‘Machtspolitieke koers breekt het CDA op’
Samenvatting
Voor Gabriëlle Heine is het duidelijk: de geloofwaardigheid van het CDA is grotendeels verloren gegaan doordat de partij vanaf 2010 vanzelfsprekend en krampachtig vasthield aan een machtspolitieke koers. Ze mist bij de huidige partijtop reflectie over de noodzakelijke vernieuwing en ziet het liefst nieuwe mensen opstaan binnen de fractie om het CDA smoel te geven. Op dezelfde voet doorgaan kan niet meer.
Gabriëlle Heine woont samen, verwacht binnenkort een kind en heeft een eigen tweedehandskledingwinkel in het centrum van Maastricht. Sinds het vertrek begin 2022 van Vivianne Heijnen is zij fractievoorzitter van het CDA in Maastricht; daarnaast is ze bestuurslid van het CDA in Heerlen. In 2021 schreef zij samen met haar moeder een brief naar het partijbestuur. Kern daarvan was dat het CDA na het toeslagenschandaal niet met Rutte in een kabinet moest gaan zitten. Voor haar is dat verhaal relevanter dan ooit. Ze begon ooit op de markt, net als haar moeder. Haar ouders gingen dertig jaar geleden in de politiek. Haar vader is inmiddels overleden, maar zijn lessen leven voort, evenals die van haar nog politiek actieve moeder. Welke lessen zijn dat? En hoe kijkt zij aan tegen de positie van het CDA?
Wat is uw eigen achtergrond? Uit wat voor gezin komt u?
‘Voordat ik mijn kledingzaak in Maastricht had, ben ik ooit begonnen op de markt, net als mijn moeder. Ik kom uit een middenstandsgezin. Katholiek van huis uit, wel gedoopt, maar mijn ouders waren niet praktiserend. Daarbij speelt mee dat mijn vader een Hongaarse achtergrond heeft. Zijn contact met de Limburgse gemeenschap was in eerste instantie moeizaam. Mijn oma, zijn moeder, had een zwaar Duits accent en werd daar nogal op aangekeken. Mijn vader was daarom des te trotser dat onze tapijtzaak zo goed liep en dat hij zo zijn positie in de samenleving had verworven. Omdat ik het belangrijk vind mij onderdeel te weten van een gemeenschap met een verleden en een toekomst, hecht ik ook wel aan de kinderdoop voor ons eigen kind. Maar dat is’, zegt Heine lachend, ‘nog een discussiepunt met mijn vriend.’
Gabriëlle Heine
Interview in het kort:
- Het ‘redelijke midden’ kan als een nietszeggende kreet klinken, maar dat is het niet als het daarop gestoelde beleid een uitvloeisel is van gespreide verantwoordelijkheid
- De overheid moet meer focussen op haar kerntaken
- Er is te sterk en te automatisch gekozen voor machtspolitiek, en dat is ten koste gegaan van de eigen geloofwaardigheid als politieke partij
- Als je echt wilt veranderen, zul je ook naar jezelf moeten durven kijken en soms een stapje opzij moeten doen
Hoe is uw politieke betrokkenheid begonnen?
‘Ik ben bij het CDA gegaan vanwege mijn ouders. Eerst werd mijn vader politiek actief, zo’n dertig jaar geleden. Hij heeft jarenlang een tapijtzaak in Heerlen gehad, en mijn moeder stond op de markt. Zij sprak daar eigenlijk met Jan en alleman. Toen mijn inmiddels overleden vader de politiek in ging, kwam hij niet in de raad terecht, maar toen mijn moeder dit probeerde, gebeurde dat wel. Ongeacht of ze nu op een hoge of lage plaats werd gezet, komt ze er sindsdien altijd in, nu al zo’n 23 jaar.’
Wat heeft u van hen geleerd?
‘Dat politiek allereerst hard werken is. Het is eindeloos langs de deuren gaan en veel mensen spreken op de markt. Daar begint eigenlijk het contact met de mensen. Mijn moeder heeft vooral bekendheid gekregen doordat ze twee corrupte marktmeesters in Heerlen weg heeft weten te krijgen. Zij regelden tegen betaling betere plekken op de markt. Vanwege die affaire is mijn moeder tijdelijk geschorst; zelfs haar raadslidmaatschap kwam op de tocht te staan. Uiteindelijk heeft zij echter de strijd gewonnen en heeft de gemeente excuses moeten maken.’
