Waarom coöperatie de natuurlijkste werkwijze is
Samenvatting
De coöperatieve werkwijze doet recht aan de menselijke natuur en combineert het beste van liberalisme en socialisme. Het is het alternatief voor de neoliberale bestuursstijl, die dwang en competitie combineert. Dat wil allerminst zeggen dat alles vanzelf gaat. Vanwege de kwetsbaarheid van de coöperatieve werkwijze is een overheid nodig die coöperatief handelen ondersteunt en beschermt. Dat veronderstelt een bestuurlijke elite die het belang van een coöperatieve werkwijze onderkent.
De afgelopen jaren heb ik me grondig in de menselijke evolutie verdiept. Dat was een oude liefde sinds ik als adolescent in aanraking kwam met het werk van Teilhard de Chardin, een eigenzinnige jezuïet die zijn wetenschappelijke werk even serieus nam als zijn geloof en zich daarmee het ongenoegen van de kerkelijke autoriteiten op de hals haalde.1 Jammer genoeg kon ik deze belangstelling als hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde nauwelijks een plaats geven, maar na mijn pensioen heb ik de schade ingehaald. Het werd een opwindend avontuur, niet alleen omdat ik in korte tijd veel bijleerde over de menselijke ontwikkeling, maar ook omdat zich in dat vakgebied een ware revolutie aan het voltrekken is. Er zijn vanaf de jaren zeventig tal van ontdekkingen gedaan die ons beeld van het menselijk bestaan vroeg of laat ingrijpend zullen wijzigen. In het volgende beperk ik me tot drie lessen die ik zelf uit die studies trek en die me in de huidige situatie hoogst relevant lijken – al was het maar omdat ze ons bevrijden van het weinig vruchtbare dilemma tussen socialisme en liberalisme dat het politieke denken zo lang gegijzeld heeft.
Samenwerken is natuurlijk
De eerste les is dat samenwerken inderdaad tot de menselijke natuur behoort. Heel wat aanhangers van cultuurrelativisme of postmodernisme denken dat er geen menselijke natuur bestaat en dat alles wat wij moeten, willen of doen het product van sociale omstandigheden is. Ze kunnen dat alleen volhouden door voorbij te gaan aan de lichamelijke dimensie van ons bestaan en de inzichten die de moderne biologie heeft voortgebracht.2 Een van de voornaamste inzichten komt van de inmiddels welbekende Frans de Waal, een primatoloog die midden jaren zeventig ontdekte dat chimpansees na het optreden van een conflict tot verzoening overgaan.3 Het was de opmaat tot een nieuwe visie op de relatie van mens en dier waarbij onderzoekers de sociale dynamiek vooropstellen. Terwijl veel biologen voorheen geneigd waren om het driftmatige en egocentrische gedrag van dieren te benadrukken, gingen ze beseffen dat het sociale wezens zijn die zich om elkaar bekommeren. De Waal heeft dat goed verwoord door te zeggen dat dieren in een gemeenschap aan twee tendensen onderhevig zijn: competitie en coöperatie.4 Dat gaat evengoed voor mensen op. Ook wij moeten steeds opnieuw een leefbare balans tussen zelfzuchtig en sociaal gedrag vinden. Daarmee worden zaken als eigenbelang, concurrentie, rivaliteit of strijd allerminst ontkend. Integendeel: die spelen in het menselijk bestaan ontegenzeggelijk een rol, en iedereen die dat vergeet mag zichzelf naïef noemen. Daaruit volgt echter niet dat zaken als samenwerking, troost of verzoening maar een soort luxe zijn. Ze blijken juist van levensbelang voor alle zoogdieren die in groepsverband leven en dus ook voor de menselijke soort. Daarom alleen al kun je coöperatie een natuurlijk fenomeen noemen.
