleg met maatschappelijke verenigingen en organisaties er niet is, of slechts heel vrijblijvend en ad hoc? Een centralistische partijorganisatie roept politiek centralisme op en ontmoedigt een zelfstandige, eigen verantwoordelijkheid van het maatschappelijk middenveld. Ik bepleit een nieuwe partijstructuur met nieuwe, bij deze tijd passende omgangs- en communicatievormen. Met een nieuw type bestuursleden en medewerkers op het partijbureau die deze nieuwe vormen beheersen. En ik bepleit dat Kamerleden en bewindspersonen ook geselecteerd worden op hun vermogen om ‘nee’ te zeggen tegen een overheersend politiek centralisme en op hun durf om tegen de gangbare stroom in te roeien.
Beppie en de CDA-partijbobo’s
Voor het hoofdkantoor van Albert Heijn in Zaandam staat het beeld Beppie, met als onderschrift: ‘Opdat wij nooit vergeten voor wie wij werken.’ Beppie is een huisvrouw die twee zware tassen met boodschappen met zich meesjouwt. Wanneer we het CDA-partijbureau binnenlopen, treffen we op een niet te missen prominente plek afbeeldingen aan van minister-presidenten van CDA-huize en van partij- en fractievoorzitters. Op zich niet ongebruikelijk voor een partijbureau, maar toch: om wie gaat het nu eigenlijk in de politiek?
Symbolen doen ertoe, ‘opdat wij nooit vergeten voor wie wij werken’. Waarom hangen in het partijbureau geen foto’s van een meester en een juf, die dikwijls in veel te grote klassen elke dag opnieuw onze kinderen wegwijs maken in een ingewikkelde wereld; van een boer die best willen vergroenen, maar gek worden van steeds weer andere nationale of Europese regels; van een jonge ondernemer die wil ondernemen, maar intussen vooral druk zijn met tal van administratieve verplichtingen; van een bestuurder van een gemeente die bedreigd wordt, maar toch doorgaat, omdat hij niet buigt voor terreur; van een kleine zelfstandige die de leefbaarheid in stad en platteland overeind houdt; van een werkloze van boven de 50 die meer dan honderd sollicitatiebrieven heeft geschreven, maar steeds weer op onduidelijke gronden wordt afgewezen; van een politieman in de vuurlinie tegenover zinloos geweld, voor onze veiligheid; van een thuiszorgmedewerker die door weer en wind ouderen komen helpen, omdat die anders vervuilen en omkomen in eenzaamheid? Kortom, foto’s van mensen die model staan voor al die collega’s die ons land overeind houden en elke dag opnieuw verder brengen – opdat wij ook in de politiek ‘nooit vergeten voor wie wij werken’!
En ergens op het partijbureau is er dan vast ook nog wel een bescheiden wandje te vinden voor de foto’s van de partijbobo’s.
Conclusie
Er is grote verwarring over wat publiek is en wat privaat. Daardoor komt de overheid niet toe aan het afdoende waarborgen van collectieve verantwoordelijkheden waartoe alleen zij geroepen is, en worden vervolgens private partijen voortdurend op het verkeerde been gezet, waardoor zij ervan weerhouden worden om hún verantwoordelijkheid waar te maken. Zo houden we elkaar in de houdgreep, en is het vertrouwen in de politiek inmiddels historisch laag geworden. Ons land staat inmiddels op menig beleidsterrein stil.
Iedereen die het belang van gezaghebbend overheidsoptreden onderkent, zal er niet aan kunnen ontkomen te saneren en focus aan te brengen in publieke taken, en private partijen verantwoordelijk te houden voor de private keuzes die zij voor zichzelf wensen. Budgettaire grenzen zullen ons hiertoe dwingen. Maar het grijpt dieper: de geboortepapieren van het CDA en de partijen die het gevormd hebben in 1980, herinneren ons eraan waartoe het CDA op aarde is.
Kortom, het CDA zal afstand moeten nemen van de centralistische ‘snoeptrommeldemocratie’; het heeft er niets te zoeken. De kiezer had dat op 22 november jl. heel goed door; nu het CDA zelf nog.
Artikel in het kort:
- Niet bij brood alleen heette het eerste CDA-programma uit 1977 trefzeker. Het CDA past niet in een politieke arena die vrijwel uitsluitend wordt beheerst door een wedloop in het aanbieden van materiële voorzieningen
- Toch is het CDA tegen zijn eigen geboortepapieren in meegezogen in een cultuur van politiek activisme en centralisme en van onrealistische verwachtingen. De overheid vertilt zich inmiddels zodanig dat haar eigenlijke taken worden verwaarloosd
- De controledrift in sectoren als het onderwijs en de zorg is volkomen doorgeslagen. Suggestie: schrap alle regels en ga dan weer voorzichtig opbouwen met regels die echt nodig zijn
- Het CDA kan de huidige periode gebruiken voor een nieuwe koers en herijking van de eigen partijorganisatie die passen bij het eigen gedachtegoed. Minder directief en met minder aandacht voor partijbobo’s, maar met meer aandacht voor onverwachte geestelijke en politieke bondgenoten en voor maatschappelijke voorbeeldfiguren
Noten
- 1.Mark Bovens e.a., Grip. Het maatschappelijk belang van persoonlijke controle. Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, november 2023. Zie ook het volgende ‘working paper’ van de WRR: Will Tiemeijer en Anne-Greet Keizer, Onzekerheid, maatschappelijk onbehagen en persoonlijke controle. Een conceptuele en empirische analyse. Den Haag: WRR, mei 2023.
- 2.Stephan Sanders, ‘Bestaanszekerheid als codewoord’, NRC, 18 september 2023.
- 3.Stephan Sanders, ‘Stellingname’, NRC, 8 januari 2024.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.