Oude en nieuwe coöperaties in het landelijk gebied
Samenvatting
Coöperaties zijn al heel lang een bekend fenomeen in het landelijk gebied. Boeren en tuinders hadden en hebben goede redenen om een coöperatie op te richten en daarmee hun positie op de markt te versterken. De laatste jaren zijn er in het landelijk gebied veel nieuwe coöperaties opgericht, waarin agrarische ondernemers samenwerken met burgers of andere ondernemers. Denk aan gebiedscoöperaties, collectieven voor natuurbeheer en coöperaties ter promotie van streekproducten.
Coöperaties bestaan in Nederland sinds 1872, toen de eerste coöperatiewet werd aangenomen. Ook daarvoor werkten boeren en tuinders al samen, maar voornamelijk in verenigingen, waarbij de nadruk vooral lag op belangenbehartiging en kennisuitwisseling en minder op het opzetten van een gezamenlijk bedrijf. De coöperatiewet leidde tot een enorme vlucht in het aantal nieuwe coöperaties. Echter, gedurende anderhalve eeuw is het aantal agrarische coöperaties flink afgenomen, voornamelijk door fusies van lokaal opererende coöperaties tot regionale en landelijke coöperaties. Voorbeelden van deze ‘oude’ coöperaties die nu landelijk en zelfs internationaal actief zijn, zijn FrieslandCampina (zuivel), Cosun (suiker), Agrifirm (veevoeder) en FloraHolland (bloemen en planten).
Maatschappelijke herwaardering van coöperaties
Sinds de eeuwwisseling zien we een enorme toename in het aantal nieuwe coöperaties in het landelijk gebied. Deze ontwikkeling is onderdeel van een grotere maatschappelijke herwaardering van alternatieve ondernemingsvormen zoals sociale ondernemingen en coöperaties. Vooral de financiële crisis van 2008 heeft veel mensen aan het denken gezet: het moet toch mogelijk zijn een onderneming op te zetten die niet alleen winst nastreeft, maar ook maatschappelijke doelen in haar strategie heeft opgenomen? De coöperatie is bij uitstek een voorbeeld van een missiegedreven onderneming.
De Nationale Coöperatieve Raad (NCR), kenniscentrum en belangenorganisatie voor alle Nederlandse coöperaties, heeft in 2020 een inventarisatie gemaakt van de groei van het aantal coöperaties in Nederland (in de periode 2016-2020).1
Zoals uit figuur 1 blijkt, zit de grootste groei in de energiecoöperaties. Terwijl er rond de eeuwwisseling nog maar honderd energiecoöperaties waren, lag dit aantal in 2020 op meer dan zeshonderd. Flinke groei is ook te zien bij coöperaties in de gezondheidszorg. Zorgverleners hebben de afgelopen twintig jaar de coöperatie ontdekt als een handige ondernemingsvorm voor gezamenlijke inkoop van medicijnen, of voor gezamenlijk administratie, ICT of kwaliteitszorg.
Marktdifferentiatie en transitie
Naast de maatschappelijke herwaardering voor coöperaties zijn er twee andere trends die aanleiding hebben gegeven tot het oprichten van nieuwe coöperaties in het landelijk gebied. Ten eerste de differentiatie in de markt voor voedselproducten en ten tweede de transitie naar een duurzamere samenleving.
Op het gebied van landbouw en voeding zijn er sinds 2016 bijna vijftig nieuwe coöperaties bijgekomen. Op een totaal van tweehonderdvijftig en na decennia van dalende aantallen is deze groei spectaculair te noemen. Op de markt voor voedingsmiddelen is al jaren een trend gaande naar verdere differentiatie en specialisatie. Voorheen kon die differentiatie binnen de ‘oude’ coöperaties worden bediend. Een voorbeeld is het grote aantal verschillende desserts dat FrieslandCampina op de markt heeft gebracht. De consument wil echter steeds meer producten waarbij ook de manier van produceren afwijkt van de standaard; denk aan biologische landbouw, natuurinclusieve landbouw, maar ook producten uit een geliefde streek of zelfs van een specifieke boerderij.