Kampioenen
Intussen hebben wij de afgelopen twee miljoen jaar een bijzondere evolutie ondergaan die maakt dat er behalve gelijkenissen ook grote verschillen tussen ons en andere primaten zijn. Een cruciaal verschil is dat wij op het punt van samenwerken ware kampioenen zijn. Het belang ervan blijkt onder meer bij jagers en verzamelaars, een levenswijze die het overgrote deel van de menselijke geschiedenis omvat.5 De jacht op grote prooidieren vereist dat meerdere personen hun handelingen op elkaar afstemmen. Dat geldt a fortiori wanneer je in een weinig vriendelijke omgeving leeft, zoals de nomaden die vroeger rondzwierven op de Europese ijsvlakten en voor hun voedsel waren aangewezen op elanden of mammoeten.6 Die situatie dwong tot een bestaanswijze waarbij kleine mobiele groepen voor langere perioden met elkaar optrokken. Ze kenden geen vaste leiders of machthebbers maar wel een aantal sociale normen die het samenleven regelden. Het gevolg was dat de balans tussen competitie en coöperatie ging overhellen naar het laatste element. Individuen moesten hun rivaliteit temperen en voorrang geven aan het groepsbelang. Het competitieve element kreeg vooral vorm in confrontaties die zich tússen groepen voordeden. En omdat dergelijke confrontaties zeer gewelddadig konden zijn, werd samenwerken binnen de eigen groep nog belangrijker dan het al was.7
Zoals gezegd nam deze levenswijze het overgrote deel van de specifiek menselijke evolutie in beslag. De ingrijpendste verandering deed zich pas tienduizend jaar geleden voor, toen er een op landbouw gebaseerde maatschappij ontstond. Dat bracht niet alleen een sterke groei van de bevolking mee, maar ook een ander soort gemeenschap. Het samenleven werd grootschaliger en liet een zekere specialisatie toe. Bovendien ontwikkelde zich een klasse van machthebbers die een flink deel van de maatschappelijke rijkdom opeiste.8 Daaruit zouden later de grote rijken van Egypte en Mesopotamië ontstaan. Die zijn vooral bekend door de indrukwekkende gebouwen, de artistieke prestaties en de religieuze tradities die ze voortbrachten. Dit alles berustte op nieuwe vormen van coöperatie waarmee wij nog steeds van doen hebben. De bloei van steden, staten en beschavingen is simpelweg onmogelijk wanneer zelfzucht en competitie in een gemeenschap domineren. Overigens speelde religie daarbij een eigen rol. Het geloof in bovennatuurlijke goden hing nauw samen met de ontwikkeling van grote gemeenschappen. Terwijl het overtreden van morele normen in kleine groepen door mensen zelf werd gecorrigeerd, viel die taak na de landbouwrevolutie aan toezichthouders in de hemel toe.9
Macht spreekt allerminst voor zich
Tot zover de eerste les die het evolutionaire onderzoek naar de menselijke soort me heeft geleerd: zonder coöperatie waren wij nooit geworden wat we inmiddels zijn. Dat gaat niet alleen voor collectieve prestaties op, maar ook voor individuen. Wat wij op moreel, religieus en psychologisch vlak vermogen, is zonder die lange geschiedenis van samenwerken onbegrijpelijk.10 Dat kun je als een argument voor socialisme opvatten.
