Afghanistan, waar de hoop weer verdween
Samenvatting
Nederland heeft vanuit een geloof in goede bedoelingen, en zonder gedegen advies van gevluchte Afghaanse experts, in Afghanistan een militaire missie gesteund die haar belofte onmogelijk kon waarmaken. De beschamend verlopen evacuatie van tolken vorig jaar uit Afghanistan naar Nederland bevestigt dat Nederland de VN-norm Responsibility to Protect (R2P) niet nakomt en het land in de steek laat.
Toen op 15 februari 1989 het verslagen Sovjetleger zich uit Afghanistan terugtrok, waren niet alleen de Afghanen blij. Nee, de hele wereld, die aan het einde van de Koude Oorlog toe was, was opgelucht. In dat jaar kwalificeerde de grote voorvechter van rechtvaardigheid, Andrej Sacharov, als lid van het Sovjetcongres van volksvertegenwoordigers, de Sovjetbezetting van Afghanistan als misdaad. ‘Een miljoen mensen zijn dood. Een enge schaamte die op de schouders van onze politici ligt. Dit was de reden dat ik als balling naar Siberië was gestuurd.’
De terugtrekking van de Sovjet-Unie uit Afghanistan was onderdeel van het akkoord dat op 14 april 1988 in Genève was getekend door de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en landen die betrokken waren bij het conflict, onder toeziend oog van de Verenigde Naties. Deze terugtrekking zou een einde maken aan de langdurige oorlog en de weg vrijmaken voor nationale verzoening, de terugkeer van miljoenen vluchtelingen en ontheemden, en een wederopbouwproces waarvoor de Russen en Amerikanen miljarden hadden toegezegd.
Algauw echter raakte door de euforie over de westerse overwinning op het communisme Afghanistan in vergetelheid. In april 1992 viel de regering van president Nadjiboellah, die na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie geen steun meer kreeg. De Russen hadden geen zin in het naleven van de afspraken die in Genève waren gemaakt, dus in het compenseren van de schade die hun agressie had veroorzaakt. Afghanistan veranderde in een slagveld van regionale belangen. Enerzijds waren er de in Pakistan getrainde radicale moslimgroepen voorzien van een Saoedische politieke ideologie en Amerikaans-westerse steun. Anderzijds wilden de pro-Iraanse sjiitische moedjahedien hun invloedssfeer vergroten. Duizenden terroristen uit Arabische landen, die voor de jihad tegen de Russen geronseld waren, begonnen hun ideologie van haat en polarisatie te verspreiden. De angst en terreur van de jaren negentig leidde tot tienduizenden burgerslachtoffers en joeg miljoenen Afghanen, vooral geletterde mannen en vrouwen, het land uit. De wereld keek ondertussen de andere kant op.
In die jaren van wanhoop was de hoop van vele Afghanen gevestigd op de Europese Unie (EU) als een beschaafde alternatieve macht. Stabiliteit in het Midden-Oosten, Centraal-Azië en Afrika was immers belangrijk voor een stabiel Europa, en bood bovendien grote economische kansen voor westerse bedrijven. Zo kon een stabiel Afghanistan als een belangrijke aanvoerroute fungeren voor brandstoffen uit Centraal-Azië, wat heel fijn zou zijn voor landen als Pakistan en westerse oliemaatschappijen. Voor de veilige aanleg van de Trans-Afghanistanpijpleiding van het Amerikaanse bedrijf Unucal werden daarom afspraken gemaakt met de leiders van de Taliban. Bij dit project waren twee consultants van Unucal betrokken: Hamid Karzai, de latere eerste president van Afghanistan, en Zalmay Khalilzad, de latere Amerikaanse VN-ambassadeur en Amerika’s speciale gezant voor Afghanistan, die in de afgelopen jaren namens de Verenigde Staten met de Taliban onderhandelde.
