Tien wegwijzers voor goede hulp aan onze jeugd
Samenvatting
Vanuit een christendemocratische visie is zorg geen commercieel product, maar zijn mensen van nature op onderlinge zorg aangewezen: in het gezin, op scholen, in buurten en in steden. Hoe kunnen we deze netwerken versterken en een visie op zorg formuleren die de zeggenschap van ouders en jongeren vergroot? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat kinderen die écht hulp nodig hebben, deze ook krijgen? Tien wegwijzers voor goede hulp aan onze jeugd.
De eenvoudige jeugd-ggz blijkt een lucratieve markt. NRC schrijft op 21 maart jongstleden: ‘Durfinvesteerders zien brood in hulpverlening aan tieners en jongeren met lichte psychische klachten. De markt hiervoor is zo lucratief dat een Franse investeringsmaatschappij, Apax Partners, recent de grootste Nederlandse keten voor jeugd-ggz Mentaal Beter heeft gekocht.’ Jongeren met complexe problematiek, zoals jongeren met suïcidale klachten, zijn echter ‘onrendabel’, en komen op een wachtlijst terecht.1
Perverse gevolgen van de markt van welzijn en geluk
De voornoemde verschijnselen zijn perverse gevolgen van een markt van welzijn en geluk die op volle toeren draait.2 De zwaardere ‘onrendabele’ gevallen vallen buiten de boot: ze worden als een hete aardappel door het systeem doorgegeven omdat ze in geen enkel diagnose-behandelcombinatie passen en het voor (commerciële) instellingen dus redelijk eenvoudig is om deze dure cliënten aan een andere, meer gespecialiseerde aanbieder over te laten. Je zult maar licht verstandelijk beperkt zijn en tevens lijden aan een verslaving, of depressief zijn boven op je autismeproblematiek …
Maar ook de talrijke kinderen met lichte klachten, die dus als groeimarkt zijn ontdekt, worden er niet gelukkiger op. Zij gaan gebukt onder het adagium ‘Gij zult gelukkig zijn!’.3 Dit nieuwe gebod dat de hedendaagse mens van de wieg tot het graf begeleidt, heeft vooral voor de jeugd funeste gevolgen. De druk om te presteren is al lange tijd hoog onder jongeren, en de angst om buiten de boot te vallen houdt daarmee gelijke tred.
Veel problemen hebben te maken met zeer ambitieuze streefniveaus en torenhoge verwachtingen.4 De geluksnorm is te hoog geworden,5 en de bandbreedte van wat we ‘normaal’ vinden te smal.6 Hulpverleners en de overheid worden momenteel geacht de mouwen op te stropen om ‘afwijkingen’ van de norm zo vroeg mogelijk te vinden en ingrijpen te legitimeren. Onze medische en individualistische blik op de ontwikkeling van het kind is daarbij onderdeel van het probleem.7 En voor een diagnose geldt: baat die niet, schaden doet ze wel!
Moraal is niet uit te besteden
De overaccentuering van het ‘ik’ en de achteruitgang van het ‘wij’ maken ons kwetsbaar en eenzaam. Dat is de analyse van de onlangs overleden rabbijn Jonathan Sacks in zijn boek Moraal.8 Moraal is niet uit te besteden aan een externe instantie, aan marktpartijen of aan de staat. Moraal bouwen we samen op, zij aan zij, en iedereen is daarbij nodig.
Maar ‘ondanks goede voornemens worden opvoedingstaken nog altijd uitbesteed aan gespecialiseerde instituties’, zo wordt gesteld in de bijdrage van Van Starkenburg en Van Helden.9 Dit is in strijd met de christendemocratische visie van gespreide verantwoordelijkheid. Het kan niet zo zijn dat de ambitie om lichte hulp dichtbij te bieden er vaak voor zorgt dat gewone opvoedvragen verworden tot jeugdhulpvragen. Het is daarom beter om de eigen netwerken rondom jongeren en hun opvoeders in te schakelen om de opvoeding te ondersteunen. Op die manier wordt de pedagogische civil society versterkt en wordt er recht gedaan aan de Afrikaanse uitdrukking ‘It takes a village to raise a child’. Van Starkenburg en Van Helden stellen dat het vertrouwen in ouders en hun directe omgeving moet worden hersteld, en dat het debat over de jeugdzorg ook moet gaan over de volgende vraag: wat is normaal?
