Vrijheid van onderwijs, juist nu!
Samenvatting
Vrijheid van onderwijs is niet, als een soort ‘kers op de taart’, een mooie toevoeging, maar is van wezenlijk belang en in feite de grondslag van álle onderwijs. Vrijheid van onderwijs is van groot belang om, met het oog op meer ruimte voor menswording, weerstand te bieden tegen onder meer neoliberaal maakbaarheidsdenken.
De veelbesproken vrijheid van onderwijs gaat uiteindelijk om het fundamentele recht van mensen om hun leven vorm te geven vanuit hun diepste waarden en levensovertuigingen.2 Zonder ruimte om onderwijs vorm te geven vanuit eigen waarden en levensovertuiging wordt onderwijs een politieke speelbal in een door macht en geld gestuurd krachtenveld. Vrijheid van onderwijs biedt ruimte om als school het pedagogisch, het onderwijskundig en het organisatorisch handelen expliciet te baseren op, dan wel geïnspireerd te laten zijn door, een bepaald mens- en wereldbeeld, ofwel een levensbeschouwing. Impliciet doen alle scholen dat. In die brede zin is al het onderwijs levensbeschouwelijk geïnspireerd. Al is het door het momenteel zo dominant aanwezige neoliberale marktdenken dat ook z’n weerslag heeft op onder meer onderwijspolitiek, -beleid en – wetenschap.
Principes van het neoliberale marktdenken, zoals het concurrentieprincipe, zijn steeds explicieter aanwezig in het onderwijs
Er zijn inmiddels meer dan genoeg aanwijzingen dat de jarenlange nadruk in onze samenleving en in ons onderwijs op economische vooruitgang en doelmatigheid veel verliezers kent. Niet in de laatste plaats onder jongeren. Er wordt veel, té veel, van hen verwacht, in te weinig tijd. De lat komt steeds hoger te liggen. Daarbij zijn principes van het neoliberale marktdenken, waaronder het concurrentieprincipe, steeds explicieter aanwezig in het onderwijs. Dientengevolge neemt de mentale druk toe en liggen burn-out en depressies op de loer. Ook zien we dat steeds meer jongeren moeite hebben om zich tot het leven te verhouden, in de veelheid van waarden en opvattingen die ze niet in de laatste plaats via social media tegenkomen. Hoog tijd om met het oog op de vorming van jonge mensen opnieuw werk te maken van vrijheid van onderwijs!
Transparantie
Omdat neutraal onderwijs niet bestaat, is mijn stelling dat het met het oog op de vorming van kinderen en jongeren van groot belang is dat er zo veel mogelijk transparantie bestaat over door welk mens- en wereldbeeld men zich als organisatie of als school, maar ook als individuele docent wil laten inspireren.3 Scholen kunnen onbewust en onbedoeld de waarden die dominant zijn in de samenleving onbereflecteerd overdragen of doorgeven aan leerlingen. Daar schuilt een groot risico in, namelijk het risico om onuitgesproken een bepaald mens- en wereldbeeld aan kinderen en jongeren mee te geven (zo niet op te leggen), zonder hen daarbij uit te nodigen en te stimuleren om zich op eigen wijze hiertoe te verhouden. Extreem geformuleerd is er dan veeleer sprake van indoctrinatie dan van vorming, wat pedagogisch gezien natuurlijk discutabel en onwenselijk is. Aan de hand van een korte reflectie op het huidige beleid omtrent burgerschapsvorming zal ik illustreren dat precies op dit domein het risico aanwezig is dat leerlingen op school onbereflecteerd een bepaalde, specifiek ingevulde visie op burgerschap meekrijgen, zonder dat er ruimte is om deze visie te bevragen. Burgerschapsonderwijs krijgt steeds sterker het karakter van socialisatie, dat wil zeggen: inwijding in bestaande tradities en praktijken, en veel minder van vorming ofwel het ondersteunen van jonge mensen om, zoals pedagoog Gert Biesta dat verwoordt, ‘als vrij, verantwoordelijk en volwassen subject in de wereld te willen staan’.4 Om meerdere redenen is dit zorgwekkend.
Burgerschapsvorming
Mede vanwege de vrijheid van onderwijs, die in Nederland is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, liet de wetsformulering van 2006 bewust veel ruimte voor scholen om, passend bij de eigen identiteit en uitgangspunten, een eigen invulling te geven aan burgerschapsvorming. De aanscherping van de wet op de burgerschapsvorming (2021) legt een grotere nadruk op het leren van en over basiswaarden van de democratische rechtsstaat. In het advies Grenzen stellen, ruimte laten benadrukt de Onderwijsraad het belang van een verplichte gemeenschappelijke kern van onderwijsinhoud en -doelen die iedere school moet aanbieden aan alle leerlingen.5 Deze verplichte inhoud in democratisch burgerschap dient de komende periode verder uitgewerkt te worden. Uitgangspunt is dat pluriformiteit gedijt bij een gemeenschappelijk normatief kader dat, aldus de raad, ingevuld kan worden vanuit de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat. De ruimte waarin scholen vrij zijn om eigen keuzes te maken, wordt begrensd door de verplichte gemeenschappelijke kern. De vrijheid van scholen bestaat erin dat zij daaraan vanuit de eigen identiteit of overtuiging nog elementen kunnen toevoegen. In toenemende mate wordt zo een specifieke visie van wat een ‘goed burger’ is, voorgeschreven in het onderwijs. In essentie is dit een bedreiging voor de vrijheid van onderwijs.
