Christendemocratie en de aanpak van ondermijning
Samenvatting
Christendemocratische politiek pakt criminaliteit op twee manieren aan. Natuurlijk is een repressieve aanpak via opsporen, vervolgen en straffen noodzakelijk. Maar de christendemocratie wil vanuit haar visie op de mens als geroepen, relationeel, maatschappelijk en kwetsbaar wezen ook solidair zijn met iedereen die vatbaar is voor crimineel gedrag. Zíj zijn verantwoordelijk voor hun gedrag, maar wíj zijn ervoor verantwoordelijk om solidair naast hen te gaan staan.
Het is dinsdagmiddag. Groep 7 in een volkswijk, in een stad in Brabant. De klas is half leeg. Veel kinderen zijn ziek gemeld, maar ze liggen niet in bed. Ze knippen hennep bij Bertus, een buurtgenoot. Want er zijn veel handen nodig om te oogsten. En het verdient heel goed.
Het is zaterdagmiddag. De kantine van de voetbalclub is bomvol. Hoewel de vereniging klein is en sportief nooit veel heeft kunnen presteren, draait het eerste elftal mee aan de top van de ranglijst. Sinds vorig jaar. Toen zijn talentvolle spelers ‘gehaald’ door de nieuwe voorzitter, een succesvolle ondernemer uit een nabije stad. Niemand kent deze man echt goed, maar hij bulkt van het geld.
Het is zondagmorgen. Het is vroeg. Over de A2 rijdt een Audi richting Amsterdam. De auto is gestolen. Voorin zitten twee jonge jongens: 18 en 21 jaar. Op de achterbank ligt een geladen kalasjnikov, achter in de auto staat een jerrycan met benzine. Ze hebben een papier bij zich, met daarop een naam en een adres.
Christendemocratie en ondermijning
Hoe kan vanuit de christendemocratie aangekeken worden tegen de bestrijding van ondermijnende criminaliteit? Kunnen we hier nog uit de voeten met begrippen als ‘gespreide verantwoordelijkheid’, ‘publieke gerechtigheid’, ‘solidariteit’ en ‘rentmeesterschap’? Of is de ernst van die criminaliteit zodanig hoog dat die benadering – inclusief gedachten gebaseerd op subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring – even moet plaatsmaken?
Als Kamerlid met de portefeuille Justitie en Veiligheid probeer ik altijd uit te leggen hoe vanuit de christendemocratie aangekeken wordt tegen criminaliteit en de bestrijding daarvan. Het is belangrijk om telkens weer woorden te besteden aan ons watermerk, aan hoe wij als politieke stroming in het leven staan. Onze oplossing kan lijken op die van andere partijen, maar onze argumentatie niet.
Ik begin altijd met subsidiariteit. Ik leg uit dat veiligheid bij mensen zélf begint: door kinderen zo op te voeden dat eigen verantwoordelijkheid vooropstaat, door waarden en normen voor te leven, door ‘omzien naar elkaar’ in de praktijk te brengen. Het wordt pas echt onveilig in Nederland als we niet zelf goed hang-en-sluitwerk in ons huis aanbrengen, als ouders op oudejaarsavond niet met hun kinderen afspraken maken over het gebruik van vuurwerk, als we niet de moeite nemen om tijdens vakanties op de brievenbus en het huis van de buren te letten. Uiteraard dient pal achter die verantwoordelijke burger een actieve overheid te staan: de politie, het justitieel apparaat, maar ook de gemeente. Als de burger zelf in zijn mogelijkheden tekortschiet – en hoe zwaarder de criminaliteit is, hoe eerder dat het geval zal zijn –, moet hij kunnen vertrouwen op de politie als back-up.
Het wordt pas echt onveilig in Nederland als we niet de moeite nemen om tijdens vakanties op het huis van de buren te letten
Mens, waar ben je?
