Verantwoordelijkheid voor het nageslacht?
Samenvatting
In het Westen is een consumptiemaatschappij opgebouwd die onhoudbaar is. De komende generatie houdt ons nu al verantwoordelijk – en terecht. Als zich in de wereld een effectieve antiwesterse macht kan organiseren, kan het zomaar zijn dat het Westen integraal ‘gecanceld’ wordt. Onze verantwoordelijkheid jegens toekomstige generaties is daarmee hoe langer hoe meer ook een zaak van keihard realisme.
‘What has posterity ever done for us that we should do something for posterity?’ Gekscherend, maar toch ook half serieus komen we deze uitspraak soms tegen in het debat over onder meer de milieuproblemen, en ook wel in de context van de almaar oplopende collectieve schuldenlast.
De uitspraak is aan heel wat mensen toegeschreven, maar het allereerste gebruik ervan lijkt toch te zijn geweest in de achttiende-eeuwse Britse krant The Spectator, die ten doel had om ‘moraal te verlevendigen met humor, en humor te temperen met moraal’ – kom daar vandaag eens om! In 1714 verschijnt een artikel over de verantwoordelijkheid van mensen voor volgende generaties. Het ‘bedrieglijke en zelfzuchtige’ deel van de mensheid wil hier niets van weten, zo stelt de krant. De meeste mensen lijken op die oude knorrige hoogleraar in Oxford, die, toen hem gevraagd werd om in zijn afdeling iets te doen waarvan vooral volgende generaties de vruchten zouden plukken, bromde: ‘We doen altijd maar weer iets voor het nageslacht, maar ik zou willen dat het nageslacht eens een keer iets voor ons zou doen.’
Tegenover die oude brommerige hoogleraar staat de vaak als ‘conservatief’ aangeduide Edmund Burke, die in 1790, nadenkend over de Franse Revolutie, stelde: ‘De samenleving is een verbond niet slechts tussen hen die nu leven, maar tussen hen die nu leven, degenen die gestorven zijn en degenen die nog geboren zullen worden.’ Dat was duidelijk gericht tegen de toen – en nu! – populaire gedachte dat een samenleving primair berust op afspraken die de nu levende mensen met elkaar maken tot wederzijds voordeel, zonder geschiedenis, zonder tradities, en zonder verantwoordelijkheid voor de toekomst. Voor ons de domheid, na ons de zondvloed. Laten we eten en drinken, de aarde verkloten en zo veel mogelijk schulden maken, het er nog tien à twintig jaar goed van nemen, vliegen, stikstof uitstoten, CO2 de lucht in knallen, van vakantie naar vakantie consumeren – want morgen sterven we. Die mentaliteit verwierp de oude Burke. Paulus was er trouwens ook niet bijster enthousiast over, blijkens 1 Korintiërs 15:32.
Wie heeft er gelijk: de brommerige Oxfordhoogleraar of de eerbiedwaardige Burke? Dat is nog niet zo eenvoudig. Er woedt de laatste jaren een fors debat over onze verantwoordelijkheid jegens toekomstige generaties. Kunnen mensen die nog niet leven alvast bepaalde rechten doen gelden, zo vragen filosofen zich af. In abstracto een interessant probleem. Hebben ongeborenen een recht op leven, bijvoorbeeld? Het is – althans voor zover we weten, maar Plato dacht er anders over – niet zo dat er ergens in een onpeilbaar voorgeborchte een heleboel zielen staan te wachten om het aardse leven te beginnen. Om daar vervolgens zwaar te gaan zitten te balen als ze niet kunnen leven, bijvoorbeeld omdat de beoogde pa en ma voorbehoedsmiddelen gebruiken of op die ene avond geen zin hadden in seks: verhip, nou kan ik niet geboren worden! Kortom, zolang mensen niet leven, kunnen we ze ook geen schade berokkenen; dat lucht op.