Maar er is ook een tweede les en die betreft de vraag hoe we de landbouwrevolutie en haar effecten moeten beoordelen. Volgens het gangbare verhaal kwam deze innovatie op een geweldige vooruitgang neer. Ze bracht meer voedsel, meer mensen, meer specialisatie en meer kennis voort, waardoor de menselijke soort zowat de hele wereld aan zich wist te onderwerpen. Daar zijn inmiddels serieuze kanttekeningen bij geplaatst. Er traden namelijk ook nieuwe ziekten op, er kwam ongelijkheid tussen man en vrouw, mensen werden aan machtige elites onderworpen, hun bewegingsvrijheid werd ingeperkt en ze moesten zich voegen naar de eisen die staten, kerken, vorstenhoven, legers of bureaucratieën aan hen oplegden maar die slecht pasten bij de menselijke natuur die zich in een lange voorgeschiedenis ontwikkeld had.11 Geen wonder dat deze op macht gebaseerde hiërarchieën steeds vormen van onvrede, weerzin of zelfs revolutie opriepen. Op een of andere manier verlangen mensen terug naar een bestaan dat natuurlijker lijkt, al kunnen ze het hoe of waarom daarvan nauwelijks uitleggen.12
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het liberalisme dit verlangen op een consistente wijze onder woorden heeft gebracht. Het verzette zich vanaf de zeventiende-eeuwse filosoof John Locke tot de twintigste-eeuwse econoom Milton Friedman telkens opnieuw tegen nodeloze machtsuitoefening en streefde maximale bewegingsvrijheid voor individuele burgers na. Mede daardoor kon Europa na de middeleeuwen een weg inslaan die vanuit wereldhistorisch oogpunt een uitzonderlijk karakter heeft. Waarschijnlijk is er geen andere menselijke cultuur geweest die zo kritisch was op machthebbers en die de menselijke vrijheid zozeer verheerlijkte als onze moderne liberale maatschappij. De afwijzing van totalitaire macht kreeg na (en ook als gevolg van) de Tweede Wereldoorlog een extra impuls. Bijgevolg werd machtsuitoefening vanaf de jaren zestig in het Westen steeds vaker een probleem en streefden mensen steeds meer vrijheid na. Dat kwam op twee manieren tot uitdrukking. Enerzijds werden burgers veel mondiger, in de zin dat ze hun opvattingen luid en duidelijk bekendmaken.13 Anderzijds werd het uitoefenen van macht veel lastiger, in de zin dat overheidsbeleid zijn effectiviteit verliest.14 Je kunt beide ontwikkelingen als steun in de rug voor het liberalisme opvatten.
Zonder coöperatie waren wij nooit geworden wat we inmiddels zijn
Slechtste van twee werelden
Op dit punt van mijn betoog kan een oplettende lezer zijn of haar wenkbrauwen hebben gefronst. Had ik niet beloofd dat evolutionaire inzichten ons bevrijden van het dilemma tussen socialisme en liberalisme dat het politieke denken zo lang gijzelde? Terwijl nu blijkt dat zowel sociaal als meer liberaal denkende politici voor argumenten op de menselijke evolutie kunnen teruggrijpen! Deze moeilijkheid verdwijnt echter zodra we begrijpen dat we niet voor één maar voor twee dilemma’s staan. Het eerste heeft betrekking op de vraag of je kiest voor competitie tussen individuen enerzijds dan wel voor coöperatie in een gemeenschap anderzijds. Het tweede gaat over de vraag of je kiest voor het uitoefenen van dwang dan wel voor een zekere vrijwilligheid. Uit het combineren van beide vragen kunnen we vier bestuurlijke filosofieën afleiden, zoals te zien is in het volgende schema.
Nadruk op competitie | Nadruk op coöperatie | |
---|---|---|
Uitoefenen van dwang | Neoliberalisme | Klassiek socialisme |
Vrijwilligheid voorop | Klassiek liberalisme | Coöperatieve werkwijze |
Het neoliberale tijdperk combineert het slechtste van twee werelden
Dit schema berust op mijn analyse van de ontwikkeling die Nederland de afgelopen halve eeuw heeft doorgemaakt.15 Het klassieke liberalisme omvatte in mijn ogen méér dan het nastreven van individuele vrijheden alleen. Het koppelde dat streven aan de acceptatie van marktwerking en alle vormen van competitie die daarbij horen. Op soortgelijke wijze omvatte het klassieke socialisme meer dan het bevorderen van gemeenschapszin alleen. Men wilde daartoe gebruikmaken van de staat en alle vormen van dwang of machtsuitoefening die daaruit voortvloeien. Het paradoxale gevolg van deze twee koppelingen was dat een vruchtbaar evenwicht vrijwel uitgesloten werd. Wat gebeurde er namelijk? Zodra de socialisten iets voor de gemeenschap wilden doen, kregen burgers automatisch te maken met staatsbemoeienis – wat aanhangers van de menselijke vrijheid hartstochtelijk van de hand wezen. Maar indien liberalen voor de menselijke vrijheid opkwamen, kregen burgers als vanzelf te maken met de gevolgen van marktdynamiek – wat vanuit sociaal perspectief vaak onaanvaardbaar was. Zo bezien is het niet vreemd dat liberaal en socialistisch denken elkaar voortdurend uitsloten. Het is waar dat ze in de bestuurlijke praktijk vaak tot een compromis kwamen, maar dit nam niet weg dat het in wezen om antagonistische denkmodellen ging die de publieke orde heel eenzijdig vormgeven.