Onze kijk op criminaliteit en de bestrijding daarvan heeft veel te maken met ons mensbeeld. Hoe kijken wij als CDA’ers naar de mens, naar de ander, naar onszelf? En in wat voor samenleving komt die mens volgens ons het best tot zijn recht? Zou in zo’n samenleving de criminaliteit ook niet laag zijn?
Na dertig jaar werkzaam te zijn geweest binnen politie en justitie heb ik een vrij nuchter beeld ontwikkeld van de bestrijding van criminaliteit.
De repressieve aanpak daarvan zal altijd blijven bestaan en zal door digitalisering en internationalisering zelfs verder geïntensiveerd moeten worden. Nu al hapert onze strafrechtsketen fors. Het aantal taken en prioriteiten (terreur, ondermijning, bewaken en beveiligen, digitale criminaliteit) is zodanig toegenomen dat veel ‘gewone’ zaken blijven liggen. Dat gaat ten koste van het veiligheids- en het rechtvaardigheidsgevoel van burgers, en het kan leiden tot een vorm van privatisering van criminaliteitsbestrijding – en daarmee schaadt het aspecten van publieke gerechtigheid. Toch ga ik in dit artikel niet verder in op die even noodzakelijke als harde kant van de bestrijding van criminaliteit, al was het maar omdat zo veel anderen dat al doen.
Want ondanks mijn nuchtere overtuiging van het belang van repressie ben ik er ook van overtuigd dat wij als christendemocraten juist het onderscheid kunnen maken door méér dan dat na te streven; het bestrijden van criminaliteit omvat veel meer dan repressie. Een eerlijke, menselijke samenleving kan in hoge mate bijdragen aan het terugdringen van crimineel gedrag. En wat dan als ‘eerlijk’ en ‘menselijk’ wordt beschouwd, heeft veel te maken met ons eigen mensbeeld – en daar hebben wij als CDA’ers een ander verhaal te vertellen.
Ons mensbeeld staat mooi beschreven in het WI-rapport Mens, waar ben je?1 Ik kan iedere CDA-crimefighter van harte aanraden dat rapport nog eens goed tot zich te nemen, omdat daarin rake woorden staan die juist net die andere kijk, die andere argumentatie geven. Een paar noties uit dit rapport:
- De mens als geroepen wezen. De mens zoekt naar vervulling van zijn leven. Die vervulling is niet zozeer materieel als wel spiritueel. Het gaat om het zoeken naar bestemming en zin, en om het vinden van rust voor de ziel.
- De mens als relationeel wezen. De betekenis van het leven komt tot stand in de relatie met de ander. Zonder gemeenschappen van mensen zou ik als ‘ik’ helemaal niet bestaan.
- De mens als maatschappelijk wezen. Het realiseren van maatschappelijke waarden als rechtvaardigheid, solidariteit en verantwoordelijkheid hoort wezenlijk bij ons mens-zijn. Om dat mogelijk te maken moeten er maatschappelijke verbanden zijn (verenigingen, clubs, kerken, maar ook nieuwe verbanden) waarin de zorg voor elkaar en maatschappelijke verantwoordelijkheid vorm krijgt. Ontbreken dergelijke instituties, dan worden mensen op zichzelf teruggeworpen.
- De mens als kwetsbaar wezen. Ook wel: het zondige wezen. De christelijke traditie stelt niet de verdorvenheid van de mens centraal, maar de mogelijkheid tot vernieuwing. Ze erkent dat mensen vrij zijn om zowel te bouwen als te breken.
