Gelijkheid m/v 2.0
Samenvatting
Het emancipatiebeleid van het CDA vraagt om grondige opwaardering, passend bij de eenentwintigste eeuw. Dit komt het algemeen belang en de publieke gerechtigheid ten goede. Zo zou de partij afstand moeten nemen van de vrijblijvende deregulering naar maatschappelijke verbanden, ten gunste van verplichtende regelgeving vanuit de overheid. Ook moet men zich realiseren dat gelijke behandeling van vrouwen en mannen een opzichzelfstaand issue is, niet te vermengen met diversiteitsbeleid en identiteitspolitiek. Het nieuwe verkiezingsprogramma ziet er op dit vlak helaas niet veelbelovend uit.
In Duitsland vindt weer eens een interessante discussie plaats. In het land dat gewend is alle nieuwe wetgeving te toetsen aan de grondwet, gaat het nu over de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen in de politiek. Wat is er aan de hand? De deelstaat Brandenburg vond dat het niet opschiet met de gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen en besloot daadkrachtig tot de invoering van een Pariteitswet. Deze verplicht alle partijen om hun kandidatenlijsten paritair samen te stellen, dus in een man-vrouwverhouding van 1:1. Alternative für Deutschland (AfD) schoot over een zo linkse ingreep in het kiesrecht natuurlijk in de hoogste boom. Samen met de Piratenpartij werd nog voordat de Pariteitswet per 1 juni 2020 van kracht werd, naar de rechter gestapt. Dit moest getoetst worden aan de grondwet! Aldus geschiedde.
De rechter kwam in oktober tot de slotsom dat hier een botsing van grondrechten in het geding was. Enerzijds gaat de Duitse grondwet uit van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Daarentegen is er ook het beginsel van de vrijheid van politieke partijen, en dat van vrije keuze bij verkiezingen.1 Deze beide fundamentele rechten wogen zwaarder, vond het Brandenburgse gerechtshof, en dus wees het de Pariteitswet af. In Thüringen speelde deze kwestie ook, maar hier bleek het gerechtshof onderling verdeeld; over de vraag welk grondrecht doorslaggevend was, gelijkheid m/v of de vrijheid van partijen, kon geen overeenstemming worden bereikt.
De ontdekking van de samenleving
Inmiddels buigt ook de Konrad-Adenauer-Stiftung zich over de kwestie en is in de CDU/CSU de discussie over vrouwen en politiek opgerakeld.2 Onze Duitse zusterpartijen hebben dan wel geen Abraham Kuyper, die hiermee met zijn ‘soevereiniteit in eigen kring’ wel raad had geweten, maar wel staan CDU en CSU in dezelfde traditie als het CDA. We zijn twee loten aan dezelfde stam, die van het negentiende-eeuwse katholicisme en protestantisme. In beide nemen de gemeenschap en het recht op zelfbeschikking een wezenlijke plaats in.
Dat heeft een oorzaak: in de negentiende eeuw kwamen beide kerkelijke richtingen in verzet tegen de toenemende zeggenschap van de staat over de burgers. De liberalen slaagden er geleidelijk in om in tal van Europese landen een raamwerk van een constitutionele rechtsstaat op te tuigen, waardoor vooral in katholieke kring de vrees ontstond dat de kerk de zeggenschap over de gelovigen verloor. De gelovigen werden omgevormd tot ‘burgers’; mensen waren niet langer onderworpen aan de wetten van de kerk, maar aan die van de staat. In plaats van zich radicaal hiertegen teweer te stellen, kozen christelijke geestelijken en politiek leiders er gaandeweg voor om binnen de constitutionele rechtsstaat een staatsvrije ruimte te creëren waarbinnen de kerk en haar organische netwerken zich konden ontwikkelen. De rechtsstaat omvatte niet alleen de staat en de burger. Er was ook nog zoiets als een samenleving, bestaande uit gemeenschappen zoals de kerk, de familie en de school, maar ook werkplaatsen en liefdadigheidsorganisaties.3 Aldus kreeg ook de confessionele partijvorming gestalte. De aandacht van de kerkelijke intelligentsia voor de sociale ellende als gevolg van het ruwe kapitalisme zorgde ervoor dat de confessionele beweging eind negentiende eeuw de wind in de zeilen kreeg. Maatschappelijke ‘organisatorische’ verbanden als gezin, verzekeringskassen, werkliedenverenigingen, landbouwcoöperaties en andere standsorganisaties werden gezien als antwoord op de crisis. Deze boden bovendien tegenwicht tegen het egalitaire socialistische alternatief waarbij de staat zich de zeggenschap toe-eigende om de norm van gelijkheid namens de arbeiders aan alle burgers op te leggen. Want, zo meenden Kuyper, Schaepman en Slotemaker de Bruïne, niet de staat had de volledige zeggenschap over de burgers; deze lag ten principale bij de organisatorische verbanden. Binnen deze gemeenschappen golden afspraken en regels waarvan de staat moest afblijven.
