Intro
Samenvatting
‘Ik denk dat artikel 23 na 105 jaar een bedreiging is gaan vormen voor onze open, vrije samenleving. Het holt de rol van de school als kweekvijver van talent en ontmoetingsplaats uit en bevordert een hokjesgeest die op den duur onze democratische rechtsstaat ondergraaft.’1
In dit recente citaat is oud-Kamervoorzitter Gerdi Verbeet aan het woord, en zij is niet de enige die zich zorgen maakt over de vrijheid van onderwijs. Volgens velen heeft deze afgedaan, omdat de tijd van de verzuiling voorbij is. Nederland is niet meer opgedeeld in groepen liberalen, socialisten, katholieken en protestanten, terwijl de onderwijswereld nog wel veel katholieke en protestantse scholen kent. Deze zijn inmiddels aangevuld met het islamitisch onderwijs, en door een recente wetswijziging inzake het ‘richtingvrij plannen’ is het nu zelfs voor iedereen mogelijk om een school te stichten, omdat scholen niet meer aan een van tevoren goedgekeurde richting hoeven te voldoen. De eerste Renaissancescholen van Forum voor Democratie hebben zich intussen aangediend.
Nu zijn het niet de katholieke en protestantse scholen die mensen zorgen baren – hun religieuze identiteit is zozeer verwaterd dat de school voor velen acceptabel is –, maar eerder de reformatorische, de islamitische en de FvD-scholen. Laten we kinderen met deze scholen niet in een bubbel terechtkomen, zo vraagt men zich af? Is het niet veel beter dat kinderen met diverse achtergronden bij elkaar in de klas komen, zodat het samen-leven al vroeg bevorderd wordt?
De christendemocratie heeft samenleven altijd hoog in het vaandel staan, en dus is het appel dat vanuit de voornoemde gevoelens gedaan wordt, serieus. Zorgt de vrijheid van onderwijs voor een nodeloze scheiding, en wat valt er vanuit de christendemocratie te zeggen over de huidige stand van de vrijheid van onderwijs?
Opvallend genoeg wordt in deze CDV een heel andere analyse geboden. Diverse auteurs en geïnterviewden wijzen erop dat niet grote verschillen tussen scholen het probleem zijn, maar eerder het feit dat de meeste scholen sterk op elkaar zijn gaan lijken. De vrijheid van onderwijs staat inderdaad onder druk, maar dit komt vooral doordat er een eenheidsdeken over onderwijskundig Nederland is uitgespreid, iets waarvan scholen zelf zich nog niet eens altijd bewust zijn. Kinderen worden, zo luidt de kritiek, voornamelijk opgeleid om later economisch aan Nederland bij te dragen, en ondertussen worden ze geacht van bovenaf opgelegde normen en waarden te accepteren. Het onderwijs is zo steeds meer doortrokken geraakt van een neoliberaal marktdenken en een liberaal mensbeeld, waardoor de eigenheid van scholen en leerlingen onder druk is komen te staan. ‘Extreem geformuleerd is er dan veeleer sprake van indoctrinatie dan van vorming’, stelt Gerdien Bertram-Troost. Anderen wijzen erop dat dit liberale denken inmiddels ook blijkt uit rapporten van adviesorganen als de WRR en de Onderwijsraad.
Ja, er is dus wat mis met de onderwijsvrijheid, maar het is niet een teveel maar juist een gebrek aan pluriformiteit dat zorgen baart, is de wat eigenzinnige analyse in deze CDV. Ouders hebben niet alleen het recht om hun kinderen onderwijs te geven dat in lijn is met hun overtuiging, kinderen hebben ook het recht om onderwijs te ontvangen dat hun in pedagogisch opzicht ruimte biedt en niet van tevoren door volwassenen in Den Haag wordt dichtgetimmerd. Curieus genoeg is dit een onderwijsvisie die aansluit bij wat liberalen ooit voor ogen stond. Voorlieden als Thorbecke en Cort van der Linden stelden dat de eenheid van de natie gediend is met initiatieven uit de samenleving, en dat de overheid dus terughoudend moet zijn inzake het onderwijs, aldus historicus John Exalto. In 1917 bewerkstelligde premier Cort van der Linden het tegenovergestelde van wat destijds in Rusland gaande was, namelijk erkenning van verdeeldheid of pluriformiteit in de Nederlandse samenleving, tegenover de door Lenin opgelegde eenheid. Echte liberalen zouden dan ook de vrijheid van onderwijs van harte moeten steunen, ook als overtuigingen van de eigen inzichten verschillen.