Maar zijn we dan niet verantwoordelijk jegens toekomstige generaties? Misschien helpt het als we die vraag retrospectief stellen. Wie houden we verantwoordelijk – in positieve en in negatieve zin – voor ons leven in onze situatie nu? Als we die vraag beantwoord hebben, kunnen we misschien per analogie spreken over voor wie wij in de toekomst verantwoordelijk zijn. Neem Julius Caesar. Dat hij een genocidale massamoordenaar was, is vervaagd in onze herinnering. Kunnen we nu nog spijt, laat staan herstelbetalingen, vragen van Italië voor de massale slachting bij het Brabantse Kessel? Dat gaat toch wat ver. Het is net als met DNA: ooit had ik een Chinese student die ongeveer de 74e generatie nageslacht van Confucius was; leuk natuurlijk, maar het Confucius-DNA is dan wel quadratisch-homeopatisch verdund. Zo kunnen we ook over verantwoordelijkheid denken. De generaties direct voor ons hebben inderdaad verantwoordelijkheid gedragen voor onze wereld zoals die nu is. Wij zijn hun directe erfgenaam, en zullen ons daarom automatisch afvragen wat we doen met wat zij ons hebben nagelaten en of wij dat net zo, op dezelfde manier, willen doorgeven aan onze kinderen. Dat we hen verantwoordelijk houden betekent niet dat we hen voor de rechter willen slepen, maar dat we in een reëel of denkbeeldig gesprek met hen ons afvragen wat we waardevol vinden en waar we afscheid van nemen. In feite is dat het permanente gesprek tussen generaties, zoals dat zowel in familiekring als in de kring van naties en culturen door de eeuwen heen plaatsgevonden heeft en plaatsvindt. Daar speelt Caesar niet echt een rol meer in, maar de Heeren Zeventien van de VOC misschien nog net wel.
Onze kinderen kunnen ons verantwoordelijk houden: wij vormen hun wereld
Leefbare wereld
Zo hebben we, bij analogie, ook een grote verantwoordelijkheid voor de wereld waarin onze kinderen opgroeien. En die verantwoordelijkheid strekt ook zo ver dat we medeverantwoordelijk zijn voor de mate waarin onze kinderen (en ‘onze’ bedoel ik dan niet persoonlijk, maar collectief; ik spreek dus ook over allen die in individuele zin kinderloos zijn) in staat zullen zijn hun kinderen een leefbare wereld aan te bieden. Zij kunnen ons verantwoordelijk houden, in heel concrete zin: wij vormen hun wereld. In deze zin versta ik Burke: we vormen in het heden een schakel in een keten, en het is niet aan ons om die keten te verbreken en te zeggen: ‘Zoek het maar uit.’ Een huidige generatie geeft steeds vorm aan de wereld voor de volgende én de daaropvolgende generatie, in een schiftend gesprek met de vorige generaties.
Mijn generatie kreeg een wereld overgedragen die politiek gezien nauwelijks duurzaam was, met immense politieke spanningen en op de achtergrond de dreiging van een allesvernietigende kernoorlog. Tegelijk had de vorige generatie stappen gezet in de richting van een internationale orde waarin met behulp van de notie van mensenrechten stappen gezet konden worden om ‘zwaarden om te smeden tot ploegscharen’ (zoals het door de Sovjet-Unie aan de Verenigde Naties geschonken beeld in New York in navolging van Jesaja het uitdrukte). Het massale verzet tegen kernwapens in de jaren zeventig en tachtig was inderdaad zo’n stap.
Maar onze generatie heeft nieuwe ontsporingen ingezet. In euforische stemming hebben we binnen één generatie in het Westen een consumptiemaatschappij opgebouwd die in de tijd onhoudbaar is voor onze eigen kinderen, en die in de ruimte nu al onhaalbaar is voor de velen die nu de aarde bewonen. De komende generatie houdt ons nu al verantwoordelijk – en terecht.
Een analogie. In zekere zin lijkt de huidige wereld op die van het apartheidsregime in Zuid-Afrika: grote ongelijkheid, harde scheidslijnen. Voor de blanke Afrikaners leek het een goede invulling van hun verantwoordelijkheid jegens hun nageslacht om dit in stand te houden en zo over te dragen. Maar dit betekende wel dat men hoe langer hoe grimmiger moest optreden tegen diegenen die niet in de morele overwegingen betrokken waren, de uitgeslotenen. Op termijn was dat niet houdbaar. Een betere invulling van hun verantwoordelijkheid was, achteraf gezien, deze geweest: inzet voor een inclusievere wereld waarin het voor hun eigen kinderen veiliger zou zijn. Iets soortgelijks geldt nu op wereldschaal: het Westen zal zich actief moeten inzetten voor een wereld die zowel ecologisch als politiek-sociaal geloofwaardig is.