Binnen gemeenschappen golden regels waar de staat van af moest blijven
IJkpunten van de christendemocratie
Het CDA is een waardige erfgenaam van deze traditie. De partij heeft het vooropstellen van ‘samenleving’ en ‘gemeenschap’ al bij haar oprichting tot huismerk verheven, en beide gelden nog steeds als waarachtige ijkpunten van de christendemocratie. Met het nieuwe verkiezingsprogramma doet de partij er zelfs nog een schepje bovenop.4 Het is niet alleen in een digitale ‘Tweede Huiskamer’ tot stand gekomen, de eerste paragraaf gaat ook over ‘Thuis’, direct gevolgd door een tweede paragraaf die het ideaal van ‘een sterke samenleving’ schetst: die bestaat uit vrijwilligers, verenigingen en coöperaties.
Eenieder die in deze context van organische georkestreerdheid de gelijkheid van man en vrouw nastreeft, slaat bij lezing van het program de schrik om het hart. Het is doordrenkt van de idee van verantwoordelijkheid voor je eigen ‘bubbel’. En het woord ‘emancipatie’, al of niet in eigen kring, komt er niet in voor. De term ‘quota’ dan weer wel, maar daarmee doelt het program op visvangst, en niet op een nuttig instrument dat behulpzaam kan zijn bij het realiseren van gendergelijkheid.
Eén ding vooropgesteld: de partij is in elk geval consistent. Niet alleen in het program, maar ook in het beleid en in het optreden van de volksvertegenwoordigers valt de prioritering op. Of het nu gaat om gelijkheid in betaling of om gelijkheid van toegang tot posities: het CDA stelt zich op het standpunt dat gelijkheid nastreven niet primair een taak is van de overheid, maar tot de zeggenschap van maatschappelijke verbanden behoort. Een initiatief hoeft men van het CDA niet te verwachten. Voorbeelden genoeg.
Op instigatie van PvdA-Kamerlid Ploumen is in maart 2019 bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend voor gelijke beloning van vrouwen en mannen. Dat doorloopt sindsdien een traag traject van behandeling, maar onlangs heeft de Kamercommissie Sociale Zaken dan toch schriftelijk verslag uitgebracht. Het CDA behoorde niet tot de initiatiefnemers van het voorstel, maar uit het verslag blijkt de fractie wel van mening ‘dat werknemers met dezelfde functie en dezelfde achtergrond in principe in aanmerking moeten komen voor een gelijk salaris ongeacht het geslacht’.5 Dat klinkt mooi, maar verder houdt de fractie haar kruit droog en beperkt zij zich tot het stellen van vele vragen. Hoe zit het met de Stichting van de Arbeid? Hoe zit het in het buitenland? Wat met kleine bedrijven? Enzovoort. Dat gaat lang duren zo, denk je dan.6
Dergelijk reactief gedrag was ook waarneembaar bij de besluitvorming over het SER-advies Diversiteit in de top, dat behalve op culturele diversiteit gericht is op evenredige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in politiek en bedrijfsleven.7 De SER meent dat de tijd van vrijblijvendheid wat betreft vrouwen in de top van het bedrijfsleven voorbij is: evenredige vertegenwoordiging zou ‘het nieuwe normaal’ moeten zijn, waarbij de SER ‘voor mannen en vrouwen in ieder geval streeft naar een “fifty-fifty” verdeling’.8 De CDA-fractie nam het rapport na aandringen vanuit het CDAV en de Kamerleden Lenny Geluk-Poortvliet en Hilde Palland-Mulder over, niet zozeer omdat de fractie nu zo enthousiast was over die fiftyfiftyverdeling, maar omdat VNO/NCW, een gezaghebbende maatschappelijke organisatie, ermee akkoord ging. Ergo: het rapport heeft maatschappelijk draagvlak in de sector die het betreft.