Al Qaida
President Clinton erkende totaal onverwacht het vrouwonvriendelijke regime van de Taliban
De Taliban verlieten in de jaren tachtig de Koranscholen in Pakistan om tegen de Russen te vechten, en genoten een groot gezag onder de zuidelijke stammen. Anders dan de krijgsheren van de moedjahedien, die de Noordelijke Alliantie tegen de Taliban vormden, waren zij niet corrupt en misdadig. In razend tempo had de Taliban zich bijna negentig procent van Afghanistan toegeëigend. De deal met de Taliban vanwege de pijpleiding veranderde algauw in een groot probleem voor de regio en de hele wereld. De toenmalige Amerikaanse president Clinton, die vanwege de seksaffaire met stagiaire Monica Lewinski in eigen land onder vuur lag, erkende totaal onverwacht het vrouwonvriendelijke regime van de Taliban. Deze fanatici zetten, aangestuurd vanuit Pakistan en met financiële steun van de Golfstaten, hun wreedheden voort (zoals het stenigen van vrouwen en het executeren van andersdenkenden).
Afghanistan werd de thuisbasis van Al Qaida, de organisatie van internationale jihadisten onder leiding van de Saoediër Osama bin Laden, die van een radicaal islamitisch imperium droomde. Tegelijkertijd kreeg de Noordelijke Alliantie – vanuit welbegrepen eigenbelang – financiële en materiële steun vanuit Iran, Rusland, India en Europese landen, zoals Frankrijk.
Rond de millenniumwisseling waren de Amerikanen bezig om een coalitie te vormen rondom de in 1973 verbannen koning Zahir Sjah. Dat gebeurde met krijgsheren met wie de CIA vanuit de jihadtijd een vertrouwensband had opgebouwd. In Afghanistan voelde men de dreiging van een Amerikaanse militaire interventie. Begin 2001 werd de radiostilte rond Afghanistan doorbroken met enorme aandacht voor mensenrechtenschendingen, executies en de barbaarse vernietiging van de beroemde Boeddha’s van Bamiyan door de Taliban.
Het warme onthaal van de leider van de Noordelijke Alliantie Achmed Sjah Massoud later dat jaar in Europa, alsmede diens betoog in het Europees Parlement over de dubieuze rol van Pakistan, werden hem niet in dank afgenomen. Op 9 september 2001 bliezen twee zelfmoordenaars met (gestolen) Belgische paspoorten hem in Afghanistan op.
Twee dagen later, op 11 september, was de wereld getuige van omvangrijke terreurdaden in de VS. De gruwelijke aanslagen, gepleegd door onderdanen van landen waar het Westen goede banden mee had, riepen grote woede op. Tijdens de topconferentie van landen rond de Stille Oceaan in Shanghai kreeg een wraakzuchtige president Bush steun van Poetin voor een aanval op Afghanistan. Op aandringen van Poetin gebeurde dat in samenwerking met de Noordelijke Alliantie. De Taliban, die weigerden Osama bin Laden uit te leveren, moesten bestraft worden. Amerikaanse B52-bommenwerpers bombardeerden Afghaanse steden en dorpen, en CIA-medewerkers voorzagen de coalitiegenoten van de Noordelijke Alliantie van zakken vol dollars. Hun opmars ging gepaard met massamoord en folteringen. Colonnes westerse verslaggevers brachten de bebaarde partners in beeld die over democratie en vrouwenrechten praatten. Niemand vroeg hun echter hoe het met hun eigen vrouwen en dochters ging.
ISAF
De ‘opbouwmissie’ in Uruzgan was een onmogelijke missie die met irreële dromen aan de Nederlander werd verkocht
Onder leiding van de Algerijnse diplomaat Lakhdar Brahimi richtten bijeengebrachte krijgsheren en vertegenwoordigers van Afghaanse diaspora-aristocraten ondertussen in Bonn een overgangsregering op, onder leiding van Karzai. Donorlanden deden beloftes voor sociaaleconomische wederopbouw met speciale aandacht voor onderwijs en democratiseringsprocessen. Anders dan de oorlogvoerende Amerikanen, Britten en Australiërs stuurden EU-bondgenoten de stabilisatiemacht ISAF mét VN-mandaat naar Afghanistan. Deze moest zorgen voor ontwapening van krijgsheren, en voor veiligheid, gerechtigheid en ontwikkeling. Er ontstond weer een beetje hoop onder de Afghaanse bevolking.