De jeugdzorg is zodanig opgetuigd tot een ingewikkelde bedrijfstak en hulpindustrie dat normale pedagogische principes uit het zicht verdwijnen. Volgens Marco Mout van WALHALLAb is anders kijken naar jongeren daarom cruciaal; men moet niet problematiseren, maar bemoedigen, stimuleren, uitdagen.10 Dat is ook zoals liefdevolle ouders normaal gesproken tegenover hun kinderen handelen. Precies dit besef moet weer tussen de oren komen. Het is niet normaal om kinderen te problematiseren, of om conflicten tussen scheidende ouders over de rug van hun kinderen uit te vechten.11
Heruitvinding van de pedagogische civil society
Voor de auteurs en geïnterviewden van deze CDV is het duidelijk: de sleutel voor een oplossing ligt in de heruitvinding van wat wel de ‘pedagogische civil society’ wordt genoemd. Er moet worden gestreefd naar versterking van het moreel weefsel van de samenleving waarin niet het ik centraal staat, maar het wij, en waarin niet zelfzorg het adagium is, maar ‘samenredzaamheid’. Er is community building nodig, meer nog dan een verandering van stelsel, al is het misschien wel nodig dit op onderdelen aan te passen.12
Het is vooral zaak de capaciteit tot collectieve zelfhulp te herstellen die een van de onderscheidende kenmerken van een sterke maatschappij was en nog steeds moet zijn. We moeten onze gezinnen, gemeenschappen en vrijwilligersorganisaties nieuw leven inblazen. De navolgende CDV-bijdragen schetsen een alternatieve visie op hulp aan onze jongeren die bij uitstek christendemocratisch te noemen is. Binnen deze christendemocratische visie zijn mensen in beginsel niet selfmade; het zijn geen egotrippers, maar zorgdragers, wezens die op onderlinge zorg aangewezen zijn, in eerste instantie via niet-geprofessionaliseerde netwerken. Een gezin is een voorbeeld van zo’n netwerk, zo’n kring. Jongerenzorg begint dan ook bij gezinnen. Als daar het klimaat niet goed is, is het dweilen met de kraan open. Maar het kan ook gaan om de buurt (jongerenwerk), scholen, de kerk, goede huisartsenzorg. Het gaat dan, zoals dat heet, om functionele decentralisatie, door het versterken van de maatschappelijke verbanden.
Enkele uitgangspunten van een christendemocratisch alternatief laten zich misschien al formuleren. Het is cruciaal in te zien dat ‘goed goed genoeg’ is, voor een meer ontspannen zorgvisie. Daarbij zal de overprofessionalisering aangepakt moeten worden, die momenteel haar eigen vraag (en tekorten) creëert. We hebben kinderen en hun gezinnen geproblematiseerd en ze gemaakt tot doelwit van een bombardement aan beleidsinterventies. Hun de regie op het eigen leven weer teruggeven zou het doel moeten zijn, juist om te voorkomen dat kinderen en hun gezinnen worden overgenomen door een leger aan hulpverleners. Dat geldt zelfs voor de zwaardere patiënten; in plaats van deze complexe gevallen uit te leveren aan een systeem van drang en dwang, zou ook hier de simpele eerste vraag moeten zijn: ‘Wat heb je zelf nodig?’13
Overprofessionalisering, die momenteel haar eigen vraag creërt, moet worden aangepakt
Het gaat erom normale regels van fatsoen in ere te herstellen. Dat begint met het vermogen om goed te luisteren naar anderen, en niet met het zo hard en stevig mogelijk verkondigen van het eigen gelijk. Het gaat over wat Sacks het ‘herontdekken van de kracht van verbondspolitiek’ noemt, met als basis de gulden regel van de moraal of de praktisch ethiek: behandel anderen zoals jij door hen behandeld wilt worden; heb anderen lief zoals jezelf.14
We moeten weer investeren in samenredzaamheid, in gezamenlijkheid, in zorg voor elkaar. Niet voor niets zijn zorg, een betrouwbare overheid en normen en waarden voor de kiezer cruciaal, zo bleek rond de recente Kamerverkiezingen. De tragiek is dat dit thema’s zijn die kiezers bij uitstek als christendemocratisch herkennen, maar dat zij deze niet bij het CDA zagen terugkomen. De samenleving is meer christendemocratisch gevormd dan campagnestrategen voor mogelijk houden.