Emancipatiebeleid 2.0
Als dit het huidige emancipatiebeleid van het CDA is, dan vraagt dat om een opwaardering naar minstens 2.0. Dat vraagt om ideologisch ingrijpende keuzes. Allereerst moet de partij afstand nemen van de vrijblijvende deregulering naar maatschappelijke verbanden, ten gunste van verplichtende regelgeving vanuit de overheid. En daar zit voor het CDA een gevoelig spanningsveld, zoals ook het nieuwe verkiezingsprogramma laat zien. Dat herhaalt de traditionele mantra dat het CDA zich achter het principe van de gelijke rechten stelt, maar dat de zeggenschap daarover bij maatschappelijke organisaties ligt, en niet bij de staat.9
Het is precies het spanningsveld waar ook onze oosterburen mee worstelen, en waar het CDA van kan leren. De deelstaten Brandenburg en Thüringen, en ook de Konrad-Adenauer-Stiftung, pleiten voor bindende regelgeving ter realisatie van het grondrecht van de gelijkheid van vrouwen en mannen. Zij plaatsen dit fundamentele recht boven het grondrecht van de vrijheid van partijen en organisaties. En dat is wel een beetje een omkering van onze traditie, met haar nadruk op de soevereiniteit van maatschappelijke verbanden, zo lijkt het. Maar de christendemocratische traditie omvat meer fundamentele waarden dan deze, en die zien we terug in hetgeen zich in Duitsland afspeelt. Dat zijn de waarden van het algemeen belang en van de publieke gerechtigheid.
Daar oog voor krijgen, is het tweede dat nodig is voor een next-level-emancipatiebeleid. Het CDA heeft zeker voor de notie van het algemeen belang een blinde vlek ontwikkeld, en dat wreekt zich. We lijken vergeten te zijn dat Kuyper en Schaepman steeds het belang van het geheel van de samenleving voor ogen hadden, en dat vanuit lotsverbondenheid aller inzet voor de bloei van de gemeenschap nodig was. Welnu, het algemeen belang van gendergelijkheid is inmiddels meer dan duidelijk: het versterkt onze economie, draagt bij aan de kwaliteit van besluitvorming, en leidt tot versterking van onze democratie. Ter illustratie enkele onderzoeksgegevens: Nederlandse jonge vrouwen zijn hoger opgeleid dan jonge mannen, en ook hun digitale geletterdheid en communicatieve vaardigheden zijn meer dan goed. Hun talenten worden echter onderbenut: van alle vrouwen in Europa werken Nederlandse vrouwen het kleinste aantal uren in een betaalde baan, ze hebben gemiddeld het laagste maandloon, en nergens hebben minder vrouwen een managementfunctie dan hier.10 Voorts blijkt uit studies dat evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek bijdraagt aan het vertrouwen in de politiek, impact heeft op de politieke agenda, en nog goed is voor de politieke partijen ook, want het geeft ze een betere reputatie en een beter imago.11 Kortom, we doen onszelf op meerdere fronten tekort, en het CDA ziet dit niet? Wat een gemiste kans!
Christendemocratie moet zeggenschap over gelijkheid niet alleen aan maatschappelijke verbanden laten
Dan het argument van de publieke gerechtigheid. Publieke gerechtigheid vraagt iets anders dan een op groepen gerichte identiteitspolitiek. Vrouwen zijn geen culturele minderheid; zij vormen meer dan de helft van de bevolking. Al in 2003 was dit gegeven voor de Raad van Europa een doorslaggevend argument om te pleiten voor evenredige politieke vertegenwoordiging. Mede om dezelfde reden heeft de EU zich vanaf het begin van deze eeuw gecommitteerd aan hetzelfde doel. De Unie beschouwt ‘achieving a gender balance in political representation and participation as a matter of justice, equality and democracy’.12 In de christendemocratische theorievorming sluit onder meer Jonathan Chaplin hierop aan met te stellen dat gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid in het teken staan van het discours rond gelijkheid en ongelijkheid, en daarmee vooral ook om gelijke rechten draait.13 Mogelijk is hiermee niet alles over gerechtigheid gezegd. Het gaat ook om ieders mogelijkheid om aan de samenleving bij te dragen (niet alleen ‘krijgen’, maar ook ‘geven’), maar ze vooronderstelt wel degelijk de gelijke behandeling van man en vrouw.
Beleidsbepalende keuzes
Een christendemocratisch emancipatiebeleid 2.0 moet daarom uitstijgen boven het adagium dat de zeggenschap over gelijkheid m/v bij de maatschappelijke verbanden ligt. Het dient de waarden van het algemeen belang en de publieke gerechtigheid daarboven te stellen. Dat vraagt van de partij beleidsbepalende keuzes. Ten eerste dient men te beseffen dat gelijkheid m/v geen identiteitspolitiek is, en al evenmin onderdeel van diversiteitsbeleid. Het is een opzichzelfstaand issue dat om eigenstandig beleid vraagt.
De tweede keuze is dat bij dit vraagstuk niet één maar drie fundamentele waarden in het geding zijn. De consequentie daarvan is dat de partij dan ook de moed heeft om de stap naar verplichtende wetgeving van overheidswege te maken.