Een rechtvaardige samenleving
In ‘Samenvatting en vooruitblik’ stellen de auteurs van het genoemde waardevolle rapport het volgende:
‘Kwaad laat zich niet uitbannen door menselijke verhoudingen zoveel mogelijk in regels en procedures vast te leggen en te pogen alle mogelijke risico’s uit te sluiten. In tegendeel, het is een recept voor overbodige bureaucratie. Evenmin verdwijnt het kwaad uit de samenleving door zoveel mogelijk rechtvaardige structuren te creëren (een sociaaldemocratische neiging) en ook niet door mensen zoveel mogelijk vrijheid te geven en ze zoveel mogelijk te “ontplooien” (een liberale illusie).’2
Maar wat dan wel? Wat voor samenleving moeten we creëren om met elkaar veilig te zijn? Durven we verder te gaan, door onszelf in de strijd te werpen? De auteurs vervolgen:
‘Wie begint bij “laat wie zonder zonden is de eerste steen werpen”, erkent het falen van mensen, zonder de ander apart te zetten en af te schrijven. Juist het vermogen om gaven en gebreken serieus te nemen en verkeerde dingen verkeerd te noemen, zonder je boven een ander te stellen – dat vermogen is de voorwaarde voor een decent society. […] Dat maakt het mogelijk om geen permissive society van gedogen te worden waarin calculerende burgers de mazen van de sociale wetgeving en de ethiek opzoeken, maar een samenleving waarin mensen elkaar bij de les houden zonder de solidariteit, het onderlinge begrip en de compassie te verliezen.’3
Terug naar de voorbeelden
Laten we eens kijken of we deze gedachten kunnen toepassen op de casussen waarmee ik dit artikel begonnen ben.
Hennep knippen
Het eerste wat mij opvalt aan deze casus is dat ouders de schaamte voorbij zijn en meer waarde toekennen aan financieel gewin van vandaag dan aan een toekomst voor hun kinderen. Kennelijk is het verhaal, het ideaal van onze samenleving, namelijk dat scholing en een deugdelijk leven kinderen verder brengt, ingeruild voor een ander ideaal: rijk worden – of ten beste je hoofd boven water houden – door mee te doen aan criminaliteit.
Feit is dat de georganiseerde drugshandel schaamteloos gebruikmaakt van het gebrek aan weerbaarheid van specifieke bevolkingsgroepen. Er zijn wijken en bevolkingsgroepen die gedesillusioneerd afscheid hebben genomen van wat in mainstream-Nederland als fatsoenlijk burgerschap wordt beleden. Financieel en sociaal leven zij in een isolement, een isolement dat makkelijk misbruikt wordt door criminelen die zo zelf buiten schot blijven. Mensen zijn doodsbang om te vertellen wie hen heeft verleid om op zolder een hennepkwekerij te laten inrichten, maar ze zijn zelf wel de klos als de politie binnenvalt.
En laten we eerlijk zijn: vaak hebben wij – als onderdeel van ‘fatsoenlijk Nederland’ – zelf ook afscheid genomen van de mensen in deze wijken. We vertrouwen het de overheid toe om regulerend en repressief op te treden, maar zelf rijden we graag een blokje om. Kunnen we het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid echter wel helemaal aan die overheid overlaten? Is er niet méér nodig? Zouden we niet moeten werken aan het maatschappelijk (eer)herstel van deze medeburgers? Zouden we niet juist in die delen van Nederland moeten investeren in de voetbalclub, de scouting, de kerk, en maatschappelijke verbanden ondersteunen waarin en waarmee we deze wijken weer terugwinnen en vooral de bewoners weer zichzelf kunnen laten rehabiliteren? Dat kan bijvoorbeeld door actief vrijwilligers te werven die samen met de bewoners die maatschappelijke verbanden nieuw leven inblazen. Wie doet er mee?