Het gaat daarbij niet in eerste instantie om economische politiek maar om morele politiek; niet primair om de vorming van economisch kapitaal, maar vooral om de gezamenlijke vorming van sociaal en cultureel kapitaal. Door niet alleen en zelfs niet voornamelijk te investeren in economisch kapitaal (bestaanszekerheid) maar vooral in sociaal kapitaal (gemeenschapszin) en cultureel kapitaal (zingeving), kan de zorgverlening ontsnappen aan de schaarstelogica die het zorgsysteem in haar greep houdt. Het sociale en het culturele kapitaal hebben namelijk een belangrijke morele en spirituele dimensie: hoe meer we ervan uitdelen, hoe meer we ervan hebben.
Het onderlinge vertrouwen dat al doende ontstaat raakt niet op naarmate we het inzetten; het groeit voortdurend, en kan aldus gaan werken als een vliegwiel voor kwaliteitsverbeteringen, het kenmerk van traditionele high-trust-samenlevingen.
Tien wegwijzers voor goede jeugdzorg
In deze CDV zit meer werkmateriaal dan in slechts tien wegwijzers verzameld zou kunnen worden. Zo zijn de tien thematische artikelen op zichzelf ook te lezen als evenzovele wegwijzers in de wereld van de jeugdhulp. Toch doen we hierna een poging. We hopen daarbij het in beginsel eindeloos uitdijende formele zorgsysteem in te dammen door allereerst bij het begin te beginnen. Herstel van elementaire beginselen van fatsoen, opdat we al doende onszelf humaniseren en zij aan zij gaan van een ‘ik-samenleving’ naar een ‘wij- samenleving’.
1. Problematiseer de kinderen niet
Dit is een belangrijke eerste constante in alle bijdragen. Anders kijken naar jongeren is cruciaal; men moet niet problematiseren, maar bemoedigen, stimuleren, uitdagen. Kinderen dienen gezien en gehoord te worden en zich geliefd en welkom te weten. Precies dat ontbreekt vaak in de geïnstitutionaliseerde zorgsystemen: er wordt door tal van deskundigen wel óver, maar niet mét het kind gepraat.
2. Heb vertrouwen in ouders en in het netwerk rondom een kind
Normaal gesproken problematiseren ouders de kinderen niet en is hun ouderlijke zorg liefdevol. Het is nodig om ouderlijke zorg volledig op waarde te schatten; ouders doen het oneindig veel beter dan vakkrachten. Kijk wanneer ouders tijdelijk wegvallen eerst naar familieleden, vrienden, buren. Ook zij behoren tot de vertrouwde kring van het kind en kunnen bijspringen, zoals dat al sinds mensenheugenis gebeurt. Herstel het vertrouwen in ouders en hun directe omgeving.
3. Investeer in community building en in de morele infrastructuur van de samenleving
Zet niet in op het aanbieden van tal van individuele zorgtrajecten, maar herstel het vermogen tot collectieve zelfhulp en preventie. Bestaanszekerheid, gemeenschapszin en zingeving zijn daarbij kernwoorden. Fatsoenlijke basisvoorzieningen zijn cruciaal, want armoede en schulden en de bijbehorende stress helpen gezinnen in de vernieling.
4. Pas de gemeentelijke organisatie aan deze visie aan
Sloop de inhoudelijke en financiële schotten binnen de organisatie en in de begroting, zorg dat gemeentelijke afdelingen met elkaar communiceren, en maak van zorg en sociale zaken de zwaarste portefeuille van de gemeente. Zorg voor ambtenaren die sturing kunnen geven, en maak de gemeentesecretaris integraal verantwoordelijk voor adequate doorzettingsmacht.