Alvorens te zeggen waarom ik zelf een andere werkwijze bepleit, nog een enkel woord over het neoliberalisme, dat in het voorgaande schema een derde optie is. Er loopt een hele discussie over de vraag wat je onder neoliberalisme mag of moet verstaan. Voor sommigen is het de oorzaak van alle problemen waarmee we tegenwoordig worstelen, maar anderen houden vol dat het een loze term is die vooral door tegenstanders van het liberale denken wordt gebruikt. In mijn boek Ruw ontwaken uit een neoliberale droom verwijst de term ‘neoliberalisme’ vooral naar een politieke strategie die bestuurlijke elites vanaf eind jaren zeventig in vele westerse landen gevolgd hebben. Het doel ervan was niet anders dan wat klassieke liberalen nastreefden, namelijk het stimuleren van marktwerking om de bewegingsvrijheid van individuele burgers te bevorderen. Het nieuwe element was evenwel dat men de staatsmacht voor dit streven wilde aanwenden. Bijgevolg werden zaken als privatisering en deregulering vanuit de overheid aan de samenleving opgelegd, ook in sectoren die daar helemaal niet om gevraagd hadden of waar de inzet van marktwerking meer nadelen dan voordelen met zich meebracht. Dat komt in mijn ogen neer op een fatale keuze voor het uitoefenen van dwang in combinatie met het versterken van individuele competitie. Zo combineert het neoliberale tijdperk het slechtste van twee werelden, een situatie die zowel klassieke liberalen als klassieke socialisten zouden moeten veroordelen – de eersten omdat neoliberaal beleid onvermijdelijk gepaard gaat met vormen van bureaucratie en dwang, de laatsten omdat het evengoed gepaard gaat met vormen van rivaliteit en sociale spanningen. Overigens zien we het samengaan van deze twee nadelen terug in het zogeheten New Public Management. Aanhangers van deze denkwijze wilden de publieke sector naar het voorbeeld van particuliere bedrijven inrichten. Het is een bestuursfilosofie die vanaf de jaren negentig in de mode kwam en eventjes een oplossing voor de spanning tussen liberalisme en socialisme leek te zijn. Zelf denk ik dat het weinig anders dan een variant van neoliberalisme was.
Waarom geen positieve premie zetten op vormen van vrijwillig samenwerken?
Coöperatieve krachten serieus nemen
Het zal de lezers dan ook niet verbazen dat ik zelf voor de vierde optie kies. Naar mijn idee moeten we juist een combinatie nastreven waarbij vrijwillig handelen wordt verbonden met gemeenschapsvorming. Vandaar mijn definitie van de coöperatieve werkwijze als ‘vrijwillig samenwerken’. Het belang daarvan gaat ver uit boven de praktisch-politieke zaken waar velen om begrijpelijke redenen momenteel mee bezig zijn. Ik voorzie een vorm van samenleven die beter aansluit op onze menselijke natuur omdat ze enerzijds recht doet aan sociale impulsen die wij als gemeenschapsdieren met ons meedragen, en anderzijds aan het vrijheidsstreven dat wij door onze lange geschiedenis als jagersverzamelaars zijn gaan koesteren. Een en ander maakt dat ik coöperatief handelen als de natuurlijkste werkwijze beschouw en denk dat dit niet alleen voor meer geluk zal zorgen maar ook doelmatiger zal werken.
