Intro
Samenvatting
‘Politiek begint met een mensbeeld’: zo heet een cursus van het Steenkampinstituut waaraan ook het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA heeft meegewerkt. Een treffende titel, want het maakt inderdaad uit of we de mens als selfmade en krachtig in zichzelf zien, zoals veel liberalen doen, of eerder als slachtoffer beschouwen, zoals veel populisten en ook wel socialisten menen. Het christendemocratische mensbeeld is dat mensen vooral tot hun recht komen in relaties. Wie beseft dat hij het leven gekregen heeft en dienstbaar voor de ander kan zijn, zal er niet alleen op gericht zijn anderen te helpen, maar is ook bereid zich door anderen te laten corrigeren. Afhankelijkheid die slechts één kant op werkt, leidt uiteindelijk tot een gemankeerde relatie.
Bereidheid zich te laten corrigeren is op dit moment niet de sterkste eigenschap in onze samenleving. De huidige politieke cultuur lijkt op een aanklaagcultuur: een onuitgesproken j’accuse kleurt veel politieke debatten. Wantrouwen richting ministers en ambtenaren alsmede volksvertegenwoordigers van andere partijen voert de boventoon, en dat is eigenlijk best bijzonder. Niet omdat er geen enkele reden tot klagen is. De toeslagenaffaire en de omgang met gedupeerden van de gaswinning in Groningen vormen zelfs de reden dat we dit CDV-themanummer de titel Vermorzeld door macht hebben meegegeven. De Nederlandse overheid blijkt op cruciale punten uiterst onrechtvaardig met burgers te zijn omgesprongen, waardoor mensenlevens zijn verwoest. Dan is het toch niet gek dat er met beschuldigende vingers naar verantwoordelijke politici gewezen wordt? Is het huidige collectieve wantrouwen niet gerechtvaardigd?
Toch wringt hier iets. Het adagium van deze tijd is immers ook dat ‘de meeste mensen deugen’, zoals de titel van een populair boek van veelschrijver Rutger Bregman luidt. In een interview in deze CDV plaatst Diederik Boomsma kanttekeningen bij dit progressieve motto. Als de meeste mensen deugen, maar we ondertussen wel zien dat het kwaad overal huist, is de voor de hand liggende uitweg dat er een kleine groep is die heel erg níét deugt en het voor de grote groep verpest. Die kleine groep kan dan de overheid zijn, de elite of de nieuwkomers, maar in ieder geval altijd een ander en niet jijzelf, want zelf hebben we het goede voor ogen. Deze insteek verschilt wezenlijk van het christendemocratische mensbeeld, dat het kwaad niet enkel bij de ander plaatst maar erkent dat iedereen ertoe geneigd is. Dat is geen visie die iedereen met wantrouwen wil bejegenen, maar een die realistisch beseft dat mensen, dus ook wijzelf, fouten kunnen maken.
In deze CDV Vermorzeld door macht gaan we op zoek naar hoe het toch mogelijk is dat het ongekende onrecht onder onze ogen, door ónze overheid, zelfs door mensen zoals wij, heeft plaatsgevonden. Paradoxaal genoeg heeft juist de visie dat het kwaad eerder bij de ander dan bij onszelf ligt, hieraan een bijdrage geleverd. Een cultuur waarin de meeste mensen deugen zorgt er immers voor dat politici en ambtenaren niet bij de kleine groep willen horen die niet deugt of die fouten maakt. ‘Niemand wilde voor elkaar onderdoen in verontwaardiging over de [Bulgaren]fraude’, die mede tot de toeslagenaffaire heeft geleid, schetst voormalig Kamervoorzitter Gerdi Verbeet in een interview. Het kwaad zat dus bij de ander en ‘wij als de goeden’ zouden dat aanpakken, maar die projectie heeft er wrang genoeg toe geleid dat politici uit alle partijen hebben bijgedragen aan een kwaad dat nog veel groter was.