Het komt aan op geloofwaardigheid, onafhankelijkheid, een sterk rechtvaardigheidsgevoel en heel veel lopen voor mensen
Zij belichaamt bij uitstek wat je nu ombudspolitiek noemt?
‘Ja, dat klopt. Dat betekent gewoon: er zijn voor mensen, hun problemen serieus nemen en die waar mogelijk oplossen. In een Volkskrant-interview met Ariejan Korteweg werd dit de stijl van het “politiek café” genoemd.1 De kern is dat allerlei mensen bij mijn moeder in de kraam kwamen met hun problemen. Dat gaat best wel ver. Toen er iemand kwam vanwege gebrek aan bestuursleden bij een plaatselijke voetbalclub, is ze zelf maar secretaris geworden. Ook zit zij onder meer nog in het dagelijks bestuur ambulante handel. Zij is goed in het regelen en doorzetten van zaken voor de mensen. Je moet er voor de mensen zijn en iets voor hen kunnen betekenen, al is het nog zo klein. Het kan bij wijze van spreken ook om een losliggende stoeptegel gaan. Je zou de stijl daarom ook goed “stoeptegelpolitiek” kunnen noemen.’
‘Van haar heb ik een zekere onafhankelijkheid geleerd. Ze was tegen een 24 uursopvang voor dak- en thuislozen op een bepaalde plek tegenover een seniorenflat die zij hiervoor ongeschikt achtte; ze was niet tegen de opvang op zich. Vanwege dit voornemen en schimmig politiek gekonkelfoes om van een oppositielid steun voor dit besluit te verkrijgen, is zij zelfs tijdelijk uit het CDA gestapt en twee jaar onafhankelijk raadslid geweest. Daarna is ze door het CDA weer teruggevraagd. Wel is ze nog enkele keren op een lage plek gezet, door de hoge heren van de partijtop, zelfs een keer op plek 11. Het gekkengetal noemen ze dat hier, maar het mocht niet baten: ze kwam elke keer met voorkeurstemmen in de raad.’
‘Geloofwaardigheid, onafhankelijkheid, een sterk rechtvaardigheidsgevoel en heel veel lopen voor mensen. Daar komt het op aan, en dat begint met contact met de basis van de samenleving. Ik denk dat het het CDA wat heeft ontbroken aan deze ingrediënten als we het landelijke beeld bezien. Dat is iets waar wij ook lokaal last van hebben, al speelt hier – eerlijk is eerlijk – ook gedoe met CDA’ers in Limburg mee. Het imago van de politiek in het algemeen en van het CDA in het bijzonder heeft na alle integriteitskwesties een dieptepunt bereikt.’
U sprak al over onafhankelijkheid en gevoel voor rechtvaardigheid, iets wat je ook ‘publieke gerechtigheid’ zou kunnen noemen, waardoor mensen niet in de knel raken. Wat spreekt u verder aan in de christendemocratische filosofie?
‘Gespreide verantwoordelijkheid spreekt mij van de uitgangspunten het meest aan. Het is duidelijk onderscheidend ten opzichte van andere politieke partijen. We verwachten te veel van de overheid. Alsof zij alles zou kunnen oplossen. Aan de andere kant: over de daarbij horende plicht om bij te dragen aan de gemeenschap of aan de publieke zaak hoor ik weinig mensen spreken, en ook niet over de vraag of iets wel of niet een overheidstaak is. Zelfs relatietherapie moet vergoed worden, zo hoorde ik laatst iemand vol vuur bij Op1 betogen, alsof er geen nietstatelijke domeinen meer zijn. Alsof er geen zaken meer zijn die wij zelf zouden kunnen regelen. Zo mogen verenigingen in veel gemeenten en ook in Maastricht geen oud papier meer ophalen. Vanwege de risico’s dat er ook plastic tussen zou kunnen zitten mag alleen een door de overheid aangewezen professionele organisatie dat doen. Dat lijkt me behoorlijk onzinnig. Zeker in perioden dat verenigingen het al lastig hebben moet je het mensen niet nóg lastiger maken door overbodige regelgeving. Daar is dan ook terecht veel heibel over. Want dit is natuurlijk prima iets wat verenigingen zelf zouden kunnen doen.’