Piet van der Ploeg constateert dat het burgerschapsbeleid dat mede richting heeft gegeven aan de wet op de burgerschapsvorming (2006) en de herziening van die wet in 2021 in toenemende mate is ingegeven door neoliberalisme: ‘Burgerschap is het speerpunt in het streven van (…) kabinetten om op verschillende beleidsterreinen meerdere maatschappelijke problemen het hoofd te bieden door herverdeling van verantwoordelijkheden (participatie: personalisering, privatisering, particularisering) en bevordering van saamhorigheid (integratie: cohesie, gemeenschap).’6 Door de achterliggende beleidsmotieven wordt burgerschap, aldus Van der Ploeg, op een eenzijdige manier gedefinieerd en wordt burgerschapsvorming veelal eenkennig en instrumenteel ingevuld, namelijk met het oog op het welslagen van neoliberaal beleid op diverse terreinen, waaronder welzijn, jeugdzorg en werkgelegenheid. Met deze ontwikkeling dreigt verloren te gaan wat lange tijd als een van de belangrijkste taken van onderwijs werd gezien: leerlingen helpen om zelf een onderbouwde mening te vormen, om een geweten te ontwikkelen en om als persoon zelf in de wereld te verschijnen. De nadruk die er nu in burgerschap ligt op socialisatie is dan ook problematisch. Belangrijk risico is niet alleen de afnemende pedagogische ruimte voor persoonsvorming, maar ook het afnemen van democratische ruimte van individuen en groepen in de samenleving. Met andere woorden: in essentie staat de waarborging van democratie hier op het spel. Belangrijke vraag daarbij is hoe in een plurale samenleving moet worden omgegaan met een diversiteit aan minderheidsstemmen die niet alleen met elkaar kunnen botsen, maar ook met de dominante meerderheidsstem.
Het helpen van leerlingen om zelf een mening te vormen en om een geweten te ontwikkelen staat niet langer centraal
Het huidige burgerschapsbeleid getuigt in feite van weinig vertrouwen in de veerkracht van de samenleving en de bijdrage die minderheidsgroepen, waaronder religieuze, aan de samenleving als geheel kunnen leveren. Zo wordt dit in elk geval door een deel van het bijzonder onderwijs ervaren. In de beleving van sommige scholen is er vanuit onder meer de overheid eerder sprake van wantrouwen dan van vertrouwen richting hen. Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting rondom het in opdracht van het Ministerie van Onderwijs uitgevoerde themaonderzoek burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen, begin 2020. Op dit themaonderzoek kwam bezwaar van scholen, waaronder zowel christelijke (zowel algemeen als gereformeerd, reformatorisch en evangelisch) als islamitische. De kritiek betrof onder andere de opzet van het onderzoek: hoewel het onderzoek gericht was op al het onderwijs, is er geen representatieve steekproef genomen, maar zijn onevenredig veel religieuze scholen betrokken. Dit geeft de betreffende scholen de indruk dat ze op voorhand al in de beklaagdenbank zitten. Ook is er kritiek op de normstellingen die in het onderzoek gehanteerd worden. Nagegaan is of het onderwijs niet strijdig is met de basiswaarden, maar onduidelijk is welke criteria hierbij gebruikt worden. Diverse kernbegrippen, waaronder ‘moreel gevoelige thema’s’ en ‘mainstream opvattingen’, worden niet verder gedefinieerd, terwijl deze termen wel belangrijk zijn voor de uitkomsten en conclusies van het rapport. Scholen vragen zich af in hoeverre er sprake is van persoonlijke willekeur bij inspecteurs. Ook wijzen ze op de vooringenomenheid van het rapport: aan het rapport ligt de veronderstelling ten grondslag dat de ‘kleine richtingen’ meer problemen hebben om de waarden van de democratische rechtsstaat in hun onderwijs vorm te geven dan de ‘grote richtingen’, en dat de opvattingen van de kennelijke meerderheid (‘mainstream’) beter passen bij de waarden van de democratische rechtsstaat dan de opvattingen van de kennelijke minderheid.7
Scholen hebben niet alleen de ruimte, maar ook de pedagogische plicht om een tegengeluid te laten klinken
Weerstand bieden
Mede met het oog op een goed functionerende liberale democratie is werkelijke vrijheid van onderwijs juist nu van groot belang. Leerlingen helpen om de wereld te kunnen begrijpen en hun eigen plek in te nemen gebeurt óók daar waar scholen de ruimte nemen om níét mee te gaan in het door anderen aangedragen, zo niet opgelegde, mens- en wereldbeeld. Scholen hebben niet alleen de ruimte, maar ook de pedagogische plicht om een tegengeluid te laten klinken. Geïnspireerd door uiteenlopende (al dan niet religieuze) levensbeschouwingen kunnen scholen en individuele docenten tegengeluiden bieden. Zo kunnen zij leerlingen ervan bewust maken dat er verschillende manieren zijn om naar de wereld en zichzelf te kijken: het economisch maakbaarheidsperspectief is niet de enige manier. In bijvoorbeeld een door het christendom geïnspireerde mensvisie is de mens, geschapen naar Gods beeld, niet te reduceren tot Cito-scores en intelligentietests. De mens is meer dan een machine die geconditioneerd kan worden om een optimaal economisch rendement te behalen.