Hannah Arendt
Uit bijdragen van diverse auteurs blijkt dat een cultuur waarin je zelf niet mag falen maar de ander dat in jouw ogen juist wel doet, debet kan zijn aan de fouten van en het wantrouwen in de overheid. Er ontstaat een sfeer van fraudeurs pakken, aldus Govert Buijs, of onvoldoende besef dat jouw handelen als overheidsfunctionaris in de praktijk desastreus kan uitpakken. Ambtenaren worden zó bang om van de heilige regels af te wijken of om de gestelde ‘targets’ niet te halen, dat ze niet meer zelfstandig kunnen beoordelen of een bejegening van een burger goed of fout is. ‘Ik pleit voor een overheid die op persoonsniveau meer durft te falen’, stelt José Sanders dan ook terecht, omdat deze faalangst politici, bestuurders en ambtenaren verlamt om het goede te doen. Door ruimte voor fouten te laten ‘krijgen ambtenaren het gezag terug dat hun eigenlijk nooit ontnomen had mogen worden’, schrijft ze. Een bureaucratie mag dan ook nooit ontaarden in een situatie waarin overheidsdienaars niet meer zelfstandig nadenken en oordelen, stelt Willianne van Ginkel-Kempenaar. ‘Oordeelsvorming […] is van belang om te voorkomen dat gedachteloos kwaad een kans krijgt’, stelt ze in haar bijdrage, waarin ze net als Buijs de waarde van het denken van Hannah Arendt over de banaliteit van het kwaad noemt.
Het sluipende kwaad zoals dat in de toeslagenaffaire naar buiten is gekomen, wordt vaak onderscheiden van het prompt zichtbare kwaad, dat zich sinds de Russische inval onder andere in Oekraïne veelvuldig laat zien. In het vorige nummer van CDV, De autocratische dreiging, kwam de vraag aan de orde wat dit voor de Nederlandse, Europese en westerse opstelling betekent, en ook in hoeverre moraliteit of juist realiteitszin in ons geopolitieke handelen leidend dient te zijn. Beatrice de Graaf reflecteert op dit themanummer met een beschouwing over ‘macht en moraal in een bezeten wereld’. Moraal speelt wel degelijk een rol, aldus De Graaf, maar ‘te hoogstaande claims over de eigen morele superioriteit keren als een boemerang terug’, zo analyseert ze.
Ook de debatrubriek ‘Dwars’ is aan de oorlog in Oekraïne gewijd. Ze bediscussieert de vraag of het geteisterde land versneld tot de EU moet kunnen toetreden. Ja, betoogt Wim van de Camp, Oekraïne mag nu geen bureaucratische drempels worden toegeworpen maar dient perspectief te krijgen op snelle toetreding. Nee, stelt Mustafa Amhaouch, de Kopenhagencriteria voor toetreding gelden onverminderd. Oekraïne en de EU zijn er nog lang niet klaar voor, maar er dient wel perspectief te worden geboden. Verder reageert Henk Jan Ormel op de bijdrage van Eddy van Hijum in het vorige nummer over de dreigende federalisering van de EU, die Van Hijum als superstaat betitelde. Ormel ziet federalisering niet als dreiging, maar als wenselijk en noodzakelijk perspectief. ‘Een federale Unie is juist het omgekeerde van een centraal bestuurde superstaat.’
Moralistische verhevenheid
Als uit deze CDV iets blijkt, dan is het wel dat moraal en politiek op een of andere manier aan elkaar gelinkt zijn. Dat is niet zo vreemd: politiek zoekt naar een antwoord op de vraag naar het goede samenleven, en dan kunnen moraal, (zelf) reflectie en de vraag wat dit gezamenlijke goede dan wel is, niet ver weg zijn. Oog voor het kwaad, of dat nu – in de woorden van Buijs – op kousenvoeten of op klompen verschijnt, is daarbij onontbeerlijk. We moeten niet slechts kijken naar het kwaad bij de ander, maar ons ook bewust zijn van ons eigen kwaad, omdat dit ons behoedt voor moralistische verhevenheid die uiteindelijk meer kwaad dan goed kan doen. In geloofstaal worden deze fouten wel als ‘zonde’ geduid, een term die in de politiek wellicht terecht afwezig is. Toch kan de visie hierachter ons scherpen om realistisch met het kwaad om te gaan. Want ontneem je de mens zijn zonde, dan kun je hem zomaar met schuld overladen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.