Tot slot nog even naar Duitsland. Daar realiseert men zich dat de gelijke behandeling van vrouwen en mannen in de politiek als gevolg van een afweging van grondrechten in de kieswet geregeld dient te zijn, en neemt daartoe stappen. Nederland zal volgen: ook onze regering zal het parlement met voorstellen voor bindende wettelijke regelingen confronteren. Het begin ligt er inmiddels: in vervolg op het SER-rapport is bij de Kamer recent een wet over een vrouwenquotum in de top van bedrijven ingediend.
Er is nauwelijks een beter moment denkbaar om het emancipatiebeleid van het CDA naar een hoger niveau te tillen.
Noten
- 1.Het betreft de volgende botsing van grondrechten: ‘Mit Rückgriff auf das Grundgesetz stehen im politischen und juristischen Diskurs um ein Paritätsgesetz drei Verfassungsnormen im Widerstreit: Art. 3 Abs. 2 GG: „Männer und Frauen sind gleichberechtigt“. Dieser Artikel zählt zu den Grundrechten. Art. 21 GG: Parteienfreiheit und Art. 38 GG: Grundsätze der Freiheit und Gleichheit der Wahl.’ Elke Wiechmann, ‘Politische Repräsentanz von Frauen … und die Attraktivität der Parteien’, Analysen & Argumente (2020), nr. 416 (november), p. 2.
- 2.Wiechmann 2020.
- 3.Zie voor meer hierover: Emiel Lamberts, Het gevecht met Leviathan. Een verhaal over de politieke ordening in Europa, 1815-1965. Amsterdam: Bert Bakker, 2011. Lamberts is emeritus hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Leuven.
- 4.CDA, Zorg voor elkaar. Conceptverkiezingsprogramma 2021-2025. Den Haag: CDA, 2020.
- 5.Kamerstukken II 2020-2021, 35 157, nr. 7 (verslag, vastgesteld 5 november 2020), p. 11.
- 6.Ter geruststelling c.q. ter waarschuwing: de Europese Commissie zal vóór eind 2020 voorstellen indienen voor bindende maatregelen op het gebied van loontransparantie.
- 7.Ad-hoccommissie Diversiteit in de top van het bedrijfsleven (Ditop), Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling. Deel I: Samenvatting & Visie raad op gender- en culturele diversiteit / Deel II: Analyse. Den Haag: Sociaal-Economische Raad, 2019. De SER maakt in dit rapport nadrukkelijk onderscheid tussen gendergelijkheid en culturele diversiteit. Het eerste richt zich op de positie van vrouwen, het tweede op mensen met een niet-westerse migratieachtergrond.
- 8.Ad-hoccommissie Ditop 2019, deel I, p. 7.
- 9.CDA 2020. Zie met name p. 47, waar in een soort alles-op-een-hoop-artikel gepleit wordt voor én gelijke beloning van mannen en vrouwen én een actieve aanpak van arbeidsdiscriminatie én een eigen diversiteitscode voor grote bedrijven en organisaties, die ze zelf naleven en verantwoorden.
- 10.Wieteke Graven en Mekala Krishnan, Capturing the potential. Advancing gender equality in the Dutch labor market. Amsterdam/Boston: McKinsey Global Institute, 2018, pp. 4-36. Bovendien blijkt dat quota de kwaliteit van bestuurders (v/m) verbeteren; Ad-hoccommissie Ditop 2019, deel II, pp. 126 e.v. EU-studies tonen aan dat meer gendergelijkheid tegen 2050 zou leiden tot een stijging van het bbp van de EU per hoofd van de bevolking met 6,1 tot 9,6%, wat neerkomt op 1,95 tot 3,15 biljoen euro; European Institute for Gender Equality, ‘Economic case for gender equality in the EU’, website EIGE. Zie https://eige.europa.eu/gender-mainstreaming/policyareas/economic-and-financial-affairs/economicbenefits-gender-equality
- 11.OSCE/ODIHR, ‘Why advocate for gender equality and the promotion of women in political office?’, in: Handbook on promoting women’s participation in political parties. Warschau: OSCE Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR), 2014, pp. 25-45.
- 12.Rosamund Shreeves en Martina Prpic, Women in politics in the EU. State of play. Brussel: European Union, 2019, p. 1.
- 13.Geciteerd in: Pieter Jan Dijkman en Jan Prij, ‘Liever publieke dan multiculturele gerechtigheid’, in: Renée van Riessen en Jan Hoogland (red.), Multiculturele gerechtigheid. Een christelijk-wijsgerige visie in discussie. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2020, p. 149.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.