Sinds het aantreden van Jaap de Hoop Scheffer als secretaris-generaal van de NAVO in 2004 werden bondgenoten van de ‘stabilisatiemacht’ ISAF echter steeds meer betrokken bij deelname aan oorlogshandelingen. Zo werd Nederland een van de eerste landen die, in 2006 in Uruzgan, met een zogenoemde ‘opbouwmissie’ begon. Een onmogelijke missie die met irreële dromen aan de Nederlander werd verkocht. Dat gebeurde bijvoorbeeld door de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking Bert Koenders (die nu voorzitter is van de Adviesraad Internationale Vraagstukken). Hij wilde onder andere ‘Uruzgan in de Betuwe van Afghanistan’ veranderen. Symbolische beloftes die de Nederlandse belastingbetaler flink wat geld hebben gekost en de Afghaan bar weinig hebben opgeleverd.
Het geloof van de Nederlander in de eigen goede bedoelingen in Afghanistan was zo groot dat elke kritische noot van Nederlandse Afghanen op boze reacties stuitte. Toen ik in 2005 tijdens een uitzending van Buitenhof vraagtekens plaatste bij de ambities van Nederland in Uruzgan, kreeg ik een e-mail van een dierbare Nederlandse vriend waarin hij mij uitlegde wat er voor Afghanistan nodig was. Hij zag parallellen met het Marshallplan voor Europa na de Tweede Wereldoorlog. Afghanistan domineerde de Nederlandse media, maar de Afghaanse stem ontbrak daarbij. Zelden werden Afghaanse experts uit een diaspora van veertigduizend mannen en vrouwen, veelal hoogopgeleid, geraadpleegd over de interventies, of betrokken bij ontwikkelingsprogramma’s van Nederlandse ngo’s. Deze werkten liever met lokale partners samen, veelal gelieerd aan invloedrijke krijgsheren. Ondertussen werden kostbare reizen georganiseerd om bekende Nederlanders als Bennie Jolink en Kader Abdolah Kamp Holland te laten zien.
Westerse landen konden deze interventie steeds moeilijker aan de eigen bevolking uitleggen. Hun gebrek aan coördinatie en aan een coherente aanpak van wederopbouw en democratisering, maar vooral de keuzes van Amerikanen en Britten voor partnerschap met beruchte krijgsheren, legden de tegenstrijdigheid van hun bedoelingen bloot. Ondertussen verdween de Afghaanse hoop die ruim twintig jaar geleden voorzichtig was teruggekeerd. Kinderen die zagen hoe Amerikanen hun dorpen bombardeerden, bleken een gemakkelijk doelwit van hersenspoeling en vechten inmiddels voor de Taliban. Kleine meisjes die vanuit de Nederlandse grachtengordels een vrije toekomst beloofd was, zijn uitgehuwelijkt. Waarom zwijgen nu mijn Nederlandse vrienden die mij probeerden van het gelijk van Kunduz en Uruzgan te overtuigen?