Figuur 1. Groei in aantal coöperaties (2016-2020) (bron: Luijendijk 2020)
Op het gebied van landbouw en voeding zijn er sinds 2016 bijna vijftig nieuwe coöperaties bijgekomen
Deze differentiatie biedt mogelijkheden voor agrarische ondernemers om zich op de markt te onderscheiden, en daarmee een hoger inkomen te realiseren of ten minste een toekomst voor het bedrijf veilig te stellen. Sommige ondernemers doen dit alleen, maar de meeste realiseren zich dat ze individueel te klein zijn om de markt goed te bedienen. Schaalvoordelen en onderhandelingsmacht zijn ook belangrijk in de markt voor specialiteiten. Samen met andere agrarische ondernemers, of juist samen met ketenpartners (handelaren, verwerkers, winkels), investeren boeren in de productie en promotie van streekproducten. Voorbeelden van dergelijke nieuwe coöperaties zijn De Limburgse Morel, Duinzuivel, Wrâldfrucht, Heibloem Eieren en Zeeuwse Vlegel.
Inmiddels is iedereen er wel van overtuigd dat de productie van voedsel op een duurzamere manier moet plaatsvinden. Duurzaam produceren betekent het in stand houden van een gezonde bodem, schoon water, een gezonde lucht en voldoende biodiversiteit op en in de bodem. Dit is niet alleen een maatschappelijke wens; dit is ook voor het agrarisch bedrijf zelf essentieel. Voor de meeste boeren, en vooral die in de grondgebonden landbouw, vallen de persoonlijke en maatschappelijke belangen voor duurzaamheid samen. De aandacht voor natuurinclusieve landbouw komt in verschillende soorten coöperaties tot uiting, zoals agrarische natuurverenigingen, agrarische collectieven en gebiedscoöperaties.
Agrarische natuurverenigingen bestaan al sinds het begin van de jaren negentig. In het begin werden ze nog milieucoöperaties genoemd. Bescherming van de vogelstand op agrarisch land was een belangrijke doelstelling van deze organisaties. Sommige verenigingen hadden alleen boeren als leden, andere brachten boeren en burgers samen. Rond 2015 waren er zo’n honderdzestig agrarische natuurverenigingen actief in Nederland.
Er doen zo’n elfduizend boeren mee aan het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer
Met de invoering van een nieuw subsidiestelsel voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), in 2016, zijn veel agrarische natuurverenigingen gaan samenwerken (of zijn ze volledig opgegaan) in de zogenoemde agrarische collectieven.2 Deze collectieven zijn wettelijk voorgeschreven voor de uitvoering van het subsidiestelsel. Bijna 500 miljoen euro aan Europese subsidies (voor de periode 2016-2021) wordt verdeeld via provinciale subsidieregelingen, onder coördinatie van het Ministerie van
LNV. De veertig agrarische collectieven hebben de rechtsvorm van vereniging of coöperatie.3
Volgens BoerenNatuur, de belangenbehartiger van de agrarische collectieven, doen zo’n elfduizend boeren mee aan het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Samen beheren zij 110.000 hectare grasland, akkerland en water.4
Sommige agrarische collectieven houden zich voornamelijk bezig met de uitvoering van de ANLb, andere collectieven hebben een bredere ambitie en ontwikkelen zich tot gebiedscoöperaties die zich inzetten voor integrale gebiedsdoelen; denk aan gebiedsgerichte klimaatadaptatie, energietransitie en algemene verduurzaming van de landbouw. Agrarische natuurverenigingen en agrarische collectieven kunnen hierin complementaire taken vervullen, waarbij schaal, specialisatie en lokale inbedding belangrijke overwegingen zijn.
De agrarische natuurverenigingen en gebiedscoöperaties zijn voorbeelden van multistakeholdercoöperaties. Dit zijn coöperaties die niet vanuit het belang van één specifieke (economische) partij werken, zoals het geval is bij landbouwcoöperaties, maar vanuit het belang van de duurzame ontwikkeling of het in stand houden van de biodiversiteit van een gebied. Alle leden van de coöperatie, die dus een diverse achtergrond hebben, hebben het gezamenlijke doel van het in stand houden van de biodiversiteit, de vogelrijkdom of het landschap. Het is dit gemeenschappelijke doel dat alle partijen, hoe verschillend ze ook zijn, bij elkaar brengt.
Multistakeholdercoöperaties zijn nodig voor grote maatschappelijke veranderingen zoals de energietransitie of duurzame landbouw. Schaal en legitimiteit spelen een belangrijke rol, en ook de mogelijkheid om met steun van de overheid verandering te initiëren.
De overheid kan het (wettelijk) kader zetten, terwijl de concrete invulling (bijvoorbeeld per gebied) wordt overgelaten aan de direct betrokken (semi) publieke en private partijen. Die gaan dan plannen ontwerpen waarvoor de provinciale of nationale overheid geld beschikbaar stelt.