Overigens volgt daaruit niet dat het allemaal vanzelf gaat. De overheid heeft wel degelijk een taak bij het bevorderen van coöperatief gedrag. Dat brengt me bij de derde les die het evolutionaire onderzoek ons leert. Vrijwillig samenwerken is mooi, maar ook kwetsbaar voor bedrog. Er zullen altijd groepen of individuen zijn die wél de voordelen genieten van een collectieve werkwijze, maar zónder daarvoor zelf moeite te doen. Daarom staat elke gemeenschap voor de vraag hoe je zwartrijders kunt ontmoedigen. Dat kan alleen als mensen die te veel profiteren of zich weinig van een gemeenschappelijke norm aantrekken, beseffen dat ze daarvoor gestraft worden. Dat was een van de taken die Grote Goden in vroeger tijd hadden. Het is duidelijk dat dit in geseculariseerde samenlevingen een overheidstaak moet zijn.16 Maar naast het hanteren van de stok zouden overheden hun burgers ook bepaalde wortels kunnen voorhouden. Waarom geen positieve premie zetten op vormen van vrijwillig samenwerken?
Een en ander vooronderstelt echter dat de bestuurlijke elite het belang van een coöperatieve werkwijze onderkent. Zover is het uiteraard nog niet. Dat er intussen enorme machten en belangen zijn die zich hiertegen verzetten is zonneklaar. Het zou democratische politici en bestuurders dus sieren als ze over dit alles beter nadachten.
Artikel in het kort:
- Evolutionaire lessen kunnen ons bevrijden van het weinig vruchtbare dilemma tussen socialisme en liberalisme dat het politieke denken zo lang gegijzeld heeft
- Samenwerking behoort tot de menselijke natuur
- Op macht gebaseerde hiërarchieën roepen natuurlijke weerstand en verlangen naar vrijheid op, waardoor ze op een zeker moment minder effectief worden
- Vrijwillige samenwerking werkt beter dan samenwerking onder staatsdwang (socialisme), vrijheid met competitie (liberalisme) of een mengvorm van die twee (neoliberalisme)
- De coöperatieve werkwijze is kwetsbaar voor bedrog en verdient actieve ondersteuning en bescherming door de overheid
Noten
- 1.Pierre Teilhard de Chardin, Het verschijnsel mens. Utrecht: Het Spectrum, 1962.
- 2.Gabriël van den Brink, Heilige geest. Een essay over aard en wording van de menselijke natuur. Nijmegen: Valkhof Pers, 2018.
- 3.Filippo Aureli en Frans de Waal (red.), Natural conflict resolution. Berkeley: University of California Press, 2000.
- 4.Frans de Waal, Van nature goed. Over de oorsprong van goed en kwaad in mensen en andere dieren. Amsterdam: Contact, 1996.
- 5.Robert Boyd en Joan B. Silk, How humans evolved (achtste editie). New York: W.W. Norton & Company, 2018.
- 6.Leendert Louwe Kooijmans, Onze vroegste voorouders. De geschiedenis van Nederland in de steentijd van het begin tot 3000 vC. Amsterdam: Bert Bakker, 2017.
- 7.Michael Tomasello, A natural history of human morality. Cambridge: Harvard University Press, 2015.
- 8.Yuval Noah Harari, Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid. Amsterdam: Thomas Rap, 2015.
- 9.Ara Norenzayan, Big gods. How religion transformed cooperation and conflict. Princeton: Princeton University Press, 2013.
- 10.Joseph Henrich, The secret of our success. How culture is driving human evolution, domesticating our species, and making us smarter. Princeton: Princeton University Press, 2016.
- 11.Jared Diamond, Zwaarden, paarden en ziektekiemen. De ongelijkheid in de wereld verklaard. Utrecht: Het Spectrum, 2004.
- 12.Carel van Schaik en Kai Michel, Het oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel. Amsterdam: Balans, 2016.
- 13.Gabriël van den Brink, Mondiger of moeilijker? Een studie naar de politieke habitus van hedendaagse burgers. Den Haag: Sdu, 2002.
- 14.Moisés Naím, The end of power. From boardrooms to battlefields and churches to states, why being in charge isn’t what it used to be. New York: Basic Books, 2013.
- 15.Gabriël van den Brink, Ruw ontwaken uit een neoliberale droom, en de eigenheid van het Europese continent. Amsterdam: Prometheus, 2020.
- 16.Dominic Johnson, God is watching you. How the fear of God makes us human. Oxford: Oxford University Press, 2016.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.