Vanwege de conflicten om grondstoffen en andere geopolitieke belangen worden oorlogen gevoerd met doden, verminkten en vluchtelingen als gevolg
Op 15 augustus 2021, precies 76 jaar na het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog, drongen kopstukken van de Taliban, begeleid door Amerikaanse militairen, het Afghaanse presidentiële paleis binnen. Een grotere klap in het gezicht van de vrije wereld kun je niet bedenken. In de dagen erna was de wereld getuige van het pijnlijke drama dat zich op het vliegveld van Kabul afspeelde. Maar niemand in het beschaafde Westen wist wat er echt gaande was. Bij de laatste wapendeal van honderd miljard dollar met Saoedi-Arabië kreeg de voormalige Amerikaanse president Trump een wensenlijst voorgelegd. Naast terugtrekking uit het Iraanse kernverdrag en het sluiten van de ogen voor Saoedische oorlogshandelingen in Jemen hoorde het praten met de Taliban daarbij. Trump kondigde vervolgens aan dat Amerikaanse troepen Afghanistan gingen verlaten. Met een radicaal soennitische Taliban aan de macht in Afghanistan, zouden Saoedische machthebbers hun invloed aan de grenzen met het rivaliserende Iran immers vergroten.
Media-aandacht
De overdreven media-aandacht, vooral telefoontjes van jonge journalisten van verschillende NPO-redacties, riep een déjà-vu-gevoel op: wederom op zoek naar Afghaanse tranen. Op kritische analyses van Afghanen over de verantwoordelijkheden van Europese democratieën zoals Nederland zitten zij niet te wachten. In het algemeen hebben landen, inclusief Nederland, mijns inziens de rol van koopman verkozen, ten koste van die van dominee, en dat gebeurde ook in Afghanistan sinds de Amerikaanse inval in 2001. Juist vanwege de conflicten om grondstoffen, fossiele brandstoffen en andere geopolitieke belangen worden zoveel oorlogen gevoerd, met zoveel doden, verminkten en vluchtelingen als gevolg. Vluchtelingen die vervolgens geweerd worden en van wie het recht op een menswaardig bestaan wordt afgenomen.
Maar hoe gaat het rijke en beschaafde Nederland om met de in 2005 door de VN aanvaarde norm van Responsibility to Protect? De R2P-norm stelt dat de internationale gemeenschap verantwoordelijk is voor de bescherming van mensen wereldwijd tegen wreedheden zoals bezetting, genocide en etnische zuivering, en werd gebruikt als argument voor verschillende militaire interventies. Helaas houden vele landen zich in de praktijk niet aan deze verantwoordelijkheden. Een voorbeeld is hier de chaotische en beschamende evacuatie van aan onze democratie loyale Afghaanse burgers (tolken). Het parlement van de Europese Unie, dat de afgelopen decennia de militaire aanwezigheid in Afghanistan vanwege de democratie, mensenrechten en de positie van vrouwen recht praatte, zwicht nu weer – door de andere kant op te kijken – voor de verwaarlozing van Afghanistan. Ondertussen reikt de EU de (Andrej) Sacharovprijs voor de vrijheid van denken nog elk jaar uit.
Artikel in het kort:
- De euforie rond de terugtrekking van het Sovjetleger in 1989 uit Afghanistan was van korte duur. Het land veranderde in een slagveld van regionale belangen, met vele slachtoffers en ontheemden tot gevolg
- De Taliban, die in tegenstelling tot de krijgsheren van de moedjahedien niet corrupt en daarmee geliefd waren, veroverden Afghanistan grotendeels, werden door de VS erkend, maar gingen zich wel aan gruwelijkheden te buiten
- Na de aanslagen van 11 september 2001 door Al Qaida intervenieerde Amerika in het land, waarna onder de regering-Karzai en de ISAF-stabilisatiemacht een beetje hoop voor de Afghanen ontstond
- Dit mondde echter uit in onmogelijke missies zoals die van Nederland in Uruzgan, die meer op goede bedoelingen dan op analyses van Afghaanse experts was gebaseerd
- Door Amerikaanse bombardementen en partnerschappen met beruchte krijgsheren sloten jonge Afghanen zich vervolgens aan bij de Taliban
- Europa en de VS konden hun aanwezigheid in Afghanistan thuis niet meer verkopen en besloten te vertrekken
- Hiermee laten Nederland en de internationale gemeenschap Afghanistan in de steek. Dit is extra wrang omdat Nederland door zijn eigen optreden bijgedragen heeft aan de chaos in het land
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.