Multistakeholdercoöperaties zien we vooral waar veel partijen nodig zijn om verandering door te voeren, waar informatie-uitwisseling en afstemming belangrijk zijn. Grote investeringen door de coöperatie zelf liggen minder voor de hand, omdat dan belangenconflicten kunnen ontstaan. Overigens is het niet onmogelijk om gezamenlijk te investeren in een multistakeholdercoöperatie, maar daarvoor moet dan wel een sterke overtuiging aanwezig zijn. De opkomst van korte ketens, waarin boeren en consumenten samenwerken, is een mooi voorbeeld van een sterke overtuiging die tot nieuwe verbindingen leidt.5
Er is opvallend weinig aandacht voor de coöperatie als ondernemingsvorm vanuit het publieke domein
Uitdagingen
Hoewel het aantal coöperaties groeit, zijn er twee uitdagingen die aandacht vragen van beleidsmakers. Ten eerste vereisen de taken van de nieuwe coöperaties een grote inzet van menselijk kapitaal. Ten opzichte van de ‘oude’ coöperaties, waar het ging om investeringen in fabrieken en opslagruimtes, gaat het bij de nieuwe coöperaties vooral om diensten. Terwijl er altijd wel enthousiaste initiatiefnemers en bestuurders te vinden zijn, vragen de nieuwe diensten, zeker in brede gebiedscoöperaties en multistakeholdercoöperaties, een relatief hoge inzet van professionals met kennis van het gebied en een breed netwerk van contacten. Deze kosten kunnen niet altijd eenvoudig terugverdiend worden. Subsidies, zoals bij de ANLb, kunnen dit probleem deels oplossen.
Een meer generieke uitdaging voor oude en nieuwe coöperaties is de beperkte kennis in de samenleving over coöperaties in het algemeen. Terwijl de coöperatie wordt gezien als een ondernemingsvorm die bij uitstek past in de transitie naar een ecologische en sociaal duurzame samenleving, is er opvallend weinig aandacht vanuit het publieke domein voor deze organisatievorm. Terwijl in bijna alle Europese landen onderzoeks- en onderwijsprogramma’s bestaan ter versterking van kennis over coöperaties, is dat in Nederland bijna geheel afwezig. Hier ligt een uitdaging voor coöperaties en overheden gezamenlijk.
Artikel in het kort:
- Sinds de eeuwwisseling zien we een enorme toename in het aantal nieuwe coöperaties in het landelijk gebied, vooral op het terrein van energie, zorg en duurzaamheid
- De wens om missiegedreven te ondernemen, de differentiatie in de markt voor voedselproducten en de transitie naar een duurzamere samenleving zijn belangrijke factoren in een herwaardering van coöperaties
- De aandacht voor natuurinclusieve landbouw komt in verschillende soorten coöperaties tot uiting, zoals agrarische natuurverenigingen, agrarische collectieven en gebiedscoöperaties
- De nieuwe coöperaties vragen een grote inzet van menselijk kapitaal die niet eenvoudig terugverdiend kunnen worden
- Er zijn in Nederland, in afwijking van andere landen in Europa, amper onderzoeks- en onderwijsprogramma’s ter versterking van kennis over coöperaties
Noten
- 1.Steijn Luijendijk, Het Nederlandse Coöperatieve Landschap – 2020. Coöperatie (2020), nr. 645 (december), pp. 12-15. Voor de figuur, zie: https://www.cooperatie.nl/wp-content/uploads/2020/12/Cooperatie_645_facts_en_figures_het_Nederlandse_cooperatieve_landschap.pdf
- 2.F.G. Boonstra e.a., Stelselvernieuwing in uitvoering. Tussenevaluatie van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Wageningen: Wageningen Environmental Research, maart 2021. Zie: https://edepot.wur.nl/541699
- 3.Een coöperatie is een onderneming en kan daarom winst uitkeren aan de leden; een vereniging kan dat niet. Als onderneming heeft de coöperatie in vergelijking met een vereniging meer verplichtingen inzake administratie en belasting. Voor een agrarisch collectief is een vereniging het eenvoudigst, maar als het collectief aanvullende ambities heeft waarvoor investeringen nodig zijn, is een coöperatie een geschikte vorm.
- 4.Zie: www.boerennatuur.nl.
- 5.Zie bijvoorbeeld: www.voedselanders.nl/korte-ketenskaart.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.