‘We worden met recht wel gezien als “het redelijke midden”. Dat kan als een nietszeggende kreet klinken, maar dat is het niet als het daarop gestoelde beleid een uitvloeisel is van gespreide verantwoordelijkheid. Ondanks de imagoproblemen waarmee het CDA te kampen heeft, verbazen mensen zich hier in Maastricht erover dat ze qua visie op woonbeleid of economisch beleid, gewoon bij het CDA terechtkomen. We staan er qua beeldvorming slechter op dan feitelijk gerechtvaardigd is. In de praktijk werken wij goed samen met de SP en, als het om economisch beleid gaat, met de VVD. In deze zin zijn wij nog steeds een verbindende partij.’
In Maastricht gaat het meeste geld voor de jeugdzorg naar de rijke wijk en niet naar de kwetsbaarste wijk
Basis niet op orde
Welke problemen spelen vooral in Maastricht, en welke lessen voor de landelijke politiek zitten hierin?
‘Duidelijk moet zijn wat de overheid wel en niet doet. Vooral in dat laatste zijn wij niet goed, terwijl ook de zaken die de overheid wél aanpakt lang niet altijd op orde zijn. Dat is niet alleen landelijk een probleem, maar ook lokaal en dus ook in Maastricht. We hebben de basis niet op orde. Dat begint bij de handhaving van de algemene plaatselijke verordening (APV). Dat lukt al niet. Er is simpelweg gebrek aan capaciteit. Ook zorg en onderwijs komen in de knel. Jeugdzorg is met name een probleem. De financiële zorgen daaromtrent dreigen alle andere uitgaven in het sociale domein te verdringen. We hebben het heel ingewikkeld geregeld, met grote aanbestedingstrajecten voor onderaannemers. Daar is lastig politieke sturing aan te geven, terwijl we er wel politieke verantwoordelijkheid voor dragen. Ook hierin staan we voor het redelijke midden en de menselijke maat. “Rechts” heeft de neiging deze menselijke maat te verliezen, terwijl voor “links” bezuinigingen op de zorg onbespreekbaar zijn. Alles is voor links slecht en het resultaat van de heilloze marktwerking, zonder veel oog voor de betaalbaarheid van de zorg. Er zijn tal van zorgbureaus uit de grond gestampt en de vraag is waarvoor en voor wie dat allemaal goed is. Zie bijvoorbeeld de bureaus die claimen kinderen met concentratieproblemen in twee weken te helpen. Het is de vraag of dat veel zoden aan de dijk zet en het is ongelofelijk kostbaar. De landelijke discussie die hier mede door het CDA is gestart, vind ik heel zinvol. Ook door Follow the Money zijn de misstanden met de zorgcowboys redelijk nauwkeurig in beeld gebracht. In Maastricht gaat het meeste geld voor de jeugdzorg naar de rijke wijk, en niet naar Blauwdorp, de kwetsbaarste wijk. Dan weet je dat er in het systeem iets grondig mis is.’
Hoe kijkt u terug op de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen?
‘Wij zijn een zeer versnipperde raad met zestien partijen. Met zeven partijen zitten we in een coalitie. De Senioren StadsPartij Maastricht met vijf zetels, D66, CDA en PvdA met ieder vier, de VVD en Partij Veilig Maastricht met drie zetels, en Volt met twee zetels. Alle partijen leveren een wethouder. Wij hebben Hubert Mackus als inhoudelijk sterke en hardwerkende wethouder en zijn zeer blij met hem. De vorige periode waren wij nog de grootste partij. Vivianne Heijnen was toen onze lijsttrekker. Haar vertrek naar Den Haag om staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat te worden bezorgde ons een dubbel gevoel: voor haar prachtig, voor ons een stuk minder. Wij zijn toen na een rommelige campagne van vijf naar vier zetels gegaan, maar alles bij elkaar genomen toch nog een aardig resultaat.’
De overheid moet een schild voor de zwakkeren zijn en niet vooral een steun in de rug voor de rijken
Merkt u iets van de kloof tussen Den Haag en de regio en zo ja, wat dan?