CDA en boeren
Verder in deze CDV veel actualiteit. We worden met allerlei crises geconfronteerd, waarvan de vertrouwenscrisis tussen burger en overheid wel een van de precairste is. Hanke Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken, gaat in een interview in op het feit dat veel burgers niet meer het gevoel hebben dat Den Haag er voor hen is. Tot deze groep behoren ook de boeren, van wie velen niet meer weten of en hoe ze hun bedrijf straks kunnen runnen. Dit raakt het CDA, omdat de partij een nadrukkelijke rol heeft gespeeld bij de transities van de landbouw in de afgelopen decennia. Ton Duffhues analyseert de relatie tussen CDA en landbouw, en kraakt daarbij harde noten. Ook de discussierubriek ‘Dwars’ is aan het CDA en de opstelling in onder andere het stikstofdossier gewijd. Rob van de Beeten en Mirjam Sterk gaan in debat over de vraag of de recente handelwijze van de partij getuigt van daadkracht en visie of eerder van wanhoop en opportunisme.
Ten slotte de internationale crisis als gevolg van de Russische inval in Oekraïne. Paul van Velthoven duikt in de Russische oorlogsgeschiedenis en behandelt de vraag wat deze te zeggen heeft over de impact van de huidige oorlog. Anne Blanksma Çeta doet verslag van een onderzoek naar de visie van Europeanen op de EU. De Russische dreiging heeft de overtuiging dat Europa bescherming kan bieden versterkt, en ook op andere terreinen zien Europeanen steeds minder discrepantie tussen nationale trots en vertrouwen in de EU. Om krachtig te zijn tegenover gemeenschappelijke bedreigingen inzake klimaat en geopolitiek, is het wel zaak dat de EU op terreinen waarover interne verdeeldheid bestaat, zoals familiewaarden, moraliteit en nationale identiteit, aan lidstaten de ruimte biedt.
Pluriformiteit versus diversiteit
Met dit laatste zijn we weer terug bij het thema pluriformiteit, dat ook de onderwijsvrijheid betreft. Zoals we in Europa elkaar de ruimte moeten gunnen om binnen het gezamenlijke geheel afzonderlijke gemeenschappen met een eigen identiteit te vormen, zo zullen we ook in het onderwijs burgers de vrijheid moeten blijven geven om vanuit eigen overtuiging – of die nu religieus, maatschappelijk, pedagogisch of didactisch is – onderwijs te verzorgen. De liberale meerderheid heeft daar moeite mee, omdat zij vrijheid steeds meer voor gelijkheid heeft ingewisseld. Liever dan een pluriforme samenleving waarin verschillende gemeenschappen bestaan met een eigen identiteit, propageert ze diversiteit. Dit laatste betreft echter niet het verschil tussen gemeenschappen, maar de eis dat er binnen een gemeenschap volledige diversiteit aan individuen is.2 Gevolg is echter dat alle gemeenschappen op elkaar gaan lijken, omdat ze allemaal hetzelfde diverse patroon moeten hebben. Gemeenschappen, en daarmee ook scholen, zullen zich zo niet meer onderscheiden via een eigen visie op het goede leven en dus ook op goed onderwijs.
Het debat over de vrijheid van onderwijs zal de komende tijd daarover moeten gaan: gunnen we gemeenschappen nog de ruimte om af te wijken van de rest en vooral van de dominante meerderheidscultuur? Of moet alles en iedereen steeds meer op elkaar gaan lijken, waarmee de dynamiek uit de samenleving verdwijnt? Eerder ging het daarover al in het CDV-winternummer uit 2020, met als titel Diversiteit en gemeenschap. In het voorliggende nummer gaat het specifiek over de pluriformiteit inzake de vrijheid van onderwijs. Die term bevat niet voor niets het begrip vrijheid in plaats van gelijkheid.
Noten
- 1.Gerdi Verbeet, ‘Artikel 23 bedreigt onze open, vrije samenleving’, Trouw, 16 september 2022.
- 2.Zie voor deze analyse ook: Andreas Kinneging, ‘Polarisatie in verleden en heden: oorzaken en remedies’, in: Frank van den Heuvel en Ronald Tinnevelt (red.), Polarisatie en Perspectief. Laveren tussen lastige vraagstukken en lange tenen. Utrecht: Eburon, 2022, pp. 39-66, aldaar p. 57.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.