5. Baken af; niet alles is een probleem waar de overheid bovenop moet springen
Maak de vraag ‘Wat is normaal?’ onderdeel van het debat over de jeugdhulp, en laat daarbij zo mogelijk variëteit toe. In amper twintig jaar tijd is het aantal kinderen dat hulp krijgt gegroeid van 1 op de 27 naar 1 op de 8. Bij gelijkblijvend beleid zullen dat er binnen een paar jaar nog veel meer zijn. Dat is niet normaal, en kan en moet anders.
Baat het niet, schaden doet het wel. Een kind dat professionele hulp krijgt gelooft dat er iets mis met hem is. Mensen stellen hun verwachtingen van iemand met een diagnose en/of hulp naar beneden bij. Er zullen andere keuzes gemaakt moeten worden. Wij stellen voor om de keuzes te maken langs de lijn van individueel naar collectief, en om niet langer alles ‘erg’ te vinden, maar te focussen op kinderen met de zwaarste en ingewikkeldste problemen. Voorbeelden te over. Dyslexie bijvoorbeeld is niet iets wat maar zelden voorkomt. We zetten dus in op excellent taalonderwijs en remediale activiteiten op school, in plaats van op individuele zorgtrajecten via commerciële bedrijven.
6. Zoek de juiste partners
De belangrijkste partners die bijdragen aan bestaanszekerheid, gemeenschapszin en zingeving, zijn de woningbouwcorporaties, de sociale diensten, kerken, (sport)verenigingen, de brede welzijnsorganisaties (buurthuizen), scholen, consultatiebureaus, de GGD en sociale ontwikkelbedrijven. Met deze partijen moeten langjarige afspraken gemaakt worden om samen op te trekken tegen armoede en eenzaamheid, en voor een inclusief ontwikkelingsperspectief. Daarna bekijkt de gemeente welke specifieke aanbieders voor jeugdzorg kunnen bijdragen aan deze brede visie. Maak als gemeenteraad ruimte voor informele initiatieven waarbij ouders, buurtbewoners, vrijwilligers en andere betrokkenen rondom het gezin meer voor elkaar kunnen betekenen.
7. Ga langdurige samenwerkingsverbanden aan op basis van een gezamenlijke visie
Met de partners die zich committeren aan de gezamenlijke visie moeten (onder voorwaarden) langjarige contracten worden afgesloten. Deze partners wordt bestaanszekerheid geboden in ruil voor commitment aan de visie en een geleidelijke afname van het budget door te normaliseren en keuzes te maken. Innovatie wordt beloond door eventuele financiële voordelen (mits ontstaan door maatregelen die aantoonbaar ten goede van cliënten komen) niet af te romen. Veranker effectief gebleken werkwijzen die het pedagogische klimaat versterken in het subsidie- en inkoopbeleid en in de samenwerkingsafspraken.
8. Geef leerruimte en vertrouwen aan professionals
Met huisartsen en wijkteams worden afspraken gemaakt over de toegang tot de zorg. Nu kunnen verwijzingen door de huisarts als een te snelle route naar specialistische jeugdhulp fungeren.15 Toegang dient te verlopen via de poh-ggz (praktijkondersteuner huisarts op ggz-gebied) en de wijkteams, waarbij de ervarenste krachten de eerste gesprekken voeren en waar mogelijk ook zelf direct hulp geven. Professionals dienen niet alleen verantwoordelijk te zijn voor de inhoud, maar ook voor de verdeling van de schaarse middelen. Zij kunnen het best inschatten hoe de beschikbare euro’s in termen van tijd en aandacht moeten worden besteed. Wachtlijsten worden niet toegestaan; afbouw van hulp wordt gestimuleerd.
Het geven van de juiste hulp op het juiste moment is niet eenvoudig. Ontwikkel dus een lerend systeem met terugkoppeling naar de verwijzer, en zorg voor stabiele wijkteams zonder al te veel personeelswisselingen. Wijkteams dienen te bestaan uit ervaren mensen die direct hulp of advies kunnen bieden. Maak een database van klachten en opmerkingen, en houd trends in de gaten.