‘Politiek gezien ervaar ik die kloof wel. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ongelijke verdeling van investeringsgelden. Zo is de politiecapaciteit een groot probleem. Voor een grensregio met Duitsland en België krijgen wij veel minder geld toegewezen dan we op grond van de problemen zouden verdienen. Wel zouden wij als Limburg beter kunnen samenwerken om richting Den Haag een vuist te kunnen maken. Onze buurprovincie met Brainport Eindhoven in het vaandel doet dat veel beter: het systematisch clusteren van verschillende aanvragen. Hier heeft elke stad toch de neiging om voor het eigen project te gaan. Ik snap dat dat voor Den Haag een stuk minder handig is. De vermeende kloof tussen stad en platteland zie ik maar ten dele. Een kloof is er hier eerder tussen “hoger” en “lager” opgeleid; vooral daarvan merken wij hier iets in Maastricht. Voor veel mensen in de stad is de universiteit niet alleen maar een zegen. Zij zien de stad veranderen in een studentenstad waar Engels steeds meer de voertaal wordt in de horeca. Maastricht wordt wel als chic gezien, maar behoudens de universiteit heeft het ook de kenmerken van Heerlen, inclusief de wijken waar de armoedecijfers hoger zijn dan het landelijk gemiddelde. Ik vermoed dat als wij het zouden vragen, veel Maastrichtenaren vinden dat de universiteit mag verdwijnen. Ze hebben het gevoel dat Maastricht er minder voor hen is en dat ze minder gewaardeerd worden.’
Hoe is die kloof te verkleinen?
‘Wij proberen als partijen in de coalitie de wijken in te gaan. Contact leggen met de mensen. Laten zien dat we er ook voor hen zijn. Verbinding is belangrijk. Wij zetten daartoe ook stadsdeelregisseurs in, hoge ambtenaren die de wijken ingaan en specifiek mensen helpen die vastlopen in de bureaucratie. De overheid moet een schild voor de zwakkeren zijn en niet vooral een steun in de rug voor de rijken.’
Wat zou het CDA hierin landelijk moeten doen?
‘Meer focus op de kerntaken, zoals zorg en onderwijs; dat is wat ik mis. Deze discussie is trouwens wel op een goede manier gestart door Hugo de Jonge waar het wonen aangaat. Ik weet dat heel veel bestuurders moeite met hem hebben, maar de ontsporing van de woningmarkt is wel degelijk een groot probleem. Daarover met huiseigenaren stevig het gesprek aangaan is essentieel, net als het nieuw leven inblazen van de volkshuisvesting.’
Geloofwaardigheid
Hoe kan het dat er ogenschijnlijk juist kansen voor een christendemocratisch verhaal moeten zijn, terwijl in de praktijk het CDA te weinig aanspreekt? Wat hoort u daarover in uw omgeving?
‘Het verhaal is goed, maar wordt te weinig overtuigend belichaamd. Het CDA is zijn geloofwaardigheid kwijtgeraakt. Vanaf 2010 is een neerwaartse spiraal begonnen, en is het bergafwaarts gegaan. Men heeft altijd te krampachtig aan de macht vastgehouden en daarmee heeft de partij min of meer in de schaduw van de VVD gestaan. Het CDA wordt een beetje gezien als een partij die altijd wel meeloopt. Niemand weet precies waar ze voor staat. Holle frasen kleuren de toespraken, zoals “Minder ik, meer wij”. Ik ben het op zich met de leus eens, maar het komt wel op de concretisering aan. Wat betekent dit bovendien als er steeds voor een kabinet van de VVD wordt gekozen? Wij dachten dat het vanzelf goed zou komen; dat is te naïef gebleken. Het CDA als machtspartij is ten koste gegaan van haar eigen geloofwaardigheid.’
Veel kleurrijke figuren hebben de partij verlaten of zijn op een zijspoor beland
‘Eerlijk is eerlijk: de situatie in CDA Limburg is daarbij ook nog een verhaal apart. Het beeld is nu dat men het in de partij onderling wel met elkaar regelt. Dat maakt het er niet aantrekkelijker op om bij het CDA aan te schuiven.’
‘Landelijk gezien geldt: voor onze geloofwaardigheid hadden we niet in de coalitie moeten stappen na de toeslagenaffaire. Dat was ook de kern van de brief die ik twee jaar geleden naar het partijbestuur stuurde. We hadden toen tégen de politiek van Rutte en vóór de politiek van Omtzigt moeten kiezen. De brief was gericht tegen het machtsdenken, voor een betrouwbare en transparante overheid, juist om volop ruimte te laten aan de samenleving. De vraag was en is: ga je voor de macht of voor de mensen?’