De VS en Europa samen zijn verantwoordelijk voor zo’n zeventig procent van de wereldwijde vervuiling
Het is om deze reden dat we als generatie van rond het jaar 2000, zeg maar van 1970 tot 2030, nu stappen moeten zetten om deze grote risico’s in te dammen. Daarom zullen we ons, met alle kracht die in ons is, moeten inzetten voor een ecologisch duurzame economie in een wereld waarin de schrijnende ongelijkheid structureel afneemt.
Ketenvervuiling
Het zou zomaar kunnen zijn dat Europa hierin een heel bijzondere rol heeft te spelen. Het vormt samen met de Verenigde Staten het meest consumerende en daarmee ook het meest vervuilende deel van de wereld. Als we ook de totale ketenvervuiling van onze consumptie in het plaatje betrekken, zijn de VS en Europa samen verantwoordelijk voor zo’n zeventig procent van de wereldwijde vervuiling. Recente berichten dat ook het grootste deel van de door de graanuitvoer-overeenkomst vrijkomende voorraden uit Oekraïne niet in Afrika maar in Europa terechtkomt, zijn hemeltergend.
In de wereld wordt dat hoe langer hoe beter begrepen, en dit jaagt een steeds wijder verbreid antiwesters sentiment aan, waarin jaloezie en verontwaardiging samengaan. Dit maakt de wereld van de toekomst heel instabiel. Als zich in de wereld een effectieve antiwesterse macht kan organiseren, kan het zomaar zijn dat het Westen integraal ‘gecanceld’ wordt. De Russische inval in Oekraïne is in dit verband een kanarie in de kolenmijn. Belangrijke zuidelijke landen stelden zich neutraal op, alsof men even wilde afwachten hoe het zou lopen, om dan te switchen van een westers naar een antiwesters kamp. Er is brandstof voor een volgende wereldoorlog. Daarom zal de huidige generatie alles op alles moeten zetten om naast een duurzamere ook een rechtvaardigere wereldeconomie in te richten, en om de geopolitieke spanningen te verminderen. We moeten dus, in de woorden van Jezus, ‘vrienden maken met behulp van de onrechtvaardige Mammon’. Onze verantwoordelijkheid jegens toekomstige generaties is hoe langer hoe meer een zaak van keihard realisme, naast een morele verplichting.
Daarvoor zullen we fors moeten investeren. Het is onbegrijpelijk dat we in de achterliggende jaren immense schulden aangegaan zijn, alleen maar om ons eigen consumptieniveau overeind te houden, en nog nauwelijks om de wereld ecologisch en politiek duurzamer, volhoudbaarder, te maken. Met kleine schulden kan men schuiven; grote schulden zijn alleen gerechtvaardigd op basis van een langetermijnperspectief op een betere wereld, voor de toekomstige generaties. Alleen onder die conditie is een grotere financiële schuldenlast voor een toekomstige generatie te rechtvaardigen. Laat dit de actuele toepassing van de wijsheid van de oude Burke zijn.
Gelukkig is er in de afgelopen tien jaar al heel intensief en creatief nagedacht over de transitie naar een ecologisch en sociaal duurzamere economie. In het project ‘The Future of Capitalism’ heb ik samen met Jan Peter Balkenende hiervan een inventarisatie gemaakt. Het resultaat hopen we voorjaar 2023 te kunnen presenteren, met een speciale gerichtheid op Europa én op de toekomstige generaties. Centraal zal daarin staan de spanningsvolle driehoek waarin de noodzakelijke vernieuwing van de economie zal moeten samengaan met het goed betrokken houden van de eigen bevolking – het mag dus geen ‘eliteproject’ zijn – en daarnaast met een zelfbewuste geopolitieke positionering van Europa. Wordt vervolgd.
Artikel in het kort:
- Het is onbegrijpelijk dat we in de achterliggende jaren immense schulden zijn aangegaan om ons eigen consumptieniveau overeind te houden, maar nog nauwelijks om de wereld ecologisch en politiek duurzamer te maken
- Dit voedt een levensgevaarlijk antiwesters sentiment waarin jaloezie en verontwaardiging samengaan
- Het Westen zal zich actief moeten inzetten voor een wereld die zowel ecologisch als politiek-sociaal geloofwaardig is
- De noodzakelijke vernieuwing van de economie zal moeten samengaan met het goed betrokken houden van de eigen bevolking én een zelfbewuste geopolitieke positionering van Europa
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.