De vrijheid van onderwijs geeft scholen de ruimte om weg te blijven uit, of, voor het eerst of opnieuw, weg te gaan van een schoolklimaat dat gericht is op economisch gewin en efficiëntie. Om dat bewustzijn levend te houden en nieuw leven in te blazen én binnen de context van onderwijs de ruimte en vrijheid voor vorming en menswording van kinderen en jongeren te blijven opeisen en waarmaken, is vrijheid van onderwijs onmisbaar. Voor álle scholen, bijzonder én openbaar, ligt er daarom een belangrijke opdracht om (weer) meer invulling te geven aan de vrijheid van onderwijs. Om zo dusdanig vorm te geven aan onderwijs dat kinderen en jongeren, in alle ruimte en vrijheid, kunnen ontdekken hoe zij voor de toekomst van ons land en onze wereld van betekenis willen en kunnen zijn.
Artikel in het kort:
- Vrijheid van onderwijs biedt ruimte aan álle scholen om hun pedagogisch, onderwijskundig en organisatorisch handelen te baseren op een bepaalde levensbeschouwing
- In theorie kunnen scholen hiermee tegenkrachten bieden aan de dominante (neo)liberale cultuur in de samenleving, die nu – extreem geformuleerd – als indoctrinatie op leerlingen wordt overgebracht
- Een voorbeeld van die cultuur is de recente verplichting voor scholen om aan burgerschapsvorming bij te dragen. Religieuze scholen blijken hierbij onvoldoende ruimte voor hun eigen visie te ervaren
- Een echt liberale democratie zou niet via het onderwijs een (economisch gedomineerd) mensbeeld moeten opleggen, maar zou scholen ruimte moeten bieden om leerlingen te helpen in de zoektocht naar wat zij werkelijk van belang vinden
- Vrijheid van onderwijs is daarmee eerder nodig dan staande praktijk
Noten
- 1.De genoemde leerstoel is mede mogelijk gemaakt door Verus, vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs. Op 18 februari 2022 sprak Bertram-Troost haar oratie Menswording in een laagvertrouwensamenleving uit. De navolgende bijdrage is grotendeels gebaseerd op de uitgewerkte versie van deze oratie; zie: Gerdien Bertram-Troost, Menswording in een laag-vertrouwensamenleving. Kansen en uitdagingen voor onderwijs (oratie). Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam, 2022.
- 2.Gerdien Bertram-Troost, ‘Vrijheid van onderwijs. Werk maken van pedagogische opdracht’, Van twaalf tot achttien 31 (2021), nr. 7, pp. 16-19.
- 3.Zie ook: Gerdien Bertram-Troost, ‘Vrijheid van onderwijs. Essentieel voor vorming van kinderen en jongeren’, wij-leren.nl, 11 oktober 2021. Zie https://wij-leren.nl/vrijheid-van-onderwijs-essentieel-voor-vorming-kinderen-en-jongeren.php
- 4.Zie onder andere: Gert Biesta, ‘Wereldgericht onderwijs. Vorming tot volwassenheid’, De Nieuwe Meso 2 (2015), nr. 3, pp. 54-61.
- 5.Onderwijsraad, Grenzen stellen, ruimte laten. Artikel 23 Grondwet in het licht van de democratische rechtsstaat. Den Haag: Onderwijsraad, 2021.
- 6.Piet van der Ploeg, Burgerschapsvorming in tijden van communitair neoliberalisme. Analyse van 20 jaar burgerschapsvormingsbeleid. Den Haag: NRO-Werkplaats ‘Democratisering van kritisch denken’, 2020, pp. 2-3.
- 7.Zie: Renée van Schoonhoven, Het recht van de school (oratie). Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam, 2021, met name p. 12; Inspectie van het Onderwijs. Themaonderzoek burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs, 2020, p. 25; en ook Inspectie van het Onderwijs, Beslissing op de klacht (26715305), 22 januari 2021.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