Ligt het wel zo eenvoudig?
‘Ja, soms wel. Mensen zeggen tegen mij dat ik Omtzigt daarmee op een voetstuk plaats, maar dat is bepaald niet het geval. Het gaat mij niet om de persoon, maar om een bepaalde stijl van politiek die mij aanspreekt. Het is belangrijk dat het CDA ook zijn volksvertegenwoordigende rol serieus oppakt. Het is precies daarom zo teleurstellend dat Omtzigt uiteindelijk de partij heeft verlaten. Zijn vertrek is symptomatisch voor het feit dat wij steeds minder een spreekbuis zijn van mensen in de knel, maar vereenzelvigd zijn geraakt met de macht.’
‘Het beeld is nu dat er vooral plaats lijkt te zijn voor jaknikkers en mensen die zich goed houden aan de fractiediscipline en coalitievoorkeur. Veel kleurrijke figuren hebben de partij verlaten of zijn op een zijspoor beland. Martijn van Helvert, van hier uit het zuiden met zestienduizend voorkeurstemmen, of Mona Keijzer, die ook veel stemmen trok. Maar veelkleurigheid en veelstemmigheid zijn altijd de kracht van het CDA geweest. Er zal ruimte moeten zijn voor conservatieve en kritische CDA’ers, voor eigenwijze CDA-leden; men moet niet te veel hameren op fractiediscipline of coalitiedwang. We zijn niet een partij van de staat, maar van de straat, dus van de gewone mensen, en dat laatste dreigen we wat te vergeten.’
De brief met uw zorgen is wel opgepakt door het partijbestuur.
‘Ja, dat klopt. Ik heb hierover een gesprek gehad met Marnix van Rij, die toen interim-partijvoorzitter was. Hij is hier langsgekomen in Maastricht. Mijn vraag was en is: ging het daarbij vooral om damagecontrol of was het een echt, open gesprek? Hoe dan ook: de zorgen zijn aangehoord, maar uiteindelijk is men toch gewoon de coalitie in gegaan.’
Op het WI-symposium ‘Geloof in de politiek’ zijn onlangs bij wijze van vrije gedachteoefening vier scenario’s voorgehouden aan de zaal over de toekomst van het CDA: (1) voortmodderen, (2) de partij aanbieden aan de jongeren van het CDJA, (3) idem aan Omtzigt, en (4) fusiebesprekingen starten tussen CDA, Omtzigt en BBB. Zit er eentje bij die u aanspreekt en waarom?
‘Ik ben zelf niet bij dat symposium aanwezig geweest. Qua gedachteoefening kan zoiets zeker nuttig en behulpzaam zijn, maar om eerlijk te zijn, vind ik geen van de vier scenario’s realistisch en/of wenselijk. Ook niet om de partij dan maar met een strik eromheen aan Omtzigt te geven. Het gaat mij erom aan te geven dat het soort politiek waar Omtzigt voor stond en staat ook bij het CDA hoort, en dat wij daar meer van moeten hebben. Het gaat mij erom een tendens aan te wijzen in de politieke koers die ik zorgelijk vind voor het CDA als volkspartij. Er is te sterk en te automatisch gekozen voor machtspolitiek en dat is ten koste gegaan van de eigen geloofwaardigheid als politieke partij. Dát is mijn boodschap. Niets meer en niets minder. Een samenwerking tussen Omtzigt, CDA en BBB om tot een nieuw soort partij te kunnen komen zie ik helemaal niet zitten …’
Dat Omtzigt gewoon goed is in zijn vak is belangrijker dan welk ander kenmerk ook
Provinciale staten en de BBB
Waarom niet? De BBB heeft wellicht elementen die ons zouden moeten aanspreken, zoals de verbinding met de samenleving, met mensen die zich niet gehoord en gezien voelen. Hoe ziet u de verhouding tussen de BBB en het CDA?
‘De BBB spreekt bij monde van Caroline van der Plas heldere taal en niet zozeer in slogans of oneliners. Maar ik moet nog zien wat er allemaal van terechtkomt. Het gaat uiteindelijk om het kunnen dragen van bestuurlijke verantwoordelijkheid en daarbij draait het om een geloofwaardige afweging van verschillende belangen. Ik ben benieuwd hoe die er voor de BBB in de provincies uit gaat zien. Hoe gaat zij verantwoordelijkheid dragen voor het stikstofbeleid? Is dat daadwerkelijk voor boeren én burgers? En hoe ziet natuurherstel er dan voor de BBB uit? Allemaal zaken die van belang zijn, zeker voor een partij als het CDA.’