9. Zet in op multiprobleemgezinnen
Breng de gezinnen met de moeilijkste, duurste en ingewikkeldste problematiek in kaart en pak hun problemen in gezamenlijkheid aan, zo veel mogelijk onder regie van de mensen zelf. Er mag en kan veel meer dan iedereen denkt; er kan volop worden gebruikgemaakt van discretionaire bevoegdheid. Gebruik bijvoorbeeld de Doorbraakmethode van het Instituut voor Publieke Waarden (IPW), waarbij allereerst het grootste probleem wordt aangepakt en er maatwerk geleverd wordt.16 De kans dat een dergelijke manier van werken uiteindelijk duurder zal uitpakken, is nul. en gemiddelde gemeente is per jaar nu namelijk ongeveer twintig miljoen euro kwijt aan de circa vijfhonderd ‘zwaarste’ huishoudens.17
10. Investeer het bespaarde geld
Investeer het geld dat met de voorgaande stappen is bespaard in community building, bestaanszekerheid, gemeenschapszin (ontmoetingen, verenigingsleven) en zingeving (participatie, meedoen). En zo is de cirkel rond.
Noten
- 1.Frederiek Weeda en Jeroen Wester, ‘Durfinvesteerders zien brood in tieners met lichte psychische klachten, zwaardere patiënten belanden op wachtlijst’, NRC, 21 maart 2021.
- 2.Naar de bestseller De markt van welzijn en geluk. Een kritiek van de andragogie van Hans Achterhuis uit 1979, die een nieuwe actualiteit heeft gekregen.
- 3.Pascal Bruckner, Gij zult gelukkig zijn! Amsterdam: Boom, 2002.
- 4.Zie het interview met Denys en Fredriks in deze CDV.
- 5.Zie onder meer de bijdrage van Van Yperen er Vlaardingerbroek in deze CDV.
- 6.Zie de bijdrage van Van Starkenburg en Van Helden in deze CDV.
- 7.Zie de bijdrage van Wienen in deze CDV.
- 8.Jonathan Sacks, Moraal. Waarom we haar nodig hebben en hoe we haar kunnen vinden. Utrecht: KokBoekencentrum, 2020.
- 9.Zie de bijdrage van Van Starkenburg en Van Helden in deze CDV.
- 10.Zie het interview met Marco Mout in deze CDV.
- 11.Vechtscheidingen worden vaak gejuridiseerd door middel van een uitgebreid stelsel van rechtsbijstand, wat vaak leidt tot escalatie van de problemen; zie hierover in deze CDV de bijdrage van Dorien Vervest en het interview met Adri van Montfoort.
- 12.Zo stellen Denys en Fredriks voor om de jeugdzorg voor zwaardere patiënten onder de tucht van de markt weg te halen en deze niet meer decentraal te regelen.
- 13.Zie bijvoorbeeld in NRC het interview met Koos Neuvel, wiens dochter overleed aan anorexia: Romy van der Poel en Wubby Luyendijk, ‘Vader van Nora vraagt zich af: wat als je begint met luisteren naar een meisje met anorexia?’, NRC, 24 maart 2021. In het interview met Marco Mout in deze CDV worden soortgelijke ervaringen benoemd.
- 14.Sacks 2020.
- 15.Zie met name het interview met Adri van Montfoort in deze CDV.
- 16.Zie www.doorbraakmethode.nl. Zie ook het volgende interview met Eelke Blokker van het IPW: René Peters, ‘Gesprek 22: Eelke Blokker. “Ruim eerst het grootste probleem uit de weg dat makkelijk op te lossen is”’, in: Zorgen over de jeugdzorg. René Peters in gesprek met ervaringsdeskundigen, wetenschappers, bestuurders en professionals. Heeswijk-Dinther: Abdij van Berne, 2021, pp. 92-95.
- 17.Zie de bijdrage van Peter Cuyvers in deze CDV.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.