Vaak hebben wij als ‘fatsoenlijk Nederland’ zelf ook afscheid genomen van de mensen in deze wijken
De voetbalclub
Verenigingen en clubs zijn eigendom van de leden. Met elkaar schraap je de centen bij elkaar, schilder je het clubhuis, sta je achter de bar, zorg je ervoor dat de jeugdteams getraind worden. Ook als de nood hoog is, moet je zorgen dat dat karakter bewaard blijft. Dat karakter drijft namelijk op de gedachte dat alle mensen gelijkwaardig zijn, dat de vereniging op termijn doorgegeven wordt aan een jongere generatie, en dat het niet om de winst gaat maar om het spel. Betekent dit dat je je als vereniging nooit mag verbinden met een sponsor, een geldschieter, een financiële redder in de nood? Nee, maar dat mag wel slechts gebeuren onder de voorwaarde dat het karakter van de club niet verandert, dat de leden de baas blijven.
De geplande liquidatie
De jongens in de Audi hebben niet door dat ze gevolgd worden. Vlak voordat ze willen toeslaan worden ze klemgereden en aangehouden. Hier past maar één ding: langdurig straffen. Want wie de keuze maakt om zich zo te verhouden tot een medemens, maakt ook de keuze om geen onderdeel te willen zijn van onze Nederlandse samenleving.
En tegelijkertijd reden hier ook twee slachtoffers: jonge gasten die gegrepen zijn door de mooie verhalen en het vele geld dat ze bij vaders, neven, bij rolmodellen zien. Jongens die weinig kansen krijgen in onze Nederlandse samenleving, al was het maar omdat ze de verkeerde achternaam hebben. In veel gevallen lijkt criminaliteit een seksueel overdraagbare ziekte te zijn, van vader op zoon.
We zullen wegen moeten vinden om die wetmatigheid te doorbreken. We mogen immers niet onverschillig staan ten opzichte van de toekomst van nieuwe generaties in ons land, zeker als het gaat om generaties jongeren die een grotere kans hebben om in de criminaliteit te belanden. In dit kader mag de vraag gesteld worden of we ons collectief niet veel actiever moeten bemoeien met de opvoeding van kinderen van veroordeelden, zeker van mensen die veroordeeld zijn voor zware criminaliteit. Te denken is aan het actief inzetten van civielrechtelijke jeugdbeschermingsmaatregelen, zoals ontzetting uit de ouderlijke macht van zware criminelen, of ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing van hun kinderen.
Moeten we ons niet veel actiever bemoeien met de opvoeding van kinderen van veroordeelden van zware criminaliteit?
Besluit
Het bestrijden van zware, georganiseerde, ondermijnende criminaliteit vergt in CDA-optiek een tweesporenbeleid. Een zeer belangrijk spoor is de repressieve aanpak: opsporen, vervolgen, detineren, afpakken van winsten. Mede door de tragische moord op een advocaat is dit in een stroomversnelling gekomen. We zullen de komende jaren fors moeten investeren, willen we het open, rechtvaardige land blijven dat we zijn - of denken te zijn.
Maar daarnaast kent de christendemocratische aanpak van criminaliteit nog een tweede spoor, namelijk dat van een visie op de samenleving, een visie op de mens en een visie op de daaruit voortvloeiende verhouding tot mensen die de wet overtreden of daar vatbaar voor zijn, waarin het woord ‘solidariteit’ centraal staat. Als we de mensen die het moeilijk hebben, die vatbaar zijn voor de verlokkingen van de criminaliteit, van ons af duwen en alleen laten, wordt de samenleving er niet veiliger op.
We moeten niet een straatje omrijden als we die ene wijk in onze stad of gemeente naderen, maar we moeten – zeker als CDA’ers – de wijk in, op zoek naar sociale structuren die versterkt moeten worden, naar mensen die nog de hoop hebben er iets van te maken. Letterlijk: mens, waar ben je? We moeten hen aanspreken op hun verantwoordelijkheid, maar ook zelf de verantwoordelijkheid nemen om naast hen te gaan staan. Zodat kinderen niet henneptoppen gaan knippen, maar in de klas zitten. Zodat de voetbalclub niet wordt overgenomen door vreemde snoeshanen. Zodat jongeren niet meer hun heil zoeken in het criminele circuit.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 0167-9155
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.