‘Wat me niet aanspreekt is de nadruk op de persoonlijke sfeer. Foto’s posten van karbonades op de barbecue of zo; dat hoeft van mij niet zo nodig. Op de een of andere manier is er de neiging om de gewone man of vrouw uit te hangen, maar dat is helemaal niet nodig om die mensen goed te kunnen vertegenwoordigen. Toen ik op de lijst kwam voor de Tweede Kamerverkiezingen is mij door het campagneteam aangeraden op Instagram iets te doen met het gegeven dat ik kippen houd, want dat zou mensen aanspreken. Nou, van dat soort politieke stijl ben ik dus niet. Het voedt het misverstand dat je door dat soort acties op een of andere manier beter zou aansluiten bij het volk. Omtzigt is ook niet bepaald een prototype “man van het volk”. Integendeel: hij is superhoog opgeleid, heeft op verschillende universiteiten in Europa gestudeerd, maar is wel geschikt om het volk te representeren. Waarom? Het is zijn inhoudelijke profiel dat hem geloofwaardigheid verleent. Hij hoeft niet zoals Rutte bij Veronica Inside te zitten, of bij een of andere populaire talkshow. Hij is sterk in de vertegenwoordigende rol, gewoon goed in zijn vak dus. Dat is belangrijker dan welk ander kenmerk ook.’
‘Vanuit Den Haag werd ons voor de gemeenteraadsverkiezingen dringend aangeraden voor de lijst te streven naar een jongere bij de eerste drie. Natuurlijk: verjonging is goed en bij een lijst moet je altijd kijken naar diversiteit, maar het moet geen doel op zich worden. Inhoudelijke expertise en binding met de samenleving is cruciaal, zeker voor een partij als het CDA.’
Ik mis zelfreflectie binnen het landelijke CDA
Kan Den Haag nog iets leren van Maastricht?
‘Dat weet ik niet. Voor het herstellen van het contact met de samenleving kun je vanuit Den Haag niet zo makkelijk de wijken van het land ingaan. Maar je kunt wel, zoals Pieter Heerma nu doet, een politiek-café-tour door de provincies maken. Inhoudelijk ben ik daar zeker voor, maar het is de vraag of dat niet te laat is. Ik vrees dat de top van onze partij te verweven is geraakt met het Haagse wereldje, met het helpen realiseren van kabinetten, om nog echt geloofwaardig te zijn voor mensen. Ik zou zeggen dat het tijd is voor een andere fractievoorzitter, een die de controlerende en taakstellende rol van de volksvertegenwoordiger serieus kan nemen. Dat nu veel partijleiders in het kabinet zitten, is ook al geen goede zaak. Soms lijkt het gezien het aantal partijleiders dat daar zit, dat de ministerraad het hoogste orgaan van Nederland is, maar dat is toch echt de Tweede Kamer. Ik heb het al eerder gezegd, dus dat kan geen geheim zijn: er zijn nu nieuwe mensen nodig, omdat veel mensen die al lang in de top van het CDA meelopen te veel verbonden zijn en geassocieerd worden met het CDA als machtspartij. En het goede nieuws is: we hebben ze al in huis. Neem Henri Bontenbal, iemand die spreekt met gezag, vanuit expertise, zonder managementtaal en loze slogans. Of iemand als Derk Boswijk. Een geloofwaardig CDA bouwt vanuit de samenleving en vanuit de Kamer een sterk inhoudelijk profiel op. Als je echt wilt veranderen, zul je ook naar jezelf moeten durven kijken en soms een stapje opzij moeten doen. Die zelfreflectie mis ik binnen het landelijke CDA. Maar laat er geen misverstand over bestaan: ik geloof nog steeds in een CDA als brede volkspartij die zichzelf vanuit de samenleving, en de vertegenwoordigende organen als de Tweede Kamer of de Raad, vernieuwt en opbouwt. Maar dat gaat niet vanzelf.’
Noot
- 1.Ariejan Korteweg, ‘In de marktkramen van moeder en dochter Heine wordt het CDA op scherp gezet’, de Volkskrant, 5